Historisch verhaal, van 't gene tusschen den Synode Nationaal ende de geciteerde Remonstranten in ende buyten de synodale vergaderinghe is ghepasseert
(1649)–Eduard Poppius– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Eduardus Poppius Historisch Verhaal Van 't gene tusschen den Synodum Nationalem
| |
[pagina 2]
| |
nige andere Remonstrantsche Predicanten, om met advijs hem te dienen, ende na voorgaande communicatie met de Remonstrantsche Broeders van Uytrecht, die oock in den Synodo compareerden, te delibereren, wat ten opsichte van de gemeene sake der Remonstranten in den Synodo te doen ware, ende 't selvighe in 't werck te stellen. Tot Dordrecht ghekomen zijnde, hebben sy verstaan, dat in den Synodo al besloten was, eenighe Remonstrantsche Predicanten te citeeren, om binnen veertien dagen in den Synodo te compareren; ende dat onder deselvighe oock was D. Episcopius, niet tegenstaande dat hy te vooren van de Heeren Staten van Holland beschreven was, om als een ordinaar lit der vergaderinge te verschijnen. Dit alsoo zijnde hebben D. Episcopius ende d'andere Remonstranten, die by hem waren, overgelevert aan de Heeren, die van de Hoogh-mogende Heeren Staten Generaal gecommitteert waren op den Synodum sekere requeste, by welcke sy te kennen gavenGa naar margenoot+, dat sy ghekomen waren, ernste- | |
[pagina 3]
| |
lijck te begeeren, dat den Remonstranten mochte goeoorloft zijn, in behoorlijck aantal tot den Synode Nationaal te komen, hare sake te verhandelen, ende redenen van haar ghevoelen nopende de vijf controverse articulen te verklaren: versoeckende, ende met behoorlijcke eerbiedinghe ende ootmoedigheydt biddende ende smeeckende, dat den Remontranten mochte toeghelaten worden, selve uyt het midden van haar tot den Synodum te deputeren soodanighe, die sy souden achten de bequaamste voorstanders haarder sake te zijn; on-aangesien, dat eenighe der selver, souden moghen, ofte onlanghs voor den Synodum, ofte na dat het Synodus alreede aangevangen was, van hare diensten afghesettet zijn; op dat niet soude schijnen, dat de Contra-Remonstranten met voor-bedachte raet de Remonstranten berooft haden van alsulcke persoonen, die hun de meeste dienst konden doen, ende voor welcke de Contra-Remonstranten vreesden; midtsgaders, dat allen ende een yder der ghene, die van wegen de Remonstranten op den Synodum souden komen, sonder eenige ex- | |
[pagina 4]
| |
ceptie van persoonen, vry-geleyd soude vergunt worden, om te komen ende wederom wech te gaan. Belovende mede, dat, dese hare billijcke begeerte inghewillight zijnde, sy binnen veertien dagen souden schicken op den Synodum te verschijnen, met vertrouwen, dat de conferentie ende 't ondersoeck der waarheyt, welk soude by der handt genomen worden, tot merckelijck profijt van de Gemeynte ende van het Vaderlandt soude gedijen. Dit was de voornaamste inhoudt van't request: Doch het eerste deel van haar versoeck, namelijck, dat sy selve souden mogen deputeeren die gene, den welcken sy hare sake best vertrouden, werde hun afgeslagen: daer moesten verschijnen de gene, die het Synodus selve hadde belieft te nomineren. Ga naar margenoot+Aangaande het vry-geleyd werde geantwoort, dat onnoodigh was sulx te versoecken, overmits wy waren in een vrye Republijke; ende voorts, dat den gene, die geciteert wierden, niet een hayr soude ghekrenckt worden. Ende alsoo mondeling gesproken werde van D. Uytenbogaart, seyden ee- | |
[pagina 5]
| |
nige van de Heeren, dat het met hem een ander gelegentheyt was, en over sulcks hem niet konden verseeckeren; indien hy niet poltijcks onder de Leden hadde, hy mochte oock vryelijck komen, gelijck als wy. Hier op is gevolght, dat de citatiebrieven, daar mede dertien Remonstrantische Predicanten, die by het Synodus genomineert waren, ontboden werden om binnen 14. Daghen te compareeren, zijn uyt name van de Heeren Gedelegeerde ende van den Synodo afgevaardicht gheworden: aan yder van de geciteerde Predicanten werden gesonden twee missiven, d'eene van de Heeren, d'ander van den Synodo. De persoonen, die geciteert zijn, zijn nu bekent. Uyt Gelderlandt,Henricum Leo, Bernherus Vezekius; Uyt de Graaf, Henricus Hollingerus; Uyt Zuyt-Holland, Mr. Simon Episcopius; Joannes Arnoldi Corvinum; Bernardo Dwinglio; Eduardus Poppius; Theophilus Ryckewaart; Uyt Noord-Holland, Phi- | |
[pagina 6]
| |
lippum Pinacker; Dominicus Sapma; Uyt Over-Yzel, Thomas Goswinium; Assuerus Matthisius; Uyt de Fransche Kercke, Carolus Niellius. D'Inhoudt van beyde missiven komt ten principale over een: in somma zijnde sodanich, dat het Synodus Nationaal door last ende authoriteyt van hare Hog: Mog: beroepen zijnde, om tot der landen welvaren, der Ghemeynten ruste ende bevrediginghe der verbitterde gemoederen, de opgeresene Religions-verschillen, ende over sulcks eerst de vijf controverse articulen te examineren. Ende daar van te oordeelen noodigh hadde gheacht, eenighe Remonstrantsche Predicanten beneffens de twee, die van Uytrecht in den Synodo tegenwoordigh waren, uyt de respective Provintien te citeeren, gelijck sy gheciteert werden by desen, om binnen 14. Daghen op den Synodum te verschijnenGa naar margenoot+, ende haar gevoelen over de vijf gemelte articulen vryelijck voor te stellen, te verklaren ende te defenderen, soo vele sy konnen ende noodsakelijck achten: mitsgaders, dat sy in gheschrifte den | |
[pagina 7]
| |
Synodo souden overleveren hare consideratien over Confessie en Catichismus, so sy eenige hadden: dienende de citatie-brieven daar toe, dat niemand onwetentheyt praetendere, ofte klage yet van hare Ho. Mo. Nagelaten te zijn, dat tot vrede ende opbouwinghe der gemoederen behoort; dat oock die gene, die binnen 14. Daghen na 't ontfanghen der citatie-brieven niet soude verschijnen, soude gehouden worden sijn sake verlaten te hebben, ende aan wederhorigheyt schuldigh te zijn; dat mede daar door soude afgesneden zijn alle occasie, om namaals te disputeeren, te twijffelenGa naar margenoot+ ofte yet by andere tot quetsinghe der kercke in twijffel te trecken ende verschillen op te werpen, ofte eyndelijck yet, dat op Godts woort steunt, nadien 't selvighe wettelijck sal besloten zijn, te bestrijden. Dit was in summa d'inhout van de Citatie-brieven: dese waren gedateert den 16en Novemb. 1618. Na den nieuwen stijl; ende zijn den eenen vroeger, d'andere later behanidght. De geciteerde Remonstranten geneghen zijnde, om de waarheyt haar- | |
[pagina 8]
| |
der leere voor te staan, ende hopende na luydt van de citatie-brieven, dat sy in desen ter eere Christi hare conscientien souden mogen quijten, hebben na aanroepinghe des naams Godts haar bereydet, om ten bestemden daghe te compareren. Den 5en Decemb. Zijnde woensdag 's avondts zijn wij alle te samen tot Dordrecht gekomen. Den 6en Decemb. Hebben eerstelijck den Praeses van de Politijcken, ende daar na de Praeses van 't Synodus, Bogerman, laten aansegghen, dat wy alle tegenwoordig waren, met eenen te kennen gevende, dat wy noch niet voorsien waren van logimenten, ende eenige tijt van nooden hadden, om onse bagagie te schicken ende onse papieren, tot de onderhandelinge nodig, in ordre te stellen: billijck oordelende, dat ons daar toe eenige dagen vergunt souden worden. Wy werden niettemin een weynig voor tien uren ontboden, om te tien uren te compareren in den Synodo: alwaar ons werde van de Praeses Bogermannus aangeseyt, dat wy daaghs te vooren hadden behoort daar te | |
[pagina 9]
| |
zijn; doch, dewijle wy nu ghekomen waaren, dat het eerwaardige Synodus goet gevonden hadden, ons te ontbieden, op dat wy onse begeerte souden voorstellen. D. Episcopius heeft uyt onser aller name na voorgaande groetenisse ende wenschinge van Godts segen, geantwoordt, dat wy op 't bevel der geene, die wy geensins wilden gehoorsaamheyt weygheren, gecomen waren op den gesetten tijdt (alsoo de 14. Dagen noch niet verschenen waren ten aansien van sommige, die de citate-brieven later ontfangen hadden) om onse goede ende rechtvaardighe sake, die wy tot noch toe in goeder conscientie voorgestaan hadden, in die treffelijke vergaderinge voor te stellen, ende met redenen uyt den woorde Godts verdedigen: maar dat wy, daaghs te voren laat gekomen zijnde, hadden ghesonden eenighe om van onse komste ende gelegentheyt te bootschappen; niet soeckende uytstel van de handelinge, maar alleenlijck te kennen gevende, dat billijck was, dat ons eenighe tijdt werde vergunt, om ons van Logimenten te voorsien, ende | |
[pagina 10]
| |
onse papieren, mitsgaders andere saken te schicken, die tot de collatie ofte 't gespreck behooren souden; daar i nwy nochtans hen-lieden geen wetten wilden stellen, maar gaven 't selvighe geheelijck in haren handen, bereydt zijnde, om voorts tot de Collatie te komen. Na dien wy uytghestaan hadden ende weder ingeroepen waren, werde ons vande Praeses aangheseyt, dat het Synodus goet gevonden hadde, dat wy 's anderen daaghs, den 7en Decemb.souden verschijnen ende werck beginnen: doch dat het Synodus oock geoordeelt haddeGa naar margenoot+, datmen ons, dewijle wy mentie ghemaackt hadden van Collatie, waarschouwen soude, dat de meeninghe van haar Ho. Mo. Niet was, dat men collatie soude aanstellen, hoedanigh tusschen persoonen van gelijcke waardigheyt ofte tusschen partyen aanstelt, ofte oock hoedanige wy in Hollandt eenige gehouden hadden; dat wy der halven op den inhout van de citatie-brieven souden letten, en daar na onse actien reguleren. Is geantwoordt, dat wy door't | |
[pagina 11]
| |
woordt collatie niet anders verstonden, als de verhandelinghe van de sake, daar toe wy ontboden waren; doch dat op de maniere soude gelettet worden, als wy tersake selfs souden komen. Daar na hebben wy versocht, dat wy souden moghen by ons hebben in onse geselschap, om met ons in den Synodo te handelen, Simon Goulartius Fransche Predicant tot Amsterdam, ende sonderlinge Nicolaus Grevinchovius Predicant tot Rotterdam, dewijle haar beyder namen in sommige citatie-brieven uytgedruckt waarenGa naar margenoot+; ende dewijle Grevinchovius eerst daaghs te vooren, als de Remonstranten geciteert werden, van den dienst afgeset was. Is gheantwoordt, datmen 's anderen daaghs daar van handelen soude. Des na de middaghs hebben wy eenighe van de uytheemsche Theologanten gaan begroeten, en haar een brief gegeven uyt onser aller name, tot openinghe onser saken. Den 7en Decemb. Is ons aangheseyt, dat onse begeerte streedt met het besluyt der H.H. Staten GeneraalGa naar margenoot+, | |
[pagina 12]
| |
daar mede goet gevonden was, dat geen andere tot den Synodum souden geroepen werden, dan die in datelijcke dienst waren. Ende worde ons tot dien eynde een particuliere decreet der Heeren ghedelegheerde voorgelesen. Het decreet ghelesen zijnde, heeft D. Episcopius uyt onser aller name gedaan een oratie (die nu gedruckt is) tot voorbereydinge dienende, ontrent een ure duurende. Ge-eyndight zijnde, eysschte de Praeses, dewijle vele saken van ghewichte daar in verhaalt werden, dat men de Oratie den Synodo overgheven soude, op dat te beter geoordeelt mochte werden, uyt wat gheest de selve voort gekomen zy. Episcopius seyde, dat hy geen copie hadde, die net genoegh uytgheschreven was. De Praeses seyde, geeft dat ghy hebt. De Secretarius seyde uyt name van de Heeren, dat eenige dingen in de oratie gheseyt waren, die niet alleenlijck de Kerckelijcke, maar oock de Politijcke raackten, dat wy derhalven alle t esamen de oratie souden onderteeckenen, ende overleveren. | |
[pagina 13]
| |
Dit geschieden: wy onderteeckenden de copye, die Episcopius hadde, hoe-wel iet seer net geschreven, oock niet gecollationeert zijnde; ende gaven-se over. Doen vermaende ons de Praeses, dat wy souden bemercken de goedertierentheyt ende langhmoedigheydt des Synodi, Ga naar margenoot+daar in dat sy ons soo langhe oratie hadde hooren doen; welck wij niet hadden behooren te doen sonder te vooren oorlof ghebeden, ende de inhoud van de oratie bekent gemaackt te hebben. Darna heeft de Praeses voor gelesen het formulier van den eedt: welckes inhout was, dat sy alle ende yder swoeren, dat sy in desen, heyligen Synodo niet anders souden voor oogen hebben, als de eere Godts ende de vrede ende 't welvaren der Kercke, ende dat sy sonder alle voor-oordeelen ende menschelijcke affecten na Godts woordt alleen souden oordeelen. De Praeses dede eerst den eedt: daar na de Assessores ende Scribae, daar na de inlandtsche Professoren, Predicanten ende Ouderlingen, uytghenomen nochtans de Remonstrantsche | |
[pagina 14]
| |
Predicanten van Uytrecht, die nochtans oock Leden des Synodi waren, maar werden voor by gegaen. Is aanmerckelijck, dat dese eedt, die in Latijnsche tale voor ghestelt ende afheeyst werde, oock ghedaen is van Pierre du Pont, Ouderlingh van de Fransche Kercke tot Amsterdam, die gantsche niet van de Latijnsche tale verstont. Eyndelijck sprack de Praeses de uytheemsche Theologanten aan, ende beval het hare discretie, of sy den eedt willen doen; sommige deden de eed, sommige in plaatse van eedt een belofte. Dit geschiede in onse teghenwoordigheyt. Daar liep een gheruchte door de Stadt, dat Episcopius valschelijk hadde gehandelt, en ander oratie overgevende als hy gedaan hadde, om dat hy in het reciteeren de minute hadde voor hem leggen, ende de copye over gaf. De Heeren ghedelegeerde dat verstaan hebbende, ontboden Episcopium na de middagh by haar, ende vraaghden, of de copye, die hy overglevert hadde, t'eenemaal over en quam met | |
[pagina 15]
| |
't geene dat hy gereciteert hadde. Hy antwoorde; het konde wesen, dewijle hy de copye noch niet ghecollationeert hadde, dat een woordt ofte twee van de Amannuensis qualijck mochten geschreven zijn; maar dat hy niet wiste, ofte het quam in alles over een. De Heeren lieten daar na noch de minuten halen, ende collatie gedaan zijnde hebben bevonden te accorderen. Desen 7en Decemb. Is van het Stathuys tot Dordrecht gepubliceert, dat men niemandt, komende op den Synodum, soude naroepen ofte injurieeren, op arbitrale correctie. Den 8en Decemb. Heeft het Synodus gehandelt met de twee Remonstrantsche Predicanten, die van Uytrecht gedeputeert zijnde Leden des Synodi waren, om haar te beweghen, dat sy souden uyt den Synodo opstaan, ende haar voeghen by de geciteerde Remonstranten. Men drongh haar seer hardt, niet tegenstaande, dat sy meermaals aan boden, de selvighe eedt te doen, die de andere ghedaan hadden. Eyndelijck stelde men haar voor on- | |
[pagina 16]
| |
billijcke conditien, indien sy wilden blijven sitten. Daar door sy ten laatsten, siende de onbillijckheyt, ende genoegsaamlijck gheperst zijnde, zijn sy opghestaan ende hebben haar by ons gevoegt: haar namen zijn Isaacus Frederici, ende Samuel Naeranus. Soo zijn wy geworden 15 in getale. Den 10en Decemb. Heeft de Praeses, nadien hy de twee Uytrechtsche broeders de boven ghemelte oratie oock hadde doen onderteeckenen, opentlijck inden Synodo voorgestelt, dat Episcopius, als hem de oratie afge-eyscht werde, geseyt hadde, dat hy geen copye hadde, namaals bevonden zijnde, dat hy copye hadde; vermaande hem daaromme, dat hy voortaan oprechter soude handelen. Episcopius antwoorde, dat hy niet geseyt hadde, geen copye te hebben, maar, dat hy geen copye hadde, die net genoech uytgeschreven was: ende wees aan, gheen oorsake te zijn, waaromme hy daar in valsheyt gebruycken soude, (wy ghetuyghden mede, dat hy also geseyt hadde.) Ende seyde voorts, dat de Praeses hem notoire injurie aan dede. | |
[pagina 17]
| |
Daar na wilde de Praeses, dat wy tot de sake ten principale komen souden: wy versochten, te mogen seecker geschrifte voorlesen, tot der sake dienende, ende hielden so lange aan, tot dat het ons toegelaten werde. In dit schrift werden aengewesen 12 conditien, die tot een wettig Synodus vereyscht werden, (daar van wy te vooren in seeckere Remonstrantie van de H.H. Staten van Hollandt vertoog hadden gedaan) een van de conditien was, dat de partye in den Synodus niet moeste rechter zijn: wy bewesen, dat de in-landtsche Contra Remonstranten, die in den Synodo waren, onse geformeerde partyen waren, ende scheurmakers, daar toe wy verscheyden redenen by brachten, rondelijck haar sulcks in't aanghesichte aanseggende. Doch voor die tijdt excipieerden wy noch de uytheemsche. Daar was oock een conditie van het vry-geleyd. Dit schrift gelesen zijnde, hebben wy het onderteeckent ende overghegeven. Doe seyde de Praeses; het Synodus heeft met langmoedigheyt ghehoort | |
[pagina 18]
| |
uwe tweede oratie, daar in gy disputeert teghen de authoriteyt deses eerwaardigen Synodi: de Praeses van de Hereen seyde oock, dat wy alle ordre inde Kercke ende Politije souden perturberen, indien wy ons den Synodo niet onderwerpen wilden. Daar vielen vele discourssen, aangaande of dit Synodus onse richter konde zijn; wy hielden staande, dat sy partyen ende Scheurmakers zijnde, niet konden onse wettighe rechters zijn, in dese verschillen: seggende nochtans daar by, dat wy wel wilden toelaten, dewijle de Heeren Staten dat begeerden, dat het Synodus soude oordeelen, ende lijden 't gene ons over komen soude, maar geensins bekennen dat sy wettighe richters waren. Des selven daaghs na de middagh, heeft de Praeses ons, uyt last des Synodi, bitterlijck door-ghestreeken overmits het gemelte schrift; seggende, dat wy qualijck deden, derrende also verachtelijck spreeken van den eerwaardighen Synodo, ende de H.h. Staten Generaal als scheurmakers beschuldigen, daar wy nochtans hooft voor hooft gheciteert wa- | |
[pagina 19]
| |
ren ende geen coelum, ofte vergaderinghe maackten. Hy noemde ons jonghe lieden, etc. Werde van onsen 't wegen geantwoordt, ende aanghewesen, dat de Praeses, ons notoir ongelijck dede, segghende, dat wy hare Hog: Mog: van scheurmakinge beschuldichden. Doch de Praeses, liet ons niet uytspreken, maar viel inde woorden. Werde oock een decreet van de Heeren gedelegeerde ons voorghelesen, daar in ons geboden werde voort te gaan tot de sake selfs, ende den Synodo ghehoorsamen in alles, dat sy ons gebieden soude. Den 11en Decem. Hebben wy, oorlof eyndelijck verkreghen hebbende, ghelesen seecker schrift; daar in wy antwoorden op meest alle voornaamde deelen van de Synodale Censure, daar mede ons de Praeses door-gestreken hadden, ende protesteerden opentlijck, dat wy desen Synodum om veele redenen, niet hielden voor onse wettighe Richter, ende dat over sulcks haar oordeel geen ghewichte by ons ende onse Gemeynten soude hebben: begeerende dat dese | |
[pagina 20]
| |
onse protestatie aangenomen, ende onder de Synodale acten gestelt soude worden. Dit schrift ondertekent zijnde hebben wy oock overgegeven. Na de middagh heeft men ons niet binnen geroepen, maar men heeft in onse afwesen vergadert verscheyden beschuldingen tegen onse protestatie; oock getuygenissen tegen Episcopium aangaande sijn woorden, doen hy de boven ghemelte oratie overleverde. Men smeedde oock een bittere censure tegen ons; ende werde begeert op de uytheemsche, dat sy hare advijsen souden stellen over onse protestatie. Den 12en Decemb. Werde de selve seer bitterlijck ghestelde censure ons voorgelesen; insgelijcks oock de advijsen van alle de uytheemsche, die meest alle daar op liepen, dat onse Protestatie onbillijck was, ende dat wy behoorden ons den Synodum te onderwerpen. Doch sommighe waren moderater ingestelt, als andere. Werde oock een nieu decreet voorgelesen uyt name van de Heeren ghedelegeerde, daar mede ons gheboden werde den Synodo te ghehoorsamen, ende oock | |
[pagina 21]
| |
verklaart dat de Heeren onse protestatie van geener waarde hielden. Na de middagh; na dien seecker geschrifte, dienende tot verantwoordinghe Episcopius, aangaande sijne woorden in't overleveren der oratie, gelesen was (welck door langh aanhouden verkregen werde) sonder onse mondelinge ghetuygenisse daar van te willen hooren, overmits sy streden teghen het ghetuygenisse daar van te willen hooren, overmits sy streden teghen het getuygenisse des Synodi, werden wy gheperst, om, latende varen onse protestatie, tot de sake selfs te komen; wy versochten by geschifte, dat men ons soude geven copye, van de Synodale censuren, van de advijsen der uytheemse, ende van 't decreet, op dat wy de sake naarder met onse Conscientien mochten overwegen. Werde ons alles geweygert. Daar tegen perssede men ons, dat wy souden segghen, of wy het decreet van de Heeren wilden gehoorsamen, ofte niet: men wilde ons niet toelaten, dat wy buyten stonden, om ons te beraden, derwijle wy, soo sy seyden hooft voor hooft gheciteert waren. Eyndelijck lieten sy het ons toe, dat | |
[pagina 22]
| |
wy ontrent een quartier-uurs buyten stonden. Weder ingheroepen zijnde, hebben wy dit antwoordt by monde voorgestelt, ende in geschrifte overgegeven, behoudens onse Conscientie ende onse oordeel van desen Synodo, sullen wy onse gevoelen vande vijf articulen vryelijck voorstellen, verklaren, ende so veele wy nootsakelijck sullen achten, verdedigen. Als wy aldus bereyt waren tot handelinge van de sake selfs te komen, so heeft men van ons ghe-eyscht onse gevoelen by geschrifte. Wy hebben aangewesen, dat sulcks ons inde citatie-brieven niet werde opgeleydt; ende dat wy meenden, datmen soude een vriendelijcke conferentie by monde ofte by gheschrifte, ofte op beyderlye wijse over de verschilpoincten souden houden. Wy wesen oock aan, dat dit het bequaamste middel was, om de waarheydt te ondersoecken, de toehoorders te onderrichten, ende de ghemoederen te bevredighen. Ga naar margenoot+Het Synodus wilde hier toe niet verstaan, seggende de Praeses, dat het Synodus niet was by een gekomen om te confereren, maar om te | |
[pagina 23]
| |
oordeelen van onse ghevoelen: het welcke wy dan souden voorstellen, sonder ons met har ghevoelen te bemoeyen. Wy spraken hier langhe teghen, ende deden den toehoorderen verstaan, dat het Synodus weygerde in conferentie te treden met ons. Daar viel oock veel dispuyts over d'inhoud van de citatie-brieven, daar door ons toegeseyt werde, onse ghevoelen te sullen defenderen, soo veel wy konden ende noodtsakelijck achteden; het welck wy seyden op sulcke wijse, als ons nu voorgheschreven werde, niet te konnen doen. De Heeren seyden, dat sy uytlegghers van haar eygen woorden waren: wy antwoorden, dat de woorden selve hare uytlegginghe mede brachten. (Dit is meermaals voorgekomen, so dat eyndelijck de Heeren ons verboden, de citatie-brieven meerder op te halen.) Het was al te vergeefs. Wy moesten seyden sy, den Synodo geen wetten geven, maar wetten van haar ontfanghen. Eyndelijck, genoeghsaam blijckende haar onbillijckheydt hebben wy aanghenomen 's anderen daaghs onse gevoelen over 't 1ste Ar- | |
[pagina 24]
| |
tijckel Schriftelijck voor te stellen. Den 13en Decemb. Hebben wy de propositie van onse ghevoelen over't eerste artijckel voorgelesen, vervatende onse gevoelen van de verkiesinghe ende verwerpinge, welck wy waarachtigh hielden te zijn, ende oock des Synodi ofte der Contra-Remonstranten ghevoelen, welck wy verklaarden onwaarheydt te zijn. Het schrift gaven wy over, van allen onderteeckent zijnde. De Praeses was daer noch niet mede vergenoeght, maar om te weten, of wy by overstemminge gehandelt hadden, vraagde yder hooft voor hooft, of sijn ghevoelen in dat Schrift uytghedruckt was. Werde van allen geantwoort, ja. Den 14en Decemb. Seyde de Praeses ons aan, dat wy 's anderen daaghs souden voorstellen onse gevoelen van de 4 volgende artijckelen; met eenen ons vermanende, qualijck gedaan te hebben, dat wy niet alleenlijck onse, maar oock haar gevoelen voorgestelt hadden, ende dat wy niet behoefden van de verwerpinghe soo veel te spreken: men moeste spreecken, seyde hy, | |
[pagina 25]
| |
van de lieflijcke ende soete leere der verkiesinge. Derhalven hy ons vermaende, dat wy, in de volghende artijckelen alleenlijck onse ghevoelen souden uytdrucken. Wy wesen aan, dat wy behoorden nu voort te gaan, ende te verklaren het eerste artijckel, van welcke wy onse ghevoelen voorghestelt hadden; dewijle het billijck was, yder artikel na malkanderen af te handelen. Het mochte alles niet gelden: het Synodus hieldt daar op aan; ende de Heeren gheboden het ons. Wy hebben het aangenomen te doen, mits dat wy wat langher tijdt mochten hebben. Sy gaven ons tijdt tot den 17en Decemb. Den 17en Decemb. Hebben wy voorgelesen, seecker geschrifte, vervatende de propositie, ofte het voorstel van onse gevoelen over de vier volgende articulen: daar by oock ghevoeght waren 15 redenen, met welcke bewesen werde, dat wy soo wel haar ghevoelen, als't onse moesten voorstellen, ende seven redenen, waaromme van de verwerpinge niet minder, als van de verkiesinge moeste ghehandelt worden: mede eynde- | |
[pagina 26]
| |
lijck een verhaal van hare ongerijmde leeringhen, omwelcker wille de moeyte in't landt meest ontstaan was, met bygaande versoeck ende bede in Christi name, dat sy daar over met ons in onderhandelinghe komen souden; aanbiedende aan onse zijde, te bewijsen, dat haar leere de eere Godts nadeeligh, ende de godsaligheyt ten hooghsten schadelijck was. Dit schrift ghelesen zijnde, hebben wy alle onderteeckent ende overghegeven.De ordre eyschte nu, dat men voort soude gaan tot breeder verklaringe ende verdediginghe van alle de vijf articulen. Doch dit behaaghde het Synodus niet, maar betoonden weder een nieuwe ongestadigheydt: eyschende van ons, dat wy eerst souden overgeven onse consideratien over Confessie ende Catechismus. Wy wesen aan, dat dit was tegen de inhoudt van de citatie-brieven, ende oock tegen de Ordre, die hare Hog: Mog: gestelt hadden, om inden Synodo te volghen, namelijck, dat men eerst de vijf articulen soude afhandelen, en daarna tot andere saken komen. | |
[pagina 27]
| |
Hier over was een langh debat. Het Synodus wilde daar niet van aflaten, hoewel sulcke maniere van doen sommige uytheemsche oock mishaaghde. De Heeren ghedelegeerde geboden het mede: onse redenen gaf men gheen ghehoor. Men seyde, de Heeren quam toe te ghebieden ende ons te gehoorsamen. Men vraaghde ons yder hooft voor hooft, of wy in den Jare 1610. Consideratien in den Hage ghesonden hadden, ende of wy noch eenige hadden? Wy moesten noch dese disordre al mede volgen. Sy gaven ons eyndelijck daar toe vier dagen tijdts. Den 21em Decemb. Zijn wy gecompareert, bereyt om onse consideratien over de Confessie voor te lesen. Doch de Praeses wilde niet toelaten, dat wy die selve lesen souden: hy seyde, ghy hebt al oratien genoegh gedaen, 't sal u niet meer toegleaten worden: ghy sult uwe schriften overgeven. Ga naar margenoot+Wy hielden daar op aan, dat wy selve onse eyghen schriften mochten lesen: ende also't selvighe ons geweyghert werde, begeerden wy, men soude ons toe laten, de voor-reden van dese con- | |
[pagina 28]
| |
sideratien te lesen, in welcke wy verhaalden, wat onse ooghen-merck in 't overleveren van de consideratien was. Maar het mocht niet geschieden. Dewijle wy niet anders konden, soo gaven wy het schrift over. Maar doe was het noch niet te deghen; voor eerst mishaagde de Praeses, dat wy niet te gelijck overleverden de consideratien over de Catechismus; wy seyden, daar toe geen tijt gehadt te hebben; alsoo wy noch meer consideratien hadden over de Catichismum dan over de confessie. Daar na was hy te onvrede, dat wy alle te gelijck onse consideratien over gaven, ende niet yder voor sich selven in't bysonder. Onse eendracht was hem leedt. Wy hadden etlijcke in getale de consideratien onderteeckent, als de onse, de andere hadden die selve onderteeckent, als die sy waardig achteden, datse inden Synodo souden overwoghen worden. Hieromme bestrafte hy sommighe, die te voren geseydt hadden geen consideratien te hebben, ende nu alle de onse onderteeckent hadden. Sy antwoorden, dat sy | |
[pagina 29]
| |
met waarheyt geseyt hadden geene van selve te hebben, maar als sy nu de onse hadden hooren lesen, lichtelijck hadden konnen oordeelen, datse waardigh waren om inden Synodo overwoghen te worden; het welcke sy met de onderteeckeninghe betuyghden. De Praeses examineerde ons oock Hooft voor Hooft, of dese consideratien even de selve waren, die wy Anno 1610, in den Haghe gesonden hadden; oock aan wie wy-se doen ter tijt gesonden hadden; ende ofse daar noch waren; of alle, die wy doen gesonden hadden, in dese vervatet waren; ende, also hy verstont, dat wy voor desen dese consideratien in't rouwe beworpen hadden, vraeghde hy, waar dat bewerp was; Item, of wy geen meer consideratien hadden. Wy antwoorden op alles na ghelegentheyt. Hier op worde al wederom een decreet voor gelesen, daar in verklaart werde, dat wy qualijck hadden gedaan, onse consideratien niet yder alleen overgegeven hadden. Wy eyschten copye van't Decreet; | |
[pagina 30]
| |
op dat wy het mochten examineren, ende op den sin letten. Een van de Heeren seyde, het komt u niet toe, onse decreten te examineren. Wy antwoorden, dat alle decreten van menschen examinabel waren. Daar na werde ons opgeleyt, dat wy op den 27en Decem. Onse consideratien over de Catechismum souden overgeven, ende yder voor hem selven; vele of weynighe na gelegentheyt der sake. Den 27en Decem. Hebben wy onse Consideratien over de Catechismum overgelevert met een voor-reden; sonder die te moghen lesen. Sy waren van seven ondertekent, die te samen alle de selve consideratien hadden. Sommige gaven voor haar selven weyniger over. Sommige gene. Eene, die gantsch gene overleverde, seyde niet te min, alle de onse voor de sijne te kennen: doen deed men hem de selve onderteeckenen; 't welck te voren qualijck ghenomen was, dat wy het selvighe hadden gedaan. De Praeses vraaghde ons wederom hooft voor hooft, of dese de selve consideratien waren, die wy Ao. 1610. | |
[pagina 31]
| |
overghelevert hadden, ende of wy geen andere hadden. Daar op van allen geantwoordt. Het Synodus hadde haar selven inghebeeldet, dat sy in dese consideratien veel stofs vinden souden, om ons te acherhalen, ende om te connen betoonen dat wy in veel andere puncten van de Kercke verschilden, als in de vijf articulen, maar bevonden, dat hare inbeeldinghe ende hope ydel was. Als onse Consideratien over de Catechismum in-ghegheven waren stonden op de Theologanten van de Paltz; Ende seyden last te hebben van den Keurvorst, dat sy neerstigh souden daar op acht nemen, indien yets teghen hare Catechismum voor viel; Begeerden derhalven, datmen haar onse consideratien in handen souden bestellen; beloovende op alles te antwoorden, ende haar antwoort 't oordeel des Synodi te onderwerpen. De Praeses seyde, dat daar in sonder hen lieden niet soude ghedaan worden. Maar wy hebben noyt van eenigh antwoordt gehoort. Dit gedaan zijnde, was de tijt ge- | |
[pagina 32]
| |
boren, dat sy ons moesten laten voortgaan tot verklaaringe ende verdediginghe van de vijf articulen: Maar in plaatse, datmenons in desen soude toelaten die vryheydt, die ons toe quam ende belooft was in de citatie-brieven, heeft de Praeses een moeyelijck dispuyt gemoveert, aangaande de vryheyt, die hy ons meende toe te behooren. Wy hielden staande, dat ons toequam de vryheyt, om onse ende haar gevoelen te verhandelen; Oock soo wel van de verwerpinge, als van de verkiesinge te spreecken; alles, soo veel wy konden ende nootsakelijck achteden na luyt van de citatie-brieven sonder in desen van onse partyen; wetten te ontfangen, wat wy spreken ofte swijghen souden: dewijle andersins onse goede saacke ende de waarheydt souden gheprejudiceert worden; alsoo wy wel wisten, dat sy ons niet souden toe-laten van de verwerpinge ende andere ongerijmde Leeringhen soo veel te spreken, als noodigh soude zijn: en dat van yder artikel na malkanderen. De Praeses daar-en-tegen oordeelde, dat den Synodo toequam onse | |
[pagina 33]
| |
doen te bepalen; dat wy behoorden van onse gevoelen te spreecken, ons niet bemoeyen met ander lieden ghevoelen: Dat daar van moghelijck wel mede soude ghesproken worden. Dat wy van de verwerpinghe oock souden spreken so veel het Synodus soude goet vinden. Als wy seyden, dat wy sulcke maniere van doen niet konden volghen van Conscientie wegen, om datse de waarheyt schadelijck soude zijn, antwoorde de Praeses, dat de Heeren ende het Synodus haar Conscientie oock hadden. De Praeses van de Politijcke seyde, dat de Remonstranten toequam, te ghehoorsamen ende niet tegen te spreken: Dat de Heeren souden soecken hare authoriteyt te bewaren. De Praeses des Synodi soeckende van ons ontslagen te zijn, stelde ons dese vrage voor, of dan onse voornemen was, uyt den Synodo te scheyden indien wy de vryheyd die wy eyschen, niet konden verkrijgen. Hier van worden wy hooft voor hooft alle ghevraaght, ende hebben, d'eene met minder, d'ander met | |
[pagina 34]
| |
meerder woorden alle gheantwoort, dat wy gekomen zijnde, om de waarheydt te verdedighen, niet konden van Conscientie wegen anders handelen. Wy werden ten anderen –male over de selvighe saacke ghevraaaght: ende hebben op gelijcke wijse geantwoort. In dese onderhandelinge viel voor, dat een van de onse gevraaght zijnde in sijn antwoort onder anderen seyde, datmen [primo] ten eersten van de verwerpinge moeste handelen, terstond daar by voegende, dat hy door de woorden ‘ten eersten,’ verstont ‘voornemlijck’, bekennende, datmen andersins eerder van de verkiesinghe, dan van de verwerpinghe handelen moeste. Dit werde seer verkeerdelijck genomen, ende ons allen geimputeert als of onser aller meeninghe was, dat de handelinghe van de verwerpinge moeste voorgaan voor de handelinghe van de verkiesingheGa naar margenoot+. Men liet hier over de uytheemsche hare advijsen segghen. Nochtans was dit van niemandt, veel min van allen | |
[pagina 35]
| |
geseyt. Dan dit was haar gewoonte, als yet van ymandt onder ons tot gemeene voordeel gheseyt werde, soo moesten wy hooren, dat wy capitatim, ofte hooft voor hooft geciteert waren, ende geen vergaderinghe maackten: maar als yet gheseyt werde, dat sy eenighsins konden misduyden, so moeste 't gene van een geseyt was, ons allen ten laste gheleydt worden. Na lange handelinge liet men ons buyten staan; als wy weder ingheroepen werden, werde ons voorgelesen een decreet des Synodi, in summa van desen inhoudt: overmits de Remonstranten etlijcke malen geseyt hebben, dat sy niet konnen van conscientie wegen met den Synodo handelen van aar eygen gevoelen, ten zy hen toeghelaten werde oock te bevechten ander Lieden ghevoelen van de reprobatie, so veel als sy nootsakelijck achten: soo verklaart het Synodus, datmen te sijner tijdt ende plaatse handelen sal van de reprobatie ofte verwerpinghe, soo veel de Synodus oordeelen sal, dat ter eere Godts, tot stichtinghe der | |
[pagina 36]
| |
Gemeynte, en ruste der zielen van noden sal zijn. Maar soo veel de maniere ende ordre aangaat, oordeelt het Synodus, dat haar toekomt opsicht te nemen, ende dat de Remonstranten den Synodo gheen wetten mogen voorschrijven. De Praeses vande Politijcke las oock selve voor een decreet van de Heeren: daar in sy verklaarden, seer qualijck te nemen, dat de Remonstranten hare decreten niet ghehoorsaam waren; derhalven als noch te willen ende te ghebieden, dat sy sonder uytste souden ghehoorsamen, ten ware dat sy als wederhorighe wilden ghehouden en arbitralijck, oock politijckelijck, ghestraft worden. Ga naar margenoot+ Als een van den onsen daar op wilde yet antwoorden, seyde de Praeses van de Politijcke, de Heeren willen gheen meerder teghen-spreecken lijden. So gingen wy henen. Den 28en December hebben wy uyt aller name den Synodo toeghesonden seecker gheschrifte, by forme van missive, houdende aan | |
[pagina 37]
| |
het gheheele Synodus, daar in wy verklaarden, niet te konnen van conscientie weghen het Synodaal decreet ghehoorsamen. Dit schrift werde ontfanghen, maar voor die tijdt niet openbaarlijck voorghelesen. Daar na werden wy ontboden: ende als wy binnen quamen, werde ons van de Secretaris een nieuw decreet uyt der Heeren name voorgelesen; van desen inhoudt: De Heeren gecommitteerde van wegen de Hoogmogende Heeren Staten Generaal, na de authoriteyt, die sy hebben, verbieden, dat voortaen geen Schriften der Remonstranten, teghen hare decreten gestelt, sullen inden Synode gelesen worden; ghebieden oock den Remonstranten, dat sy door haar achter blijven den Synodum niet ophouden, mitsgaders dat sy op de vragen sullen oprechtelijck ende sinceerlijck antwoorden. Dit gelesen zijnde vraeghde ons de Praesis Synodi, of wy wilden het decreet ghehoorsamen. Werde geantwoort, dat wy op geen andere wijse konden voortgaen, dan die welcke wy te vooren voorghesteldt, ende | |
[pagina 38]
| |
oock in onse schrift uytgedruckt hadden. De praesis dreef, datmen ons vryheyts genoegh gaf; datmen niet op onse conscientien alleen acht moeste nemen; datmen onse conscientien niet beswaarde; ende dat wy, so dickmaal wy ons beriepen op onse conscientie, de Heeren injurieerden, als of hare Eden. Yets gheboden, dat tegen conscientie zy. Ende alsoo soch de Praeses doorgaans ons hatelijck te maken by de Heeren gedelegeerde. Wy hielden staande, dat wy niet konden op die maniere handelen, dewijle dat onse vryheyt onbehoorlijck bepaalt werde, staande altoos aan't Synodus hoe veel dat wy spreecken, of swijghen souden: Ende dat door sulcke maniere van doen (voornemelijck dewijle de Synodus onse partye was) de alder beste saacke wel konde verdorven worden. Wesen oock aan, dat de billijckheyt der wetten eyschte, dat niet alleenlijck op de conscientie van den uytghever, maar oock op de conscinetien der geene, die de wetten moeten gehoorsaamen, gelettet werde. Werde oock verhaalt, | |
[pagina 39]
| |
datmen ons niet behoorde qualijcker af te nemen, dat wy op sulcken voet niet konden voort gaan, als het afgenomen is den Contra-Remonstr. Als sy inde Haaghsche Conferentie, niet tegenstaande het contrarie ghebodt van de Heeren Staten van Hollandt, weygerden haar gevoelen van de Reprobatie te verklaren, liever willende de conferentie onder-laten. Festus seyde, dat hun niet geboden was, de verklaringe te doen: Dit bevestgde oock Schout Muys: Maar sy werden beyde genoeghsaam overtuyght uyt het request, doen ter tijdt by de Contra-Remonstranten selve aande H.H. Staten van Hollandt overgelevert. Desen allen niet tegenstaande bestondt de Praeses, ons te examineeren, ende stelde dese vraghe voor, of wy de articulen inden Haghe overgelevert bekenden voor de onse, ende namelijck het eerste artijckel, welck hy voor las. Op dese vraghe wilde hy dat wy antwoorden souden, ende sprack daarom yder hooft voor hooft aan. Werde van allen gheantwoordt, dat | |
[pagina 40]
| |
wy niet konden afwijcken van de meeninge, die wy in onse schrift hadden uytgedrukt, ende dat wy van conscientie wegen niet conden op dese ende diergelijcke vragen antwoorden; siende dat ons daar door de behoorlijcke vryheydt om de waarheyt na eysch voor te staan, ontnomen werde: niet achtende, dat het Synodus ons soude toelaten, soo vele sy oordeelen souden tot stichtinge te behooren; Dewijle wy wisten, dat sy de handelinge vande reporbatie onstichtelijck oordeelden; welcke nochtans nodigh was. D'Eene antwoorde met weyniger, d'ander met meerder woorden; alle in eenen sin. Poppius seyde; wy hebben onse meeninghe uytgedruckt in't schrift, dat wy op huyden overgelevert hebben; men overwege dat, ende antwoorde dar op: door autoriteyt wordt onse conscientien niet voldaan. Ick wil liever alles lijden, wat my menschen konnen aen doen, als dat ik op sulcke vragen tot nadeel van de waarheyt soude antwoorden. Sy sochten door dese vraghen ons te verstricken, te verwerren, ende tegen malkanderen te stellen, ende son- | |
[pagina 41]
| |
derlinge ons te verhinderen, dat wy niet al souden segghen, 't gene wy te segghen hadden, ende daar sy voor vreesden: inder daat nu aanstellende Paedagiam Collationem een alsulcke collatie, als sy te voren gheseyt hadden, niet te willen toelaten. Men belaste ons uyt te gaan. Weder ingeroepen zijnde vraaghde men ons, of wy noch volherdeden in onse voorige meeninghe? Wy antwoorden ja. Sy gaven ons tijdt, om ons te bedencken tegen 4 uren na de middagh, wy antwoorden, geresolveert te zijn, ende niet anders te konnen doen. Daar op liet men ons gaan, met bygaande last van de Heeren, dat wy sonder consent niet souden uyt de Stadt gaan. Ga naar margenoot+ Den 29en Decemb. Hieltmen ons wederom voor, dat wy souden het decreet des Synodi ghehoorsamen: ende tot dien eynde worde voorghelesen seecker verklaringhe van het bovengemelte Synodaal decreet: welcke verklaringhe sy den 28en na de middagh hadden gestelt: Sy scheenen ons met woorden wat naarder te komen, ende ons yet meerder toe te | |
[pagina 42]
| |
geven, dan het was inder dat het selvighe. Men las ons oock voor de advijsen van de uytheemsche Theologanten, in welcke meest alle gejustificeert werde het Synodaal decreet, ende wy als weder-horighe gecondemneert: vele gantsch ongherijmde saken, ende hevige woorden hoorden wy in dese advijsen. Weynighe dan noch haar advijsen soo ingestelt, dat wy niet ongenegen souden geweest hebben, om die te volghen, ten ware het Synodaal decreet ons inden wege hadde geweest. Wy versochten copye van de verklaringhe over het Synodaal decreet, mitsgaders van de advijsen der uytheemsche, om alles naarder te overwegen. Het werde ons gheweygert: ende in plaatse van dien perste men ons, om datelijck te antwoorden, of wy wilden gehoorsamen of niet. De Heeren brachten by tot reden, dat eenige den hare moesten gaan na den Hage, die oock aan hare Hog: Mog: rapporteren souden van onse comportement. Wy daar-en-teghen betuyghden niet te konnen also in haaste antwoorden, ende te meerder, dewijle | |
[pagina 43]
| |
rapport soude gedaan worden aan de Hooge Overigheyd: versochten derhalven copie,ende tijdt, om schriftelijck te moghen antwoorden; ende daar bleven wy by, dewijle de billijckheyt, ende 't gewichte van de sake sulcks vereyschte. Eyndelijck ordonneerden de Heeren, dat men ons copie van het Synodaal decreet, ende van de verklaringhe des Decreets, mitsgaders tijdt tot ses uren 's avondts: het was doen over twee uren na de middagh. Wy klaaghden, dat de tijdt te kort was; Doch het konde anders niet zijn, Bogermannus de Praeses nam 't qualijck, dat ons soo vele van de Heeren vergunt werde: want hy seyde, ick sorge, dat de macht van de Overigheyd onder de voet ghetreden sal worden; maar ick sal my schicken tot patientie. (Also wilde hy schijnen bekommert te zijn voor de conservatie der authoriteyt van de Overigheyt, die alle sijne saacken daar henen richtede, om door de authoriteyt van de Overigheydt ende van 't Synodus ons ende de waarheyt te onderdrucken. Hy hadde ons gaar- | |
[pagina 44]
| |
ne terstont uytgeworpen.) Wy gingen alsoo henen, de copye ontfanghen hebbende, met last, om met ja ofte neen te antwoorden. De Praeses (moghelijck vreesende, dat wy uyt het decreet en de verklaringhe des selven sijn meeninghe niet souden konnen verstaan) sonde ons noch na seeckere vrage by geschrifte, door Faukelius Assessor Synodi, dewelcke met een van de onse, dien hy de vrage over leverde, sprekende, seyde hy, dat wy ex superabundanti, ofte ten overvloet van den Synodo gheciteert waren, also het Synodus stoffe ende redens genoegh hadde, om ons te oordeelen uyt onse boeken. Daar uyt men konde af-nemen, dat het Synodus gaarne van ons hadde ontslagen geweest, niet anders soekende, als dat sy ghemackelijck uyt onse boecken onse ghevoelen na haar eygen appetijt souden konnen veroordeelen: niet teghenstaande, dat wy dickmaal betuyght hadden, dat de ghedruckte boecken ons allen niet angingen, ende dat wy meerder te segghen hadden, dan inde boecken stont; oock dat wy vaardigh waren | |
[pagina 45]
| |
in communicatie ofte dispuyt met hen te komen. De ghemelte vrage luyden aldus: Of de Remonstranten verstaan, dat haar alsulcke vryheyt om haar gevoelen voor te stellen, te verklaren, te verdedighen, oock andere gevoelens te bestrijden, moet toeglaten worden, die met gene Wetten der Gedelegeerde van hare Ho:Mo: noch van den Synodo bepaalt ende omschreven zy, maar die alleenlijck van hare conscientien gehouden werde billijk ende genoeghsaam te zijn. Wy dese vraghe aan een zijde stellende, hebben ghelettet op het Synodaal decreet ende verklaringe des selven, ende na aan-roepinghe des naams Godts ende rijpe deliberatie nae ghelegentheydt van die korte tijdt dit antwoort by gheschrifte ghestelt: Indien 't ons door den Synodum niet is gheoorloft anders, dan simpelijck met ja ofte neen dit haar decreet ende de verklaringe daar over te onderteeckenen: Soo segghen wy simpelijck, dat wy noch blijven by 't antwoort, op gisteren schriftelijck den Synodo overghelevert. Maar, indien ons vergunt wordt ('t welck | |
[pagina 46]
| |
wy gantschelijck meenen ons te behooren toeghelaten te worden) onse meeninghe volkomender te verklaren, soo antwoorden wy kortelijk aldus: Wy sullen onse ghevoelen over yder artijkel ten vollen ende duydelijck by gheschrifte verklaren, ende dat eerst van de verkiesinge, daar na van de verwerpinge; ende sullen 't selvige op gelijcke wijse verdedigen, ende 't contrarie ghevoelen der Contra-Remonstranten, ghelijck oock der gener, die sy voor recht-sinnighe houden, in elck artijckel duydelijck voorgestelt, wederleggen. By aldien dan noch gheoordeelt sal worden, datter yets aan onse verklaringhe ende verdediginge soude moghen ontbreken, so sullen wy schriftelijck van gelijcken antwoorden op de vraghen, die van de E. Praeses sullen mogen voorgestelt worden, ofte, soo het de sake lijdt, mondelingh, door die gene, die wy selfs daar toe bequaamst sullen achten; d'andere sullen kortelijck te verstaan geven, wat sy daar van oock gevoelen. Ende op dat dese vryheydt niet en schijne onbepaalt te zijn, soo beloven wy, dat wy inde verhandelinge sodanige wijse sullen houden, de welcke gantsch geen ghemenschap en sal hebben met eenige dertele ongebonden- | |
[pagina 47]
| |
heydt, om alles, wat het zy, sonder oorsake, vrucht ofte stichtinghe voor te stellen, te disputeeren, ende te cavilleren. Doch op dat de Actien ofte handelinghen over hare rechte ende behoorlijcke tijdt niet en werden geprotraheert ofte uytgetrocken, so sal het den Ed. Heeren Gedeputeerde van de Hog: Mog: H.H. Staten General toestaan ordre daar over te stellen: die wy oock hopen, dat ons na hare billijckheyt, discretie ende voorsichtigheydt geen behoorlijcke tijdt, om onse Schriften in te stellen ende ghereedt te maken, en sullen weygeren; den welcken op dat onse maniere van doen moge behaghen, wy ons beneerstigen sullen. Dit antwoordt ghereedt hebbende zijn wy ter bestermder ure ghekomen inden Synodo; begeerende onse antwoordt selve te lesen/ doch dat werde ons niet toeghelaten: onderteeckent zijnde van ons allen gaven wy het in handen van de Praeses. Die las het alleen in stilte,; daarna de Assessoris ende Scribae, oock de Heeren. Doen wederom de Praeses met de sijne: soo dat ontrent een ure langh stilte was in den Synodo; ende de Praeses ontverfde in sijn aangesichte, sonder twijf- | |
[pagina 48]
| |
fel, omdat hy niets in het antwoort vonde, dat hy met eenigen glimp bestraffen konde. Eyndelijck worde het opentlijck gelesen: ende doe voer de Praeses in bitteren toorn teghens ons uyt; ende vraaghde ons, wie wy daar door verstonden, als wy in't antwoordt seyden, dat wy de rechtsinnige Leraars souden weder-legghen: dar op alsoo wy antwoorden, dat 't gheen tijdt was, daar van doe te spreecken, maar dat die selvighe souden van ons ghenoemt worden, als wy tot de saacke selfs souden komen; dat het nu genoegh was, te verstaan te geven, dat wy geen andere Leeraars souden voortbrenghen, als die sy selve voor rechtsinnige hielden: so seyde de Praeses in toorne; ghy sultse nu noemen, of ick salse noemen: het zijn die salige zielen, ende die dappere helden Zwinglius, Calvinus, Beza, Martyr, Piscator, &c. Ga naar margenoot+ Dese wilt ghy ten toone stellen. Dit aldus uytgheboldert zijnde, welck wy met lijdsaamheyt ende verwonderinge aanhoorden, werde ons gheboden uyt te staan: ende in onse absentie badt de Praeses de Synodus ende de Heeren, | |
[pagina 49]
| |
dat sy hem wilden ten besten houden, dat hy soo ontstelt hadde gheweest, overmits hy niet lijden konde, dat wy so uytnemende mannen schavotteren soude, voorts vergaderde hy advijsen teghen ons, de welcke seer bitterlijck ende hevighlijck van meeset alle gegeven werden. Als wy weder binnen stonden, werde ons opgheleyt (als of onse antwoort niet klaar ghenoegh was) dat wy met ja ofte neen op het Synodaal decreet souden antwoorden: wy seyden alle ende yder in't bysonder, dat wy bleven by onse gegevene antwoort. De Praeses Politicus seyde ons aan, dat eenighe van de Heeren na den Haghe soude gaan, ende hare Hog: Mog: aandienen, hoe hartneckigh wy waren; ende van hare hog: Mog: hooren watmen met ons doen soude; doch dewijle 't antwoort verwacht werde, dat niemandt van ons hem soude vervorderen buyten de Stadt te gaan, ende geensins in eenighe nabuur-plaatsen te leeren. Te desen selvighe tijde, dewijle wy buyten stonden, seyde de Praeses | |
[pagina 50]
| |
Bogermannus, dat hy niet twijffelde of wy hadden een rugghe, daar op wy vertrouden; doch wat het was soude haast openbaar worden, dewijle niet moghelijck was, dat Godt de vierighe gebeden des Synodi niet soude verhooren. Den 2en januarius 1619, 's Avonts zijn de Heeren uyt den Haghe weder gekomen. Den 3 en Jan. 's morgens, zijn eenige van de onse gegaan by de H.H. Gecommitteerde, ende hebben daar overgegheven een tamelijck langh schrift, daar in wy uyt de natuurlijcke billickheydt ende uyt vele klare ghetuygenissen der H. Schrifture bewesen, dat wy van Conscientie weghen het Synodaal decreet niet konden gehoorsamen. De Heeren ontfangen ende ghelesen hebbende het Schrift, gaven ons tot antwoordt datter niet nieuws in was, ende dat wy ons souden moeten voeghen na het decreet vande H.H. Staten Generaal, welck ons inden Synodo soude voorghelesen worden. Niet langhe daar na werden wy | |
[pagina 51]
| |
ontboden, om inden Synodo te compareeren. Alwaer ons (twee van de onse absent zijnde) van de Praeses der Politijcke voorgelesen werde het decreet vande H.H. Staten Generaal, ende dat in duytsch: d'inhoudt was: dat de H.H. Staten in tegenwoordigheydt van sijn Excelentie ende sijn Genade Graaf Wlhelm ghehoort hebbende het rapport van de Heeren ende Predicanten by den Synodum af-ghesonden, namelijck alle Acten en activaten, decreten, bevelen, interlenatoiren aan de Remonstranten ghedaan, oock der Remonstranten Protestatien, exceptien, dilayen; mede hebbende hooren lesen de advijsen van de uytheemsche Theologanten; oock het laatste Synodaal decreet, ende 't laatste antwoort der Remonstranten op 't selvige, hebben gheapprobeert het Synodaal decreet, ende belasten de Remonstranten, dat selvighe te ghehoorsamen; daar toe sy ernstelijck noch souden vermaant worden; ende of sy noch niet wilden ghehoorsamen, dat sy haar niet te min souden binnen Dordrecht houden, ende van daar | |
[pagina 52]
| |
niet vertrecken sonder schriftelijck Acte van consent te hebben van de H.H. Gecommitteerde; ende dat sy, soo disckmaal sy geciteert souden moghen worden, Ga naar margenoot+ sullen verschijnen inden Synodo, ende rondelijck antwoorden: Soo dan noch de Remonstranten voortgaan in hare onghehoorsaamheyt, dat sy niet alleenlijck kerckelijcke censuren souden onderworpen zijn, Ga naar margenoot+ maar dat men oock politjceklijck teghen haar handelen soude, als tegen Contra-venteurs vande Hooge Overheyt, ende Conculcateurs van de publijcke authoriteyt. Dat niet te min het Synodus soude moghen voortgaan tegen de Remonstranten te handelen, ende van hare sake oordeelen uyt hare Schriften. Dit is in efecte d'inhoudt: want de copije daar van is ons niet vergunt. 't Selvighe decreet werde oock terstont in 't Latijn ghelesen, om der uytheemsche wille. Dit gedaan zijnde, seyde de Praeses Bogermannus, tot ons: Wy hebben tot noch toe tot de sake ten principale niet konnen komen; nu hopen wy, dat wy daar toe komen sullen. So sal u | |
[pagina 53]
| |
dan believen op de vraghen te antwoorden; ende voor eerst: of ghy die Artijckelen, die ghy in de Haagsche Conferentie verdedight hebt, als noch voor de uwe houdt, ende eerstelijck het eerste Artijckel; ende met eenen liet hy dat Artijckel oplesen. Hy eyschte Antwoordt van een yder, ende dat men so langhsaamlijck spreken soude, dat alle woorden mochten geschreven worden. De summa van aller antwoordt was, dat wy van conscientie weghen niet konden afwijcken van onse laatste antwoordt. Poppius antwoorde in forme alsoo: Met behoorlijcke eerbiedinghe tot de Hooghe Overigheydt antwoorde ick, dat ick de Alderheylighste name Godts dickmaal ende ernstelijck aangeroepen, ende de gheheele sake neerstelijck in mijn ghemoedt overwoghen hebbende, niet kan van onse laatste antwoort afstaan: daar van wy op huyden den H.H. Gecommitteerde van de Staten Generaal redenen vertoont hebben, op welcke mijn conscientie noch rustet: verseeckert zijnde, dat ‘tgeene ick doe Gode Almachtigh ende mijn Heere Je- | |
[pagina 54]
| |
su Christo behaghen sal. Also by verscheydene mentie ghemaackt werde van de redenen, die wy de Heeren overgelevert hadden tot bewijs, dat wy van conscientie weghen niet anders doen konden, so hebben de Heeren onse Schrift opentlijck laten voorlesen: maar het Synodus nam daarop geen achtinge: niet merder, alsof het niet ghelesen ware geweest. De Praeses ging voort in sijn voornemen, ende seyde, dewijle ghy weygert te antwoorden, so sa lick nu van uwent wegen antwoorden, ende dat dede hy na sijn welgevallen. Alhoewel hy uyt dese weygeringe verstont, dat wy geresolveert waren niet te antwoorden, soo gingh hy niet te min voort, om ons te meerder hatelijck te maken by de Heeren, ende stelde andere vragen voor: de tweede vrage was, of het decreet, dat in onse eerste Artijckel vervatet is, zy het geheele decreet van de verkiesinghe, ende of gheen ander besluyt der verkiesinghe in den Evangelio ghevonden wordt. Wy antwoorden wederom gelijck | |
[pagina 55]
| |
als voren, d'eene met minder, d'ander met meerder woorden. Poppii antwoordt was dit, overmits het Synodus gheen acht neemt op mijn conscientie, soo verwachte ick van haar geen onderwijsinge inde waarheydt; ende daarom achte ick ongeraden te antwoorden. De Praeses antwoorde selfs op dese vraghe, latende verscheyden dingen voorlesen uyt eenige onse Schriften. De derde vraghe was, of wy bekenden, dat het geloove een conditie ofte qualiteyt was, vereyscht in den genen, die verkoren wordt. Het antwoord van allen was wederom, gelijck te voren. Poppius antwoorde in summa (want dit antwoordt werde niet geschreven) also: Ick hebbe nerghens inde Schrifture ghelesen, dat den Leeraaren, 't zy een alleen, 't zy veel by malkanderen vergadert zijnde, soodanigen authoriteyt ghegeven wort over hare mede-broeders, als 't Synodus haar aan-neemt over ons: wy hebben geseyt, dat wy dit van conscientie weghen niet konnen doen, ende daar | |
[pagina 56]
| |
van hebben wy reden gegeven; daar op moest geantwoort worden: dewijle het niet geschiet, so is het ons beter stille te swijgen, dan met antwoorden de waarheyt ende de goede sake schade te doen. De kercke (alsoo de Praeses inde woorden viel, seggende, dat de Kercke die autoriteyt hadde, ende dat men aldus de discipline der Kercke gantschelijck soude wech nemen) heeft de macht niet, om ymanden yet op te legghen dat tegen sijn Conscientie is, maar moet den sodanigen eerst onderwijsen. Ick hebbe mede-lijden met desen Synodo, ende bedroeve my van haren't weghen, dat sy also met ons handelt. Ick hebbe gheantwoordt, de hooge Overheyd sal daar van oordeelen, de gheheele werelt sal daar van oordeelen, God sal daar van oordeelen. Hier na vielen vele debatten tusschen ons ende de Praeses, die al vry ontroert was, aangaende de vryheyt, die ons in den Synodo behoorde toegelaten te worden; oock of men op onse conscientie in desen meeste achtinge nemen. Wy hielden seer daar op aan, dat wy vryheydt moesten | |
[pagina 57]
| |
hebben, om de grouwelijcke leeringen Piscatoris ende sommiger andere te wederleggen, welcke vryheyt ons door dese maniere van vraghen ontnomen werde. De Praeses seyde, hoe kont ghy die leeringhen soo grouwelijck noemen, die ghy nochtans aengeboden hebt te tolereren. Wy antwoorden, dat wy toleratie hadden aangeboden, den gene, die dese grouwelijcke leeringen verwierpen, ende dat wy met de gene, die dese grouwelijcke leeringen verwierpen, ende dat wy met de gene, die dese grouwelen toestonden, geen ghemeenschap begeeren, ja dat onse ziele inder soodaniger vergaderinghe niet komen soude. De Praeses citeerde het decreet van de H.H. Staten van Hollandt aangaande de onderlinge verdraagsaamheydt. Wy antwoorden, dat de H.H. Staten wel souden reden geven van hare decreten. Als wy souden uytgaan, seyde de Praeses van de Politijcke, dat wy ons volghens de last van de H.H. Staten Generaal, binnen de Stadt Dordrecht houden souden. Den 4en Jan. is ontboden op den Synodum een van de twee, die den 3en absent waren geweest; ende heeft | |
[pagina 58]
| |
die selvige hem den anderen in allen geconformeert. Wy zijn in ettelijcke daghen niet ontboden: het Synodus heeft somtijdts openbare, somtijdts heymelijcke vergaderinghen gehouden. Somtijts, als al andere toeghelaten werden te hooren, werden de ghene, die ons gunstigh waren, uytghesloten. Den 8e Jan. hebben wy ghesonden een brief aan de H.H. Staten Generaal, ende een aan sijn Exelentie (die nu al ghedruckt zijn) met het bewijs, dat wy het Synodaal decreet van conscientie weghen niet konden ghehoorsamen. Den 11en Jan. zyn wy, geciteert zynde, weder gekomen op den Synodum; het decreet van de H.H. Staten Generaal is weder in duytsch voorgelesen, om dat een van de twee, die den 3en Jan. niet tegenwoordigh was, oock soude daar van kennisse hebben. Moghelijck is het in duytsche tale gelesen, om eenige Juffrouwen te dienen, die in den Synodo tegenwoordigh waren. Daar na dede de Praeses een verhaal van 't gene te voren gheschiet | |
[pagina 59]
| |
was, tot wat eynde wy gheroepen waren, wat naerstigheydt het Synodus hadde ghedan om ons te beweghen, hoe milderlijck sy ons alles toegelaten ende aangeboden hadden, ende hoe wy ons altoos weygerigh hadden gestelt. Eyndelijck seyde hy, te willen wederom onderstaan, of wy nu noch souden willen antwoorden; ende vraaghden, of wy de verdediginghe van de vijf artijckelen in den Hage gedaan, voor goet kenden. Wy te vooren wel denckende, dat ons sylcks yet bejegenen soude, hadden een antwoort uyt aller name in gheschrifte gestelt: also nu de Praeses begonst wieder te vraghen ende antwoort van een yder hooft voor hooft te eysschen, soo heeft Episcopius behendiglijck het antwoort gelesen (dewijle ons andersins niet toegelaten werde onse schriften te lesen) soo dat qualijck ymand in't eerste mercken konde dat hy las. De somma van de antwoordt was, dat wy gehoopt hadden, dat het Synodus acht soude ghenomen hebben op onse Conscientien, ende op de redenen, daar op de selve ghe- | |
[pagina 60]
| |
fondeert zijn; ende dat sy op die redenen souden gheantwoort hebben, om ons te rechte te brenghen, also de Christleijcke Liefde, haar lieden ampt ende oock de natuurlijcke billickheyt dat eysschen: maar dat wy merckten, dat tot sulcks gantsch niet ghearbeyt werde, maar dat men al op den voorighen voet tot onse nadeel voortg-ginge, als of wy sonder eenighe reden op onse Conscientien ons beroepen hadden. Dat wy oock geensins den Synodo wetten voorschreven; maar oock allerley wetten niet konden ontfanghen, eysschende sodanighe vryheydt in een vrye Synodo, die den ghedaaghden volghens Godlijcke ende menschelijcke wetten toekomt. Dat wy mede het futselboeck niet sochten, noch ons onser leere niet schaamden, noch behoefden te schamen, alsoo niemant daar uyt yet konde smeden, dat God oneerlijk, de Godsaligheyt schadelijck, ende de gheheele Christelijcke Religie schandelijck zy; hoedanige vele dingen in de leere der Contra-Remonstranten ende des Synodi zijn; van welcke men daarom met recht soude mogen | |
[pagina 61]
| |
segghen, dat sy het futsel-boeck sochten. Dat het so verre van daar zy, dat wy ons te soeck souden maken, dat wy daaromme aanhouden, datmen ons behoorlijcke vryheydt soude toelaten, om alles te segghen, dat wy souden achten van noden te zijn; dewijle wy bereyd zijn (volgens onse antwoordt van den 29en December) onse gevoelen volkomelijck ende duydelijck te verklaren ende uyt te legghen, mitsgaders 't contrarie gevoelen te wederlegghen; oock daar na op alle vragen, al waren-se duysenden in getale, te antwoorden: dat wy dit dies te ernstigher begeerden, om dat wy niet twijffelden, of in onse verklaringe ende verdediginge, oock wederlegginghe, vele dinghen sullen geseyt worden, daar van inde vragen geen gewach sal gemaackt worden, nochtans van ghewichte zijnde, ende sonder welcke men van de gheheele sake niet te rechte kan oordeelen. Ende indien ons sulcks niet toe-ghelaten werde, dat wy dan van onse voorgaande antwoord niet konnen afwijcken, maar moeten daar in volherden, op dat wy niet schijnen | |
[pagina 62]
| |
aan ons te hebben laten ghebreecken 't gheene tot onse goede sake behoort, ende de volkomen verdediginge van de waarheydt, ende bestrijdinghe van de valsche leere versuymt, ofte niet na eysch van onse ampte ende na de Conscientie betrachtet te hebben. Dit was in summa onse antwoort; sonder twijffel sodanigh, daar mede het Synodus haar behoorde te vergenoegen: Wy gaven het de Praeses in handen van allen onderteeckenet zijnde: het heeft nochtans by haar niet moghen ghelden. De Praeses gingh voort met sijn voorgestelde vraghe, ende eyschte antwoordt: wy weygerden te antwoorden op dien voet, maar verhaalden onse antwoordt van den 29en Decemb. Ende vraaghden of sy ons d'inhoudt van dien wilden toelaten; doch ontfinghen weynigh antwoordts. Hier viel lange onderhandelinge van de vryheyt, die het Synodus ons aanboodt, ende wy eyschten. De Praeses gingh hier seer breedt, uytmetende met vele woorden 't gene het Synodus ons wilde toelaten. Wy wesen aan, dat | |
[pagina 63]
| |
onse vryheyt onbehoorlijck bepaalt werde, ende vraaghden de Praeses, so hy ons soo groote vryheydt, als hy roemde, ons wilde toe-laten; waarom hy dan op sijn vraghen soo aanhielde; hy antwoorde, op dat ghy alse soud weder-roepen moeten de protestatie, die ghy ghedaan hebt tegen het Synodus, daar in ghy verklaart hebt dat ghy het Synodus voor uwe partye houdt, ende datse oversulcx uwe rechter niet kan zijn: ende nu dese wetten van den Synodo ontfangende, soudt ghy-se in der daat voor uwe Rechter bekennen. Daar op van ons werde geseyt, het is ons verboden te seggen, dat het Synodus onse partye is, maar niet te min gevoelen wy also, ende gelijck wy gevoelen, soo spreken wy. Wy seyden mede, dat wy genoeghsaam verstonden, hoedanige vryheyd het zijn soude, daar van men roemde, dewijle wy alrede ghesien hadden, dat men so seer qualijck nam, dat wy in de wederlegginghe van har gevoelen de name van eenighe Leeraars, als Calvinus, Beza, etc. wilden spelden; beneffens, dat altoos hare resolutie ofte decreet in krachte bleef, | |
[pagina 64]
| |
daar door onse vryheyd onbehoorlijck bepaalt werde. Eyndelijck seyde de Raatsheer van den Hoonaart (die doe voor de eerste reyse compareerde in den Synodo, ende het woord dede, van wegen die van Hollandt, die doe praesideerden) dat men diende een eynde van dese handelinghe te maken: dat men ons vryheyts genoegh geven soude, oock aan tijt niet laten gebreecken, om onse sake ten vollen te disputeeren; wy souden tot het werck komen. Daar op antwoorden wy, dat wy daar mede vergenoeght waren, ende geen dingh liever souden doen: ende over sulcks eyschten wy meermaals, dat men ons de vragen in geschrifte geven soude, belovende, dat wy daar op souden antwoorden; ende de verklaringhe van onse ghevoelen daar by voeghen. De uytheemsche betoonden mede met haar uytsteecken van handen ende ander ghebaar, dat men ons de vraghen behoorde te geven. Maar de Praeses Bogermannus dede de woorden van den Raatsheer gheen ghestant (de goede Heer, soo het scheen, wiste de geheymenisse van de Misse | |
[pagina 65]
| |
niet) ende gaf ons de vraghen niet; maar begonst voor te wenden, dat wy om de ordre alleenlijk twisteden. Wy seyden, dat wy op de ordre niet en saghen; men soude ons de vraghen geven; wy souden daar op antwoorden ende met eenen onse ghevoelen verklaaren. Doch het was te vergeefs; de Praeses sochte dat niet, arbeyden ons quijt te zijn, ende daar toe eenighe verwe te hebben; ofte ten minsten soeckende die authoriteyt over ons te houden, die wy van conscientie wegen den Synodo niet konden inwillighen. Wy moesten alsoo wech gaan, met last, om 's avondts weder te komen: ende doe, niet tegenstaande, dat meest alle uytheemsche adviseerden, datmen onse praesentatie behoorde te accepteren, werde ons terstont een decreet van de Heeren Ghecommitteerde voorgelesen, luydende ten naasten by (want de copye werde ons geweyghert) alsoo: Aanghesien de Edele Heeren Ghecommiteerde van de doorluchtige ende Hoogmogende H.H. Staten Generaal sien ende bemercken, dat de ghedaaghde Remon- | |
[pagina 66]
| |
stranten oock na dat in dese vergaderinge gelesen ende ghehoort is het decreet van de Doorl. H.H. Staten Generaal, noch voortgaan in de selve hertneckigheyd ende wederhorigheyt; soo hebben de selve H.H. Gecommitteerde goet gevonden haar te houden, ende te blijven by het selve voorghelesen decreet der H.H. Generaal, Mitsgaders by de straffe daarin vervatet: ende willen dat men voortga in't examineren van de publijcke schriften der Remonstranten, om haar gevoelen uyt de selvighe te stellen. Sy ghebieden oock den Remonstranten volgens de authoriteyt, die sy hebben, sonderlinghe dewijle soo dickmaal oock op desen dagh van D. Praeside hen met veel moeyten de wille des Synodi verklaart is, dat sy, by so verre sy yet konnen by brengen tot naarder verklaringhe ende verdediginghe van haar gevoelen, 't selvighe sullen den Synodo ter handen stellen: so nochtans, dat hen tijdt gegunt wordt tot maandagh toekomende, om dan te moghen verklaren, of sy de decreten des Synodi willen gehoorsamen. | |
[pagina 67]
| |
Dit decreet gelesen zijnde, eyschten de Heeren van ons, dat wy het gheschrift souden overleveren, welck wy gereedt hadden. Wy seyden, gheen schrift gereedt te hebben. Sy meenden, dat sulcks van ons geseyd was. Wy antwoorden, dat wy geseyt hadden, dat wy bereydt, ofte wilvaardigh waren om te antwoorden; ende dat wy ook alrede yet geconcipieert hadden, noch niet uytgeschreven. Dese woorden dan noch worden belast van vele, ende namaals als een leugen ons na-geduyt. Also gingen wy uyt den Synodo. Des anderen daags den 12en Jan. seyde de Praeses in den Synodo, dat wy niet meerder souden ghehoort worden, moghelijck gaarne van ons ontslaghen zijnde; hoewel ons beraad ghegeven was tot maandagh, welcke soude zijn den 14en Jan. Des selvighen daaghs, namelijck den 12en Jan. ontboden de H.H. Gecommitteerde ons in haar vergaderinghe buyten den Synodum; alwaar de Raatsheer van den Hoonaart oock teghenwoordigh was, ende het woordt dede. Hy stelde ons | |
[pagina 68]
| |
voor, dat de Heeren niet anders konden verstaan, of onse verschil met de Synodo was alleenlijck over de ordre, of men eerst op de vragen antwoorden soude, ofte eerst onse gevoelen verklaren; vermanende ons, dat wy daar in den Synodo behoorden te ghelieven. Wy antwoorden, dat het ons geensins om de ordre te doen was, hoewel de sake selfs eyschte, dat de verklaringe van onse gevoelen behoorde voor te gaan, eer men tot beantwoordinghe van vraghen komen soude, also in ons verklaringhe vele dinghen, die het Synodus vraghen wilde, souden beantwoordet worden: doch dat wy niet te min sulcks oversiende, daags te vooren hadden meermaals begeert, dat het Synodus ons de vraghen geven soude met belofte dat wy daar op antwoorden, ende onse antwoordt te gelijck met de verklaringhe van onse gevoelen overgeven souden: maar dat onse verschil met den Synodo was aangaande de behoorlijcke vryheydt, dat ons toequam; ende namelijck dat wy niet konden toestaan, dat het Synodus by forme van examen ons onse ghe- | |
[pagina 69]
| |
voelen wilde doen verklaren, ende dat sy de verdediginge van onse ende de wederlegginge van het contrarie ghevoelen niet verder inwillighden dan voor so vele sy 't selvige goed ende stichtelijck souden achten: het welcke alles onbillijck was. Also de Heeren dan noch meenden, dat ons genoeghsame vryheydt aangeboden wierde, beriepen wy ons op onse antwoordt van den 29en Decemb. Biddende hare Ed. te gelieven ons aan te wijsen, wat hare Eden. Meenden daar aan te gebreecken, ende wy betuygden met eenen, dat 't selvige ons ingewillight zijnde, wy bereyd waren terstont voort te gaan. Het antwoordt werde gelesen, doch niet aangewesen, datter yet aan ontbrack: Men wierp het weder op wat anders. Na vele debatten belasteden de Heeren ons 't gene wy op haar voorstel antwoorden schriftelijck te stellen: wy hebben het ghedaan met dese woorden. Welgeborene, Edele, Mogende Heeren, wy voegen by onse voorgaande antwoorden en praesentatien, gedaan ende schriftelijck overgelevert den 29en De- | |
[pagina 70]
| |
cemb. laatst-leden ende den 11en Janu. dat wy bereydt zijn, op de Interrogatoria, die van R.D. praeside voorgestelt zijn, ende noch voorts sullen mogen over yder van de vijf artijculen voorgestelt worden, duydelijck ende volkomelijck in geschrifte te antwoorden, ende ons antwoorden te ghelijck met onse explicatie over ydre artijkel, so die by ons alrede voorghestelt ende overghelevert zijn, binnen behoorlijcke tijdt den Synodo ter handt te stellen. 12en Jan. 1619. Was ondertekent van ons allen. De Heeren dit schriftelijck antwoord van ons ontfanghen hebbende, hebben langhe daar over beraatslaaght; ende ons wederom binnen roepende, ons dit volghende Schrift voortghestelt om te onderteeckenen; Welgheborene, Edele, Moghende Heeren, wy ondergeschreven verklaren, dat wy bereydt zijn, op de Interrogatorien, die ons van R.D. Praeside Synodi voorgestelt zijn, ende noch sullen mogen voorghestelt worden uyt de vijf bekende artijculen, ende de swarigheden daar uyt resulterende, duydelijck ende volkomelijck in schrifte ofte by monde, na ghelegentheydt der saken te sullen antwoorden, | |
[pagina 71]
| |
ende onse antwoorde te ghelijck met onse explicatie ende gevoelen binnen behoorlijcke tijdt den Synodo ter handen te stellen. Actum onder onse signature den 12en Jan. 1619. Wy merckende, dat hier uytghelaten was 't gene wy gemeldet hadden van onse voorgaande antwoorden, ende dat wy also van de nodige conditien, daarin vervatet, souden versteecken zijn; insgelijcks dat wy in dese acte gherestringeert worden aan 't voorstellen van onse gevoelen; hebben wy weynighe woorden den Heeren in geschrifte overgegeven, aanbiedende, dat wy, die selvighe mede uytghedruckt zijnde, de acte souden onderteeckenen. De woorden waren dese: Op dat blijcke, dat wy niet twisten om de ordre, soo onderteeckenen wy de voorschreven acte, mits dat ons de andere conditien, in onse schriftelijcke antwoord, den 29en Decemb. Overgegeven, ytgedruckt, niet geweygert worden. De Heeren hebben ons hier op aangheseyt, dat wy haar geen contentement gaven; souden daaromme henen gaan, ende sien, hoe wy het teghen naastkomende maandagh maken souden. | |
[pagina 72]
| |
