Het beemdgras.
Stem: Nu eens uit de borst gezongen.
Schutte, Gez. D. II. blz. 1.
Groen bekleede Landpriëelen
Lokken mij in hunnen schoot,
Koetjes graazen, Kalfjes speelen,
Bij het gloeiënd morgenrood.
't Teder Beemdgras wenkt mijn' geest,
Die in 't Veldgroen goedheid leest,
Om mij lessen meê te deelen,
Daar de koetong scheerend snijt,
Voedzel van het Landtapijt.