Historisch verhaal, van 't gene tusschen den Synode Nationaal ende de geciteerde Remonstranten in ende buyten de synodale vergaderinghe is ghepasseert
(1649)–Eduard Poppius– Auteursrechtvrij
[Folio *2r]
| |
d'Uytgever
| |
[Folio *2v]
| |
uit dien heerlijkken Lof-sangh van de Engelen door bevel des Vaders op sijn gheboorten-dagh ghesongen. Luc. Ii:14. Sulx is mede niet donkkerlijck daar uit af te nemen, dat God de Heere Aaron en den Priesteren voorschrijvende wat zegeningh sy over het volk zullen uitspreeken, dit besluit met den wensch van vrede. Num. Vi: 24, 25. En was het Volk Godes gewent malkandren dus te begroeten: Vrede zy u. Waar onder sy alderley zegening, selfs ook de gunste Godes verstonden. So belast de Heere Jesus sijnen Apostelen, als hy haar uitsant om het Evangelium des Vredes te verkondigen, seggende: in wat huys ghy zult ingaan, segt eerst, vrede zy desen huyse, Luc. X:5. Ook hy selve, wanneer hij sich de eerstemaal na sijne opstandighe aan de Elve openbaarde, seit: Vrede zy u-lieden. De liefde, baar-moeder van de vrede, en sonder welke sy ook niet bestaan kan, word als een lievereye en veldteeken gestelt voor den Christenen, waar | |
[Folio *3r]
| |
aan sy gekent kunnen worden, en wert haar geboden eens gesint te wesen: niet dat sy hier o f daar in poinctjes en pointilletjens niet souden mogen verschillen, maar dat sy in de grontstukken over-een-komende, voorts malkandren dulden, en die sterk zijn de swakken dragen zullen, gelijk sulx onder den Apostelen geschiet is, en in de eerste Kerke plaatse gehad heeft. Wat isser dan nu ongerijmder, als dat Christenen, en sodanige Christenen, die de dwalingen des Pausdoms verlaten hebbende, hare Reformatie uit het Woord Godes alleen soeken vast te maken, door zulkken droevighen scheuringhe van malkanderen ghescheiden zijn en blijven? Tot groote vreugde van het Pausdom, dat, daar door in dese Landen soos eer is toegenomen, datter nauwelijx te gelooven is. 't Welk des te droevigher is, om dat die lieffelijkke vrede waar in de Nederlandsche Kerkken bloeide tot merkelijcken afbreuk harer partyen, wech genomen en gebroken is, | |
[Folio *3v]
| |
meest door de hevigheid van sommige al te voorbarighe gemoederen, in het drijven van sodanige leerstukken waar in, so maar de noodsakelijkheid van so te moeten geloven niet te streng gedreven werd, seer licht de een den andren soude kunnen dulden en dragen, en sy alsoo de Koninklijkke wet der liefde onderhoudende door den band des vredes by een ghebracht en gehouden souden kunnen werden, en den Remonstranten niet liever ware als dat sy sulx doen mogten. Nu dewijl wy bevinden dat veele van de Contra-Remonstranten door onkunde van hoe 't sich in die tijden heeft toegedragen (dat vreemd is, daar alle Gereformeerde daar in over-een-komen, en met goede reden seggen, dat men 't op eens anders segghen niet moet laten aan-komen, maar in saken des gheloofs, ofte daar de saligheid gevaar mocht komen te loopen hoedanig het onnoodigh scheuren en rijten is, selve moet ondersoekken en de geesten beproeven ofse uit God zijn) | |
[Folio *4r]
| |
Dewijl wy dan bevinden, segh ik, dat veele door onkunde dese beklaaglijke scheuringe blijven stijven en voeden, wanende dat de Remonstranten te recht veroordeelt zijn, en daarom haar gevoelen niet mach gedult werden: Soo heeftet ons goet ghedacht dese Historische Aanteykeningen in dit Formaat te drukken, om voor een klein geld gekocht, en gelesen te kunnen werden, by 't Aanhanghsel van de Kerkelijkke Historie, &c. oftby de Historie selve. Dewijl 't een kort begrijp van 't eerste zijnde, nut is daar by ghelesen te werden om die Historie wel te verstaan. De Autheur is D. Eduardus Poppius Salr. Ged. En hebben wy gevolght de copie met sijn eyghen hant gheschreven, soo ons die van seeker vrient is toeg-gesonden. En sal U.E. hier in konnen vinden, 't gheen onses wetens by geene andren ofte ten minsten so wel niet ghevonden wort: te weten dat sijn persoon aangaat, hoe en wat S.E. in 't bysonder gesproken | |
[Folio *4v]
| |
