Zanglievende uitspanningen(1788)–Olivier Porjeere– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] De moederlooze wees. Stem: Bewaar mij, enz. Schutte, Gez. D. II. blz. 105. ô Zesplank! gij bedekt het overschot Van Moeder, mij zoo naauw aan 't hart gebonden! Vrijmagtig is uw handel, groote God! Die mij, een' slag, zoo zwaar heeft toegezonden! Maar ach! dit bonzend hart moet nu eens klaagen! Vervuld met stil ontzag voor uwe slagen. Die borsten, die ik, als een zuigling, zoog, Die armen, die mij zoo vol liefde droegen, Dat hart, die handen en dat moederoog, Mij minnend' kleedende met teêrdst genoegen, Die tong, die zugtend heeft voor mij gebeden, Die derf ik!.. Ach! mijn hoop is afgesneeden! [pagina 129] [p. 129] Waar ik mij keer in mijn beängste tent, Ik mis mijn voedster, mij, haar kind, ontnoomen! Help Heer! die mijn' bedroefden toestand kent! 'k Zal anders nooit mijn' ramp te boven koomen. Mijn Vaderlief! gij blijft mijn trouwe hoeder, Gij weent!... en ik beween een vroome moeder. Ontzachelijke God! dien 'k stil aanbid, Bewaar mijn tong voor zondig tegenspreeken; Gun mij, die eenzaam als een dakmusch zit, Eerbiedig, in uw' Zoon, dit af te smeeken, Dat ik, geneigd aan 't moederhart te kleeven, Nu moederloos - niet moedeloos moog' leeven. Vorige Volgende