Wy seyden, te wenschen, dat de Heeren hadden aan onse praesentatien contentement genomen, ende gingen also henen. Als wy nu des maandaghs, zijdne de 14en Jan. in den Synodo quamen, vraaghde ons de Praeses uyt last, soo hy seyde, van de Heeren Gecommitterde, of wy wilden simpelijck ende sonder conditie ghehoorsamen de decreten van de Heeren Staten Generaal, van hare Gecommiitteerde ende van den Synodo. (uyt welcke woorden een yder afnemen kan, hoedanighe vryheydt sy voor ghehadt hebben ons te geven, waar op sy met hare schoone woorden uytgheweest hebben, ende hoe groote reden wy gehadt hebben, om ons daar door niet te laten misleyden.) Wy hadden by geschrifte gestelt de verklaringe van onse 1ste Artijkel, langh zijnde ontrent 16 vellen papier, ofte 32 bladen: Hier voor hadden wy gevoeght een voorreden, die op dese ghemelte vraghe ten antwoordt diende: derhalven versochten wy, dat wy dese voorreden mochten lesen. 't Were ons niet toegela- | |
[pagina 73]
| |
ten; also 't gemeene Land daar aan ghelegen was, so de Heeren seyden, dat wy yder hooft voor hooft souden by monde antwoorden. De Praeses dan noch eyschte het geheele Schrift van ons; ende werde hem ghegeven. Men liet ons buyten staan, ende in onse afwesen werde de Voor-reden ghelesen. Onse antwoordt, daarin vervatet, was in somma, dat wy niet konden de Synodale decreten ghehoorsamen, dewijle de selvighe zijn teghen natuurlijcke billickheydt, ende ghebieden ons soodanige saken, die strijden met de wille Godts; andersins bereyt zijnde, om na te komen alsulcke resolutien des Synodi, die wy in onse gemoet oordeelen sullen met goede reden ende met Godts woordt over een te dragen. Dese ende eenighe andere woorden heeft de Praeses ons uyt onse Schrift namaals voorgelesen, afvraghende ons hooft voor hooft, of wy daar noch by bleven. Wy hebben alle gheantwoordt ja. Doe sprack ons de Praeses aan seer ghestoort zijnde, op dese wijse; Ghy meldet in uwe Schrift van de advysen der uytheemsche, dat, name- | |
[pagina 74]
| |
lijck, sy uwe praesentatie, ghedaan laatst-leden Vrydagh, goet ghekent hebben. Nu sa lick u aansegghen, wat sy teghenwoordelijck van uwe hertneckigheyd oordeelen. Ghy hebt het Synodus bedroghen, door dien ghy scheent laast-maal van uwe vereyschte conditien af te wijcken, ende daar door is gheschiet, dat de uytheemsche Theologi oock begonnen beter gevoelen van u te hebben: maar nu verstaan hebbende van de Heeren Ghecommitteerde, dat ghy u noch houdet aan u voorige eysch, soo oordeelen sy, dat ghy met den Synodo den spot houdet, ende onwaardigh zijt, dat ghy langer in desesn Synodo verschijnen soudt, of dat het Synodus meerder met u handelen soude. Ick sal u oock niet verberghen, dat sommighe van hen-lieden een Historie gestelt hebben van alle uwe doen, van den aanvang aan uwer verschijninghe inden Synodo tot nu toe. Het fundament ende wortel van alle uwe handelinghen is uwe Schrift van de conditien, die ghy tot een Synodus nodigh achtet; daar in ghy als een voornaamste conditie ghe- | |
[pagina 75]
| |
stelt hebt, dat de partye niet kan richter zijn, ende hebt verklaart, dat ghy dit Synodus voor uwe partye houdet. Of ghy ghehoopt hebt, dat ghy also van den Synodo soudet ontslagen worden, geve ick u te bedencken. Ghy hebt daar na noch mede geprotesteert tegen desen Synodum; meenende, alsoo te sullen moghen wegh gaan. Als men ter sake komen soude, soo hebt ghy eenige articulen overgegeven, maar niet volghens de wetten, die u voorgheschreven waren. Of ghy niet ghehoopt hebt, door dat middel van den Synodo ontslaghen te worden, late ick uwe conscientien oordeelen. Voorts, als men u vraghen voorstelde, om daar op te antwoorden, hebt ghy u beholpen met de citatie-brieven, ende ge-eyscht een onbepaalde vryheydt: voorghevende, dat die in de gemelte brieven u werde inghewillight. Wy hebben geantwoordt, dat ghy alsulcke vryheyt niet behoordet te eysschen, ende dat het Synodus oock de selvighe u niet konde gheven. Wy hebben u dickmaal verklaart, dat men u alle | |
[pagina 76]
| |
vryheydt toelaten soude, die den gedaaghden kan ghegheven worden; Ga naar margenoot+ maar dat het Synodus altoos haar seggen daar over behouden soude, indien ghy die vryheydt quaamt te misbruycken. Ghy zijt niet te min by u voor-nemen ghebleve, ende begeert een onbepaalde vryheydt. Eyndelijck gheperst zijnde, hebt ghy u ghelaten, als of ghy van uwe voorighe eysch af stondet, ende alleenlijck in de ordre swarigheyt maacktet. Hier uyt hebben de Heeren Ghecommitteerde ende de uytheemsche Theologi begonnen te hopen, dat ghy soudet tot ghehoorsaamheydt gebracht werden; daar toe de Heeren Gecommitteerde groote neerstigheyd by u aangewendet hebben: ende hoe ghy u tegehen haar gedraghen hebt, hebben hare Eden. Den Synodo verhaalt. Ghy hebt de decreten des Synodi niet willen ghehoorsamen, ten ware dat uwe ge-eyschte conditien u ingewillight werden. 't Selvighe doet ghy nu oock. Het Synodus heeft op 't aldersachtste, op't alderlangmoedighste oprechtelijck ende eenvoudighlijck met u gehandelt: ghy hebt | |
[pagina 77]
| |
daar tegen ghestelt, niet anders dan listigheden, bedriegheryen, leughenen. Ghy seght in u schrift, dat ghy op de selve voet voortgaan wilt, op welcke ghy begonnen hebt. Ghy hebt begonnen met leughen, ghy eyndight oock met leugen. Een van u heeft begonnen met leughen, als hy de oratie overgheven soude: Nu hebt ghy een Vrydagh oock met leugen ghe-eyndight, seggende dat ghy gheen schrift gereet haddet, het welcke ghy nochtans geseyt haddet. God die een behoeder is van sijn Kercke, weet de erchlistigheden, daar mede ghy het Synodus hebt willen bedrieghen: hy weet oock de oprechtigheyt des herten van desen Synodo. Uwe handelinghen zijn vol van bedriegheryen, listigheden, bespottinghen. Op dat dan nu het Synodus moge in ruste ende stilheydt, volghens de sin ende wille van den Heeren Staten Generaal, voortgaan tot ondersoeckinge van uwe leere: het welcke ghy tot noch toe verhindert hebt, so wort ghy ontslaghen. Als het Synodus u sal willen ontbieden, so sult ghij komen. Hier by heeft het Syno- | |
[pagina 78]
| |
dus ghewilt, dat ick dit noch doen soude, dewijle uwe hertneckigheydt groot ende veelvoudigh is, dat het Synodus de selvighe de geheele werelt sal bekent maken, ende betoonen, dat het haar niet ontbreeckt aan Gheestelijcke wapenen, om u te bedwinghen. Ick ontslae u, gaat uyt. Dit afscheyt heeft ons de Praeses gegeven met toornighen ghemoedt ende hevige woorden. Hier op werde uyt onse name gheantwoort, wy sullen met onsen Salighmaker Christo Jesu stil swijghen, ende Godt sal oordeelen, wat bedriegheryen ende leughenen wy ghebruyckt hebben. De Praeses viel terstont in de woorden, ende seynde, ghy hebt genoegh ghesproken. In ´t opstaan, seyde een van de onse, ick beroepe my op den Richterstoel Christi, alwaar oock geoordeelt sullen worden, die alhier sitten als Richters. Een seyde oock; gaat uyt de vergaderinghe der boosdoenders. Als wy uytginghen, belastede ons de Praeses van de Politijcke, dat wy uyt de Stadt Dordrecht niet souden vertrecken. Alsoo zijn wy, na | |
[pagina 79]
| |
dat wy vele smaatheden ende onbillijckheden uytghestaan hadden, onchristelijck uyt den Synodo uytgheworpen. Den 15en Januar. Is de tafel daar aan wy geseten haden, met de bancken en stoelen wech genomen. Ende zijn voorts eenighe vande Heeren ende eenighe uyt den Synodo Ghecommitteerde om te gaan na den Haghe, ende te rapporteeren aan hare Hog: Mog: 't gheene geschiet was. Wy hebben aan de Heeren Ghecommitteerde by monde ende by gheschrifte versocht, dat ons soude toeghelaten worden, dat wy mochten eenighe van de onse oock senden nae Den Haghe, om te mogen ons by onse hooghe Overigheydt defenderen. Doch werde ons versoeck niet afgeslaghen, oock niet inghewillight. Maar men hield ons in't vertreck. Den 20en Jan. quamen de gedeputeerde wederom uyt den Hage. Den 21en Jan. werden wy gheciteert, om tegens 4 uren na de middagh te compareeren in de kamer van de H.H. Ghecomitteerde: Wy | |
[pagina 80]
| |
gaande na de Heeren, hebben onder wege in den Synodo laten ingheven seecker gheschrift, (welck nu al in druck is uytghegeven in duytsche tale) daar in wy de onbillicke proceduren des Synodi teghen ons ghehouden, hebben aanghewesen, ende specialijck wederleyt het onchristelijcke afscheyt des Synodi, wederleggende de valsche beschuldigingen, die de Praeses teghen ons uytgeworpen hadde, ende sonderlinghe, dat hy gheseyt hadde, dat wy met leughen aanghevangen ende met leugen ghe-eyndight hadden. Doch dit schrift wert in den Synodo niet opentlijck voorgelesen. Als wy by de Heeren quamen, werde ons voorghelesen van de Secretaris een decreet ofte resolutie van de H.H. Staten Generaal, welcke de ghedeputeerde mede ghebracht hadde uyt den Haghe: Daarin met vele woorden in't langhe verhaalt werden alle de beschuldigingen die de gedeputeerde tegen ons hadden ghedaan. Eyndelijck werde geconcludeert, dat hare Hog: Mog: approbeerden ende ratificeer- | |
[pagina 81]
| |
den alles, wat het Synodus teghen ons hadde gedaan; ende belasteden ons, dat wy ons uyt den Synodo souden houden; ende dat het Synodus soude van onse gevoelen uyt onse Schriften oordeelen; en dat wy binnen de Stadt Dordrecht souden blijven. Was ghedateert den 18en Jan. Wy versochten ernstelijck, om copie te hebben van dese resolutie der H.H. Staten maar werde ons gheweygert. Wy versochten oock, dat de Heeren ons souden inwillighen, 't gene te voren versocht ende noch niet afgeslaghen was, namelijck, dat wy eenige souden moghen senden na den Haghe, om by monde onse souverayne Overigheydt te onderrichten van de gelegentheydt onser saken. Doch het werde ons afgeslagen, ende gheseyt, dat wy de resolutie van hare Hog: Mog: nu wisten, ende moesten ons daar na reguleren. Derhalven wy de aanvolgende dagen, door brieven hare Hog: Mog: ende sijn Excelentie van alles bericht hebben gedaan. | |
[pagina 82]
| |
Den 23en Jan. hebben de Heeren ons weder by haar ontboden, ende ons aangheseyt, dat al-hoe-wel wy van den Synodo ontslaghen waren, ende het Synodus uyt onse Schriften van onse gevoelen souden oordeelen, dat sy nochtans dat over haar nemen souden, op dat ons de mate vol soude gemeten worden, ende ons vergunnen 14 daghen, om alles in geschrifte over te leveren, indien wy noch yets meerder, als in onse boecken vervatet was, hadden te seggen, aangaande de vijf Articulen. Wy danckten de Heeren, dat sy ons noch toelieten 't ghene ons inden Synodo gheweygert was, doch dat de tijdt ons te kort was, om te stellen 't ghene wy noch tot explicatie ende defensie van onse sententie te seggen hadden: mar dat wy souden doen binnen die tijdt, so veel wy konden, ende betoonen, dat het aan onse neerstigheyt niet ontbroocken hadde. Als de 14 daghen omme waren, leverden wy den Heeren over een Schrift langh 204 bladeren, vervatende een voor-reden, de defensie van onse eerste Artijckel, ende de explica- | |
[pagina 83]
| |
tie van het tweede Artijckel. In de voor-reden klaaghden wy over onse onbillijcke uytwerpinghe uyt den Synodo, ende wesen aan, hoe dat wy niet te min gewilligh waren ten bevele van de Heeren onse ghevoelen rondelijck te openbaren, op dat niemandt ons hadde te beschuldighen, dat wy ons te soeck gemaackt hadden. De Heeren dit schrift ontfanghen, de voor-reden ghelesen, ende 't geheele schrift door-ghebladert hebbende, seyden ons aan, dat hen mishaaghde, dat wy in de voor-reden het Synodus taxeerden, dat het schrift al te langh was, dat wy niet hadden overghegeven aangaande alle Articulen: Doch dat sy ons noch acht daghen vergunnen souden om het resteerende daar by te voeghen. Wy gaven reden van onse doen, ende seyden meerder tijdt van noden te hebben. Als de acht dagen ghe-exspireert waren, leverden wy over een schrift, langh ontrent, soo ick wel onthouden hebbe, 60 bladeren, vervatende een voor-reden, ende de defensie van het tweede Artijckel. De Heeren hielden haar qua- | |
[pagina 84]
| |
lijck; doch vergunden ons noch wederom 12 dagen ofte daarontrent, om 't gene resteerde ghereedt te maken; wy seyden onmoghelijck te zijn in die tijdt dat werck te voltrecken. De Heeren belasteden ons daar toe te arbeyden, voorts ons aansegghende dat wy niet een dagh langer ofte meerder tijd te verwachten hadden. In dese tijt maackten wy gereet de verklaringhe van het derde, vierde ende vijfde artijckel, op dat, of ons moghelijck geen meerder tijt vergunt werde, onse gevoelen over alle de articuleren naarder hun-lieden soude bekent worden. De Heeren ontfinghen het met misnoegen, ons aanseggende, dat sy bleven by haar voorige resolutie, namelijck, geen meerder schriften van ons te willen ontfanghen. Wy antwoordden, dat wy ghewenscht hadden, te mogen tijt hebben, om het werck te voltrecken, doch dat wy souden patientie nemen. Weynighe daghen daarna werden wy wederom ontboden, ende van de Heeren ghevraaght of wy noch met het werck besigh waren; wy antwoordden, dat | |
[pagina 85]
| |
wy moede zijnde van den arbeydt, een weynigh aamtochts hadden geschept. Sy vraaghden voorts, hoe veel tijts wy van noden souden hebben, om het werck te volmaken: wy eyschten drie weecken. Het mishaaghde haar; ende gaven ons tot afscheydt, dat wy ons souden beneerstighen, om binnen 10 daghen het werck te eyndighen; ende indien wy dat deden, dat de Heeren dan haar beraatslagen souden, of sy noch ons Schriften souden ontfanghen. Wy seyden, sulcks ons onmoghelijck te zijn, also over het vierde ende vijfde artijckel veel te segghen viel; doch dat wy souden doen wat wy konden. Als de 10 daghen omme waren, lieten wy den Heeren aan-seggen, dat wy noch 8 daghen van noden hadden: Ende also daar niet tegen geseyt werde, gingen wy voorts, ende na de acht daghen leverden wy haar over een schrift, langh 260 bladeren, vervatende de defensie over het vierde ende vijfde artijckel, (want over het derde valt eyghentlijck geen questie.) De Heeren het Schrift door-ghebla- | |
[pagina 86]
| |
dert hebbende, namen het onwaardelijck dat wy soo langhe Schriften overleverden, ende seyden, dat sy souden overlegghen wat sy dar mede te doen hadden: ende daar na lieten ons door haar Secretaris aansegghen, dat sy het Schrift houden souden. So hadden wy onse arbeyd ge-eyndight: maar soo dickmaal wy onse Schriften, daar in wy nacht ende dagh besigh waren, overleverden, hoorden wy quade woorden, tot belooninghe van onsen suuren arbeydt. Men beschuldigde ons overde lanckheyt, ende men luysterde niet na de redenen van nootwendigheyt, die wy voorstelden: men beschuldighde ons, dat wy het Synodus in't vertreck hielden tot groote onkosten van 't Landt. Wy seyden, dat het Synodus na onse Schriften niet en wachteden, dewijle se uyt onse gedruckte boecken wilden oordeelen; dat wy oock onse Schriften niet stelden om des Synodi wille, welck ons als rabauwen ende fielten uytgheworpen hadde, maar alleenlijck om der Heeren wille, op dat hare Eden, die de sententie des Sy- | |