heeft, en daarom van andren soo wel niet heeft gheweten oft kunnen onthouden worden. Blijckt met eenen dat S.E. mede een van de geciteerde Remontrantsche Predicanten zijnde, en verschenen op het Synodus van alles den Remonstranten betreffende heeft goede kennisse ghehadt. Van sijne oprechtigheid kan de ghehele Stad der Goude en alle die hem gekent hebben genoegh ghetuygen; Ja ik hebbe menighmaal selfs van sijne partijen hem dit hooren nageven: ’t Is jammer dat hy Arminiaans is geweest, soo vromen, godvruchtigen, en oprechten man was hy. De Autheur heeft alles tot Dordrecht zijnde self kortelijk aangheteekent. Somwijlen hooren wy eenige luyden dese woorden spreeken: Hadden de Remonstranten gheen ongelijck gehad, de Synode sou haar niet veroordeelt hebben. Hier uyt kan het teghendeel blijken; dat sy veroordeelt zijn sonder dat hre sake na behooren is ondersocht, ja ghelijk de Heer Doctor | |
[Folio *5r]
| |
Velius in sijn Chronijck van Hoorn te kennen geeft, dat het Synode tot gheenen anderen einde is vergadert geworden dan om over haar, die nu te vooren al veroordeelt waren, het vonnis uyt te-spreeken. Sijne woorden luiden aldus. Dese May-Maandt werdt ook Het Synodus van DordrechtGa naar margenoot+ ge-eyndight, en by des selfs uytspraak (welke gheschiede op den 6 May) de Leere der Remonstranten Veroordeelt. 't Welck het eenigh oogmerk van dhet selve Synodus was: Want dit oordeel al voor heen gevelt zijnde, most so met een uyterlijkken schijn geauthoriseert werden, om dan daar mede teffens te verdedigen so de beroerten in 't lant, d'afsettingen van de Magistraten, en wat men alreede meer tot nadeel van de RPvivilegien en tegens alle recht ter handt ghenomen hadde: als ook wat men alsnoch van meninge was daar op te laten volgen, te weten, de Dodt van den Advocaat Barnevelt, Het straffen van d'andere gevangen Heeren, en de verdrukkinge, van alle de geene die haar toonden, | |
[Folio *5v]
| |
of tot matigheydt van Leere, of ook tot onderlinge verdraaghsaamaheyt genegen. Misschien sal yemand seggen: dat sommige van die dingen welkke daar in verhalt worden, in andre boekken mede verhaalt zijn, en derhalven onnoodigh schijnt dat men dit werk uitgeve, also het Historisch Verhaal selve toen al is uitgegeven geweest. Doch hier op kan dit geantwoord worden 1. Dat het Historisch verhaal weinigh te krijghen zijnde, en noodsakelijk om de Kerklijkke Historie ten vollen te verstaan, dit tractaatjen daar voor verstrekken magh, also 't die saaken met weingih woorden; doch genoeghsaam voor draagt. 2. Het zy dan so, dat hierin veele dingen ghevonden worden, die in andre boeken verhaalt zijn, so kan dit egter nut en dienstigh wesen, behalven het ghene hier van andren niet verhaaldt zijnde, gevonden wort, ook om dier saaken wille selve. Soo om dat die boeken niet meer te bekomen zijn; als om dat hier alle die, en andre din- | |
[Folio *6r]
| |
gen meer, in goede ordre by malkanderen gevoeght zijnde, dit werk nut en dienstigh zijn kan beide voor de gene die gheen lust hebben om veele boeken en langh te lesen; en den genen die 't niet ghelegen komt om die boeken te koopen. Dit lesende, zullen sy hier met weinigh moeitens de gheheele saak van de grond af wijtloopigh ghenoegh en nochtans beknopt soo 't geschied is, verhaalt vinden. 't En wordt dan niet uytghegeven om yemand te verbitteren; maar alleen op hoope dat de soodanige siende dat sy dus langh zijn misleit gheweest selve den Vrede mochten helpen bevorderen, en andren dar toe aan-maanen; en alsoo de scheure en schade Josephs, daar sich nu niemant over schijnt te erbarmen, een-maal geheelt worden. Wilden alle Gereformeerde dus vereenight zijnde in plaatse van teghens malkandren met vinnige twist-schriften uit-te-vaaren daar toe arbeiden en de fouten in het | |
[Folio *6v]
| |
Pausdom met alle Vriendlijkheid en liefde soo aanwijsen, dat hen die haar soo langh in onsen twist verblijd hebben rechte oorsake gegeven wierde om door onse vriendelijkheid en Christelijk mededoogen tot na-denken gebracht te worden, en God eenmaal mogten dankken dat sy uyt die dikke duisternisse verlost zijnde haar de Sonne der Gerechtigheyd is opghegaan: O wat ware dat een ghewenschte saake voor allen vreed-lievenden Christenen! Als elk dus sijn best dede, hoe klaar souwen haar dwalinghen aangewesen en sy overtuight worden.
Eendracht
Maakt Macht.