[pagina 87]
| |
nodi souden moeten executeren, kennisse van saken mochten hebben, ende oock op dat de gheheele werelt namaals van onse saken mochten oordeelen. Wy wesen oock aan, datmen ons de onkosten niet konde te laste leggen, dewijle wy meermaals aangeboden hadden, buyten kosten van't Landt alles te willen doen, indien men ons tot onse Ghemeynten wilde laten wederkeeren. Veele meer andere discourssen vielen somtijts voor ter weder zijden. Dewijle wy met het stellen van onse Schriften besigh waren, ondersochte het Synodus onse ghevoeln uyt onse boecken; ende werden in den Synodo oratien gedaan teghen ons van de inlandtsche Professoren, ende van de uytheemsche Theologanten; die meest alle seer partijdiglijck ende hevighlijck waren inghestelt, ende so veel de materie aangaat, niet veel om 't lijf hadden. Dese oratien, tegen ons gestelt zijnde, werden openbaarlijck gedaan ten aanhooren van een yeder; maar als sy yet lasen uyt onse boecken, daar uyt onse gevoelen konde verstaan worden, dat geschie- | |
[pagina 88]
| |
de met besloten deuren. Dewijle dese oratien teghen de vijf articulen oock eenige teghen D. Vorstium ghedaan werden, heeft het Synodus oock hare Canones ghesemedet door hare gedeputeerde; daar in sy oock daar na voortgegaan zijn. Met dese handelinghen zijn drie maanden, Februarius; Martius; Aprilis; doorgebracht. Als onse Schriften ghe-eyndighet waren hebben wy met requeste versocht dat wysouden moghen te huys gaan, op dat wy onse werck voltrocken hebbende niet souden tot onkosten van 't Landt ledigh gaan: doch werde ons uyt name van de H.H. Staten Generaal aangeseyt, dat wy ons binnen de Stadt Dordrecht noch souden houden. Den 6en Mey, Zijn de Synodalisten, na dat sy in hare ordinare plaatse by malkanderen vergadert waren (daar oock sijn Genade Graaf Ernst tegenwoordigh was) met een groote pompe, twee Koetsen met Juffrouwen voor henen rijdende, gegaan na de groote Kerck binnen Dordrecht; voor eerst de Heeren | |
[pagina 89]
| |
Gecommitteerde van de Staten Generaal, daar na de kerckelijcke persoonen, eyndelijck de Magistraat van Dordrecht. In het Choor haar ter neder ghestelt hebbende, heeft de Praeses, na dat op 't Orgel ghespeelt was, een langh gebedt ghedaan in't Latijn, ende daar na hebben die Scribae ofte Notarissen des Synodi de Canones ende oock de sententie over de Remonstranten voorghelesen: welcke nu te samen gedruckt zijn: De Remonstranten waren niet ontboden, om dit aan te hooren. Des selven daaghs ontrent de middagh, hebben de Heeren Gecommitteerde ons laten aansegghen, dat wy tegens vier uren na de middagh souden schicken by malkanderen te zijn, of de Heeren gelieven soude ons te ontbieden. Ontrent ses uren werden wy ontboden. Als wy binnen quamen, werde ons aangheseyt, dat de publicatie van het oordeel des Synodi aangaande de verschillen in de leere nu gedaan was; ende dat de H.H. Staten Generaal hare Ghecommitteerde belastet hadden, ons daar van de insinuatie te doen; welcke | |
[pagina 90]
| |
last ons voorgelesen werde. Doen las de Secretaris ons voor de Synodale sententie tegen ons; ghelijck die nu gedruckt is. Daar na werde ons voorgelesen, dat de H.H. Staten Generaal ons geboden, ons noch te houden binnen de Stad Dordrecht tot naerder dispositie. Alsoo de sententie vol onbillijckheydts was, werde uyt onse name, als wy de Lecture ghehoort hadden, geantwoordt; Mijne Heeren, wy dancken Godt ende onsen Heere Jesu Christo, dat wy waardigh geachtet zijn, dese smaatheydt te lijden om sijnes naems wille; ende wy weten van wien ende waarom ons dit aangedaan wordt; namelijck, van sulcken richter, die onse formele partije is; ende daarom, om dat wy de waarheyt, die na Godsaligheydt is, voorgestaan hebben. Wy hebben ter goeder conscientie gehandelt ende gewandelt. Wy hebben het licht op den kandelaar ghestelt. Wy hebben ghedaan 't ghene in ons is. De Heeren ende het Synodus hebben oock toe te sien, wat sy te doen hebbe. Sy sullen selfs in persoone verschijnen voor | |
[pagina 91]
| |
de richterstoel Christi, ende reeckenschap geven; ende wy wenschen, dat de Heeren sodanighen Richter ten Jonghsten daghe niet hebben, als het Synodus ons is gheweest. Soo veel het arrest aangaat, wy sullen met onse conscientien te rade gaan, of wy ons daar aan sullen houden. Een van ons seyde oock, wy sullen den Keyser geven, dat des Keysers is, ende Gode dat Gods is; doch om sulcke iniquiteyt, ende onbillickheyt, die ons van den Synodo gheschiet, soude Gods toorn wel mogen komen over onse Vaderlandt. Een van de Heeren seyde, wy doen u insinuatie. Ende vielen voorts eenighe redenen ter weder-zijden. Wy versochten copije van de sententie. Men gaf ons eyndelijck tot antwoordt, het wort u niet gheweygert. Wy seyden, het is niet genoegh, dat het niet gheweygert wordt; het moeste ons toegeseyt worden, op dat wy het mochten eysschen. Indien wy geen copije ontfangende, komen teghen de sententie te mishandelen, so hebben de Heeren het niet ongehoorsaamheyt, maar verghetent- | |
[pagina 92]
| |
heyt toe te reeckenen. Den 7en Mey, hebben wy eenige van de onse wederom gesonden inde vergaderinghe van de Heeren, om aan te houden, dat wy copije van de sententie mochten hebben: dese hebben haar versoeck den Heeren met dese woorden voorgestelt; Ed. Mog: Heeren, wy hebben gisteren hooren voorlesen de sententie, door welcke wy van menschen uytgestooten zijn uyt de diensten, daar in ons de Heere Jesus gestelt heeft; ende in welcke wy ons soo ghequeten hebben, dat wy neffens anderen bereydt zijn, ten jonghsten daghe reeckenschap te geven van onsen arbeydt. Van dese sententie hebben wy copije versocht: uwe Ed. Mogende hebben ons die niet gheheelijck afgheslaghen, oock niet toegeseyt, dewijl nochtans redelijck ende billijck is, dat ons die ghegeven werde, op dat wy mogen weten, hoe ende waarin wy de Heeren sullen gehoorsamen, ende dat also, dat wy de weynighe jaren, die wy noch over hebben, moghen so bestedighen, dat wy ons tegen den Almachtigen God niet besondigen; mede, dewijle | |
[pagina 93]
| |
vele duysenden inden Lande over dese sententie sullen suchten, ende weten willen hoedanigh deselve zy, op dat wy haar van allen seeckerlijck na waarheydt moghen informeeren: soo is't dat wy uyt name der Broederen versoecken, dat uwe Edele Mogende gelieve ons nu de copije van de sententie te geven. Dit is onse versoeck. Werde hier op geantwoordt, angaande u versoeck gisteren ende op huyden gedaan, sullen de Heeren ter geleghener tijt ordre stellen; ende de Heeren verhopen, dat ghy voortaan wat minlijcker sult zijn, als uwe woorden gisteren ende op huyden geweest zijn. Wy antwoorden, de billijckheyt ende noodsakelijckheyt vereysschen, dat ons de copije nu gegeven werde; ende als wy de copije niet en hebben, konden wy door verghetentheyt ons lichtelijck daar teghen komen te ontgaan. Onse woorden gisteren ende op huyden zijn niet onminlijck gheweest, maar hebben volghens 't ghetuyghenisse onser conscientie ghesproocken. En hier vielen vele discoursen. De | |
[pagina 94]
| |
Heeren stelden de conscientie des Synodi tegen d'onse, ende verschoonden het Synodus, seggende oock, dat wy van de Kercke in den dienst ghestelt zijnde, nu weder dar van waren afgestelt, ende dat wy de Overigheden moesten gehoorsamen. Wy antwoorden, dat wy saghen op onse conscientie, ende soo vele het Synodus aangaat, wenschten, dat sy mochten genade ende tijdt hebben, om berouw ende leetwesen te betoonen van haar doen, op dat de toorn Godts over onse Vaderlandt niet en kome. Dat het Synodus noch waarheydt ghesocht noch liefde getoont hadde. Dat mede het Synodus noyt met ons in handelinge hadde willen komen, ende ons ten minsten niet gesocht te onderwijsen; maar geheerscht over onse conscientien. Dat wy voor vast hielden, dat de Heere Jesus door sijn Ghemeynte ons in den dienst hadde gestelt, ende dat wy ons daar in wel ghequeten hadden; ende dat over sulcks het Synodus noch recht noch macht hadde, om ons af te setten; te meerder, dewijle sy dit dede, sonder onse Ghemeynte daar in te kennen. | |
[pagina 95]
| |
Wy zijn bereyd om de Overigheyt te gehoorsamen, ende willen ons vernederen tot de voetsolen toe, voor soo verre het niet sal zijn tegen onse conscientien. De Heerenwillen haar versekert houden, dat wy 't gene wy doen souden moghen teghen de Hog. Overheydt, alleenlijck uyt pure en loutere conscientie doen sullen. De discourssen ge-eyndight zijnde, hielden wij wederom aan, om de copije van de sententie te hebben. Doch werde ons geen ander antwoort gegeven, als 't gene boven verhaalt is. Den 9en Mey; hebben de uytheemsche Theologanten haar afscheydt van den Synodo ghenomen, yder sekere propositie doende; daar in sommighe bitterlijck teghen ons uytvoeren. Dit gheschiede voor de middagh. Des namiddaghs worde een groote kostelijcke maaltijd gehouden in de Doelen, daar al de Synodalisten mede waren; in getale te samen met malkanderen, soo wy verstaan hebben wel 140 persoonen. Het banquet was seer kostelijck. Daar waren verscheyden speel-lieden, ende eenighe | |
[pagina 96]
| |
vrouwen songhen daar onder achter een schuttingh sittende. Het was Hemelvaarts-dagh, als dit geschiede. Hoe betamelijck het zy geweest, alsulcke vreughde te oeffenen in die tijd, ende alsulck werck gedaan zijnde, mogen verstandige oordeelen. Doch men heeft de eere moeten bewaren in de dimissie van de Uytheemsche; dien het oock niet gefeylt heeft aan medaillen ende andere vereeringhen. Den 23en Mey, zijn tot Dordrecht ghekomen drie Commissarissen van hare Hog: Mog: om met de andere Heeren ghedelegeerde te besoigneren over onse sake. Den 24en ontrent de middagh is ons aangeseyt, dat wy na de middag ons by malkanderen souden houden, om te compareren, indien de Heeren ons ontboden. Ontrent vijf uren werden wy ontboden; ende gekomen zijnde yder hooft voor hooft alleen binnen geroepen. De summa van haar voorstel was, dat sy in laste hadden van de H.H. Staten Generaal, te vragen ons, of wy ons voortaan in het Predick-ampt, ofte in dienst wil- | |
[pagina 97]
| |
den houden, dan of wy wilden buyten diensten als private personen ende gemeene Borgers inden Lande woonen, ende ons stille houden, ons onthoudende van Leeren, Prediken, Vermanen, Doopen, Voor-lesen, in publijcke ende heymelijcke vergaderingen, mede van schriften. By so verre men dit laatste wilden doen, seyden sy, dat men over onse tractement disponeren souden. Sy hielden met ons verscheyden discoursen, doch met d'eene minder, met d'ander meerder. Onse antwoord op de vraghe moesten wy den Secretaris dicteren, ofte selve schrijven. Aller antwoorden quamen in substantie over een, namelijck dat wy van conscientie weghen sulcks niet konden beloven; uytgenomen dat eene tot antwoort gaf, dat hy het commandement van de Heeren soude gehoorsamen. Den 25en Mey, compareerden wy wederom, ontboden zijnde, ende werden doe wederom yder hooft voor hooft alleene gevraght, of wy noch by onse ghegevene antwoordt persisteerden: ende werden wederom vele discoursen gehouden, ende sodani- | |
[pagina 98]
| |
ghe, dat van sommige uyt den onsen rondelijck werde gheseyt, dat wy ons achteden gehouden te zijn, niet tegenstaande Placcaten van de Hooge Overheden het volck te leeren, doch buyten de publijcke tempelen. Men beweest dit uyt den 28en artijckel van de Nederlandsche confessie. Men wees oock aan, dat hare Hog: Mog: inden jare 1579. In de vredehandel tot Ceulen uytdruckelijck gedreven hadden, dat de onderdanen van verschillende religie zijnde, sonder exercitie hare conscientien niet konden voldoen. Meer andere saken werden daar voortgebracht. 't Antwoordt was op de vraghe, dat wy persisteerden by 't ghegeven antwoordt. Na de Middagh moesten wy weder komen, ende doe werden yder besonder voorgestelt seeckere interrogatoria aangaande de vergaderinghe, die in Martio tot Rotterdam ghehouden was, ende eenighe andere saken. Onse antwoorden quamen in substantie over een, gelijck wy namaals van malkanderen verstaan hebben. | |
[pagina 99]
| |
Den 30en Jun: na de middagh is by ons in onse Logijs ghekomen een Deurwaarder van de Magistraat van Dordrecht aan ons gesonden; die ons aanseydde, datter een brief van de H.H. Staten Generaal gekomen was aan de Magistraat van Dordrecht, daar in gemeldt werde, dat men ons alle te samen soude doen insinueeren, dat wy des dinghsdaeghs, zijnde de 2en Julij sonder exceptie ons souden laten vinden in den Hage, om 's woensdaegs te compareren, ende te antwoorden, op 't ghene ons soude ghevraaght worden. Dese insinuatie dede hy ons allen ende yder in 't bysonder, volgens de last, die hy ontfanghen hadde. Wy eyschen copie van de insinuatie; hy seyde ons toe, dat hyse ons bestellen soude. Den 2en Jul. Gekomen zijnde in den Hage, hebben wy het den Griffier laten aansegghen, dat wy alle daar waren. Den 3en lieten wy 't selvighe den Praesident aansegghen, ende versoecken, dat hare Ho: Mo: gelieven soude ordre te stellen over onse logementen, met eenen bekent makende de | |
[pagina 100]
| |
plaatse, daar wy waren ingegaan, ende ons voort 't eerste houden souden, of hare Hog: Mog: ghelievede ons te ontbieden. De Praesident antwoorde, dat hy het den H.H. Staten Generaal soude aansegghen, de welcke, so sijne E. seyde van meeninge waren, ons te dien selven daghe voor de middagh voor haar te ontbieden. Ontrent elf uren voor de middagh zijn wy ontboden door een Kamerbewaerder, ende ghekomen zijnde gheleyt in een vertreck-kamer; daar een weynigh tijts gheweest zijnde, werden wy ingeroepen alle met malkanderen, ende door de kamer, daar de H.H. Staten Generaal vergadert waren, geleydt in een galerije. Kortelijck daar na werden wy yder in't bysonder binnen gheroepen na malkanderen. In de vergaderinghe waren alleenlijck de H.H. Staten Generaal, zijn Exelentie noch Graaf Wilhelmus zijn daar noyt tegenwoordigh geweest, als men met ons gebesoigneert heeft. Als Poppius binnen stondt, seyde hem de Praesident: De H.H. Sta- | |
[pagina 101]
| |
ten Generaal achten niet noodig, dat sy u sullen verhalen in't langhe, at het Synodus ghehouden is, ende hoedanige hare resolutien ende sententien zijn: Want sy meenen, dat ghy het selve wel weet: maar dat willen sy u aansegghen, dat sy alle't selvige, by den Synodum ghedaan, voor goet kennen, approberen ende ratificeeren; ende hebben nu hare Hog: Mog: seeckere acte gheconcipieert, diemen u voor lesen sal, op dat ghyse dan onderteeckent. Doen werde de acte voorgelesen, de welcke van woorde te woorde verhaalt wordt in ons ghedruckte sententie; ende daarom niet nodig is hier te melden. De acte eens gelesen zijnde, werde aangeboden, dat hy die mochte inde handt nemen, ende noch eens lesen. Poppius antwoorde: het is niet noodigh de acte weder te lesen; want ick hebbe de inhout wel verstaan; sal derhalve op de acte selve antwoorden. Hoogh Mogende Heeren, ick hebbe geleert uyt Godes woordt, dat ick mijn Hoghe ende lage Overigheden moet gehoorsaamen, ende daar toe | |
[pagina 102]
| |
hebbe ick my beneerstighet van jeughet aan buyten ende in mijn dienst: maar ick hebbe mede geleert uyt het selvige woordt Godes, dat ick Gode oock moet geven dat Godts is, ende indien de Overigheyt soude moghen yet ghebieden teghen Godt, dat ick dan meerder moet Gode gehoorsaam zijn, dan de menschen. En't gene, dat in de voorgelesen acte vervatet is, is sodanigh, dat ick genoeghsaam uyt Godes woordt onderrechtet ben, dat ick 't selvighe met goede conscientie niet kan doen: Want mijn ampte is te leeren, tot een leeraar van Christo ghestelt zijnde, ende worde in Godts woordt vermaant, jae betuyght voor Godt ende Christo, die de levende ende doode oordeelen sal, dat ick prediken moet tydelijck ende ontijdelijck, 2 Tim.iv. Oock dat ick alle neerstigheyt daar toe doen moet, ende soo langhe als ick in desen aardschen lichame ben. Hier teghen moet ick niet mishandelen, ende kan daarom niet stille staan van alle diensten, na luyt van de acte. Voorts verkondight Godt sijn toorn den genen, die hare talenten begraven, ende | |
[pagina 103]
| |
niet tot winninge aanleggen. Dese toorne Godts soude ick gaarne ontgaan. Oock so eyscht de wet der liefde, dat ick moet mijne naasten doen, gelijck ick wilde dat my gheschiede; ende over sulcks de hongerige spijsen ende de dorstighe laven; veel meer dan, die geestelijcken hongher ende dorst hebben; ende aldermeest dewijle so groote noodt nu is. Ick kan dan niet beloven stille te staan. Oock de exempelen der Heyligen in 't O. ende N. Testament verwecken ons hier toe, om haar na te volghen. Oock al is het dat het Synodus my afghesettet heeft, is my daarom mijn beroepinghe niet ontnomen. Onse Reformeerde leeraars segghen selve, dat Lutherus van de Papisten afghesettet zijnde sijn beroepnige even wel behieldt; derhalven, al is het, dat het Synodus my uyt hare societeyt werpt, duurt niet te min mijne beroepinghe. Uyt welckes alles volght, dat ick niet kan de gemelte acte onderteeckenen. Ick kan niet segghen, dat ick leeren sal; want het konde wesen, dat de Ghemeynte mijn dienst niet begeerde, ofte be- | |
[pagina 104]
| |
ter van andere ghedient werde: in sulcke gelegentheyt soude ick mogen wachten; maar ick kan niet beloven stille te sullen staan, dewijle ick t'aller ure tot het leeren moet bereydt zijn. Doen seyde de President; der Heeren Staten meeninghe is niet, dat ghy t'eenemaal sult stille staan; ghy mooght uwe familie onderwijsen, maar de Heeren spreecken van vergaderinghen te houden. Een ander van de Heeren seyde, ick soude wel willen een ghetuyghenisse uyt Godes woordt hooren, dat men op uwe conscientie soo staan moet, ende datmen andere aan uwe conscientie binden moet, ende dat ghy daarom soudet mogen de Heeren ongehoorsaam zijn. Noch een ander van de Heeren seyde, dat zal ick daar noch by doen, of ghy u daarom mooght afscheyden ende separeeren vande Gereformeerde Kercke. Poppius antwoordde, Hooghmogende Heeren, ick hebbe de meeninge van uwe Hog: Mog: soo verstaan, dat ick in geen vergaderinghen buy- | |
[pagina 105]
| |
ten mijn familie soude mogen leeren, en dit kan ick van conscientie wegen niet nalaten: redenen daar van hebbe ick voor-gestelt, ende ben bereydt meerder te verhalen. Uwe Hog: Mog: gelieve my te ghelooven, dat ick het puurijck om conscientie wille doe: want ick aldus doende, geen profijt, maar schade, na den lichame te verwachten hebbe: daar is niet anders dat my beweeght, als conscientie. Ende ick sie daar op alleene, dat ick de weynighe jaren, die ick noch over hebbe op deser aarden te leven, so soude mogen bestedighen, dat ick ten jonghsten daghe een ghenadigen rigter moghe hebben, ende een goedertieren sententie hooren. Voorts segghe ick geensins, datmen op mijn conscientie staan sal, maar ick wijse Godts woordt aan, daar op mijn conscientie staat; doole ick, als het my aangewesen wordt, sal ick het aannemen. Ick wil oock niet, dat ymand aan mijn conscientie ghebonden zy, maar wil een yder gaarne onderwijsen. Als nu mijn conscientie op Godts woort ghefundeert is, soo kan ick niet nakomen | |
[pagina 106]
| |
't ghene daar tegen gheboden wordt. Dat mede gheseyt is, dat ick my niet moet separeren van de Gereformeerde Kercke, beantwoorde ick alsoo, dat wy ons niet separeren ofte afscheyden, maer dat het Synodus ons uytgeworpen heeft, ende niet begeert ons in hare ghemeenschap te behouden, ofte te ontfangen: want sy heeft onse gevoelen als valsch gecondemneert, ende besloten gheen Leeraars onder haar te bekennen, dan die haar gevoelen onderteeckenen ende andere leeren willen; welck wy niet konden doen. De name van Gereformeerde willen wy wel ontbeeren; men geve ons een ander name, ende oude ons als een Secte. De Heeren seyden: wy willen niet disputeeren. De President seyde, wat ghevoelt ghy van de vergaderinghen, die teghen bevel van de Overheyt nu ghehouden worden? Poppius antwoordde, ick hope, dat uwe Hog: Mog: niet sullen soecken te weten alles, wat ick in mijn herte hebbe, ende wat ick by my selven gevoele. | |
[pagina 107]
| |
De President seyde, dat is de meeninge niet, maer wat ghy daer van gesustineert hebt. Poppius antwoorde, mijn hooft is geen Register, maar indien my yets voorgestelt wort, dat ick geseyt hebbe, sal gaarne antwoorden. De President seyde, om tot de sake weder te komen, soudet ghy dan de acte niet konnen onderteeckenen? Poppius antwoorde, Neen ick, mijn Heeren. Ende daer op werde hem geboden te gaan in de vertreck-kamer. Op ghelijcke wijse hebben alle de onse geantwoort, een uytgenomen, die de acte geteeckent heeft. Wy 14 in getale, inde vertreck-kamerzijnde ontfingen gebod, om's anderen daegs te tien uren by malkanderen te zijn, oft de H.H. Staten ons van doen hadden. Wy quamen by een den 4en Juli te tien uren, doch werden niet ontboden. Den 5en Juli, quamen wy weder by een ontrent 10 uren; ende werde ons eyndelijck aangeseyt, dat wy na de middagh te vier uren wederom souden schicken by malkanderen te zijn. By een zijnde werden wy gheciteert, ende geleydet in de vertreck- | |
[pagina 108]
| |
kamer; ende van daar werden wy yder in't bysonder ingeroepen, ende gevraaght, of wy noch persisteerden by onse voorgaande antwoort, dan oft wy ons beter bedacht hadden. Alle 14 hebben geantwoordt, dat sy persisteerden by haar ghegeven antwoort. Ende een yder geantwoordt hebbende werde gheleydt in de Gallerye. Een tijdt langh daar nae, onghevaerlijck ontrent half acht uren, werden wy alle gelijckelijck ingeroepen. Doe seyde de President; De H.H. Staten Generaal hadden ghewenst, dat ghy de acte haddet willen onderteeckenen; doch dewijle ghy het niet gedaan hebt, soo sult ghy hooren lesen de sententie, die hare Hog: Mog: teghen u ghestelt hebben. Ende terstondt werde de sententie van den Griffier ghelesen. Dese sententie is nu gedruckt. Wy versochten copye van de sententie, ende seyden voorts, Al-hoe-wel post latum sententiam, het segghen niet vele helpt, sullen wy een weynigh antwoorden; ende werdt alsoo aenghewesen, dat wy onschuldigh | |
[pagina 109]
| |
waren aen 't gene ons in den sententie te laste geleyt werde; werde oock gesproken van 't vry-geleyd, dat ons toegeseyt was; eyndelijck werde besloten met dese woorden, God de Heere sy Richter tusschen ons ende uwe Hooge Mogentheden. Men seyde ons toe copije van de sententie te gheven, ende met eenen werde ons geboden te gaan inde vertreck-kamer: dese kamer werde terstont daar na gesloten en de grendels daar voor gedaan. Niet langhe daar na quam de kamer-bewaerder ons vraghen, waar henen wy wilden gevoert zijn. Wy antwoorden, sulcks niet terstondt te konnen seggen, also sommige van de onse hare huysvrouwen mede in den Hage hadden, met welcke sy dat moesten overlegghen; dat wy oock reysgelt van nooden hadden; versoeckende derhalven, dat de H.H. Staten wilden ons voor eenige daghen na huys laten gaan, op dat wy op onse saken mochten disponeren, ende ons van alles voorsien; onder belofte, dat wy ten daeghe, die den H.H. Staten believen soude?? te stellen, weder by mal- | |
[pagina 110]
| |
kanderen souden zijn. De kamer-bewaarder quam daar na weder, ende seyde, de H.H. Staten sullen op 't reysgelt disponeren; ende begeeren te weten, waar ghy gelogeert zijt. Wy schreven het alle te samen, ende lieten het den H.H. Staten overleveren. Daar na werde ons door de Kamer-bewaarder aangheseyt, dat wy souden gaan yder na sijn Logijs, onder belofte, dat wy dien avondt met niemant communicatie souden houden, en 's anderendaegs 's morgens te vier uren by malkanderen zijn in seecker huys, dat genaamt werde, ende dan te sullen seggen, waar heenen wy wilden gebracht zijn. Wy sonden noch twee uyt den onsen inde vergaderinghe van hare Ho: Mo: die daar voor stelden; dat wy op een vrye Synodus geroepen zijnde, niet hadden ordre op ons huyshoudingen gestelt, niet twijffelende, oft wy souden wederom tot de onse komen; ende dat wy nu de acte niet onderteyckenden, verhindert zijnde door conscientie, die wy Gode reyn moeten behouden, | |
[pagina 111]
| |
immediatelijck onder Godt staande. Versochten derhalven, dat wy souden moghen eenige weecken ofte dagen te huys zijn, om over alles te disponeren, onse schulden ende inschulden, te betalen ende in te manen; also wy het daar voor hielden, dat hare Hog: Mog: niet met eenen onse huysgesinnen wilden ruineeren. Eenighe van de Heeren voeren tegen de onse uyt met bittere en hevige woorden, eene vraaghde waarmede men soude bewijsen, dat de conscientie immediatelijck onder God stont; een ander ontkende, dat het Synodus tot Dordrecht een vrye Synodus ware geweest. Na vele woorden liet men de onse gaan. Daar na werde ons door de kamer-bewaarder aangeheseyt, dat wy ons na de voorgaande resolutien moesten reguleren. Alsoo werden wy uytgelaten uyt de vertreck-kamer, ende ginghen yder na sijn logijs, het was over 9 uren 's avonts. Laat inden avondt werde een bode omgesonden, die yder van ons gaf de dagh-gelden, die ons resteerden. | |
[pagina 112]
| |
Den 6en Juli, in de morgen-stondt te 4 uren waren wy meest alle ter bestemder plaatse by malknanderen. Ontrent 6 uren quam de kamer-bewaarder vragen, oft wy alle by malkanderen waren; ende begheerde te weten, waar wy wilden ghebracht zijn. Elf in getale teeckenden wy, te willen na Waalwijck ghevoert zijn. Twee, zijnde Predicanten van Campen, na Nyenhuys in 't Graafschap van Benthem (dese alsoo sy daar niet toegelaten wierden, reysden voorts na Steinfurt; ende daar oock swarigheyt vindende, trocken na Vreede in 't Sticht van Munster) eene na Cleef, eenighe boden quamen onderstaan, hoe veel waghenen wy van nooden hadden. Daar na wierdt ghesonden een bode, die yeder van ons telde 50 guld. tot reysgelt: worde ons oock yder copije van de sententie gegeven. Ontrent 9 uren quam de kamerbewaarder ons aanseggen uyt name van hare Hog: Mog: dat wy ons souden haasten op de wagenen te gaan, oft dat de H.H. Staten souden anders ordre stellen, wy seyden, gereet te zijn. | |
[pagina 113]
| |
Het mishaagde mogelijck hare Hog: Mog: dat vele lieden by ons quamen. Het feylde aan de boden, die noch niet gereet waren. Tusschen 9 ende 10 uren setteden wy ons op de wagenen in regenachtigh weder; en vergeselschapt zijnde met verscheyden boden (wy elve met vier boden) reden uyt den Hage, in tegenwordigheyt van groote menichte van menschen, sommige spottende, vele weenende over dit nieuwe spectakel, hoedanigh noyt in Hollant gesien was ghedurende de regeeringhe van de H.H. Staten. Wy elve werden ghevoert door Delft na Delfs-haven: daar maaltijt ghehouden hebbende ginghen in een Schip, ende voeren na Dordrecht, daar een tijdt langh stil gheleghen hebbende (doch tamelijckverre van de Stad om de ongeregeltheyt van 't graau, welck ons seer beschmadighde, ende onse maaltijdt in 't Schip ghehouden hebbende, voeren voorts die nacht. Den 7en Juli, in de morghenstondt quamen wy by Geertruydenbergh aan het Raamsdoncksche veer, daar | |
[pagina 114]
| |
werden waghenen ghehuurt, die ons brachten tot Waalwijck, alwaar wy quamen ontrent 10 uren voor de middagh. De boden lieten ons aldaar een onbijten bereyden, ende gegeten hebbende onderteeckenden wy seeckere acte, by hen gestelt, tot bewijs dat sy hare last volbracht hadden. Dit hebbende keerden sy wederom. Aldus zijn wij geworden een uytvaaghsel ofte uytworpsel onses vaderlandts; geen misdaet begaan hebbende; maar om dat wy, yder by name geciteert zijnde op een vrye Synodus te compareren, de waarheyt kloeckmoedighlijck hadden voorgestaan, ende des Synodi valsche leere ende ongoddelijcke proceduren tegengesproken: doch sonderlinghe, om dat wy niet wilden het ampte, ons van Christo op geleydt, versaken, ende onse Gemeynten verlaten, ons latende maken tot stomme honden, ende de schaapkens Christi den wolven overgheven; volghens acte, diemen wilde van ons onderteyckent hebben. De Heere geve haar genade ende tijt, om haar te beteren, ende ontfer- | |
[pagina 115]
| |
me hem over sijn gemeynte, ende onse geheele vaderlandt. Dit is een kort verhaal, niet van alles, maar van de voornaamste saken die tusschen den Synodum Nationalem tot Dordrecht gehouden, en de Geciteerde Remonstranten gepasseert zijn; mitsgaders de sententie ende executie daar op gevolght. Wat ons voorder tot Waalwijck bejegent is, ende wat sententien daar na gepronuncieert ende ge-executeert zijn aan andere Predikanten, kan by andere geleghentheyt verhaalt worden. |
|