God, die de oorsaak van den rechten vrede is, souw buiten twijfel, als die ons doel-wit en eenig oog-merk ware, den doolenden in der Liefde te onderwijsen, en met onsen goeden wandel de vruchten en kracht onses geloofs te openbaren, ons eenparigh | |
[Folio *7r]
| |
doen zegenen, als een werk hem behaaglijk. En zijn wy by desen tijd der wereltlijkke Vrede te meer dar toe verbonden. Want heeft sulx in 't wereltlijkke kunnen gheschieden; hebben de Hoog. Mog. Heeren Staten en sijn Majesteyt van Spanjen kunnen vergeten en vergheven elkaan hare zijde daar in sy meynden beledight te zijn, ofte ook inder daat beledight waren; wat souder aan schorten dat sulx in 't Geestelijke mede niet souw gheschieden? En dat te eerder om dat die daar in wel het meeste gesagh hebben, als bedienaars van het Evangelium des Vredes hier in andre verre behooren te overtreffen, Gewisselijk soo langh dat niet gheschiet, en wy verdeylt blijvende, de haat niet minder wort, is alle onsen roem van Christenen te wesen ydel, en wat wy voorgeven van in het Goddelijkke beter verlicht te zijn, meerder wijsheyd en verstand te hebben, te vergeefs. Indien ghy bitteren nijd en twistgierigheyd hebt in uwe herte, soo en roemt | |
[Folio *7v]
| |
ende en lieght niet tegen de waarheyd. Dese is de wijsheyt niet die van boven af-komt: maar is aardsch, dierelijck, duyvelsch. Ga naar margenoot+ Hier door geven wy niet alleen den Joden en Pausgesinde rechtvaardige oorsake van aanstoot, maar staat te beduchten dat de Wereldlijkke tegens de gene die dat goede werk beletten in 't oordeel op-staan ende de selve verdoemen zullen. Belanghende den Joden wat kan haar aanstootelijkker wesen als dat sy sien dat die ghene die Jesus voor den messias houden, soo twist-gierig zijn en om het minste poinctjen malkandren sulken haat toe-dragen? Sy weten al te wel dat de Messias een Vrede-Vorst is, en dat ten sijnen tijde de Wolf by het Lam weiden moet. Nu sien sy in teghendeel dat de gene die haar voor Schapen Christi uitgheven niet anders als rijtende Wolven onder malkandren woeden. De Joden selve die Godt een hart volk noemt, behalven die hooft-secten waar van wy in de H. Schrifture | |
[Folio *8r]
| |
lesen noch in verscheyden andre secten verdeylt zijnde, lieten daarom niet na den voornamen Godes-dienst gelijkkerhand in den Tempel te plegen. Sullen wy Christenen nu, die van onsen Oppersten en eenigsten Leer-Meester dit moeten leeren, dat hy is ootmoedigh en zachtmoedigh van harten, dit alles ongemerkt laten deurgaan, en soo af-keerigh van malkandren blijven, dat wy niets met malkandren ghemeen souden willen hebben? Wat kan ons beletten met de gene, die wy meynen te doolen in dinghen die de gronden der Godsaligheid niet om verre stooten, en waerom men buiten het Koning-rijkke der hemelen niet zal worden uitgesloten, malkandren dragende, een Dop en Avontmaal te ghebruikken? En alsoo te worden tot een Lichaam welkkers Hooft is Christus? Hoe veel de Apostelen in soodanige dingen hebben toe-gegeven is al te bekent om bewesen te worden. Gedecnkt maar op het besluit ghenomen in het eerste Synodus der | |
[Folio *8v]
| |
Apostelen ghehouden tot Jerusalem. Acto. XV. Wat dat uitverkooren vat Godes, die Heilighe Paulus den swakken Joden ten gevalle ghedaan heeft, Cap. Xvii. En xxi:24, 26. Als mede het gene hy uyt sijne ghevankkenisse schreef aan de Gemeente van Ephes. Cap. Iv: ℣ss. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7. Aangaande de Pausgesinden: wort den eenvoudigen, als men se soekt te brenghen uit haar diepe duisternisse tot het licht des Evangeliums, nietrechtvaardige oorsake gegeven, om te vraghen? Tot wien van u allen sal ik my wenden? Waaris onder u-lieden die Christelijkke Liefde, verdraagsaamheid en eenigheyd te vinden, die in den Discipulen onses Heeren Jesu Christi vereischt wort? Dus doende openen wy een wijde deure, waar door het Pausdom sal soeken in te breken: en schijnen sy ook die hope alrede geschept te hebben. Want soo hoort men se somwijlen tot Antwerpen en elders spreeken: De Hol- | |
[Folio **1r]
| |
landers nu in 't Wereltlijkke Vrede hebbende zullen in het Geestelijkke oneens zijnde wederom overhoop raken, en onse Religie alsoo daar door wederom dapper worden voort-gheplant. 't Welk geen wonder wesen zouw. Want een Huis of Stadt tegens sich selven verdeylt kan niet bestaen, seit onse Salighmaker. Hare ghedwonghe eenigheyd, ofte liever schijn van eenigheid, komt hier door in grooten aansien by de eenvoudige onder ons selve, die lichtelijk ook daar door verlokt en afgetrokken konnen werden, als die het secreet van de Misse niet verstaan, te weten, datter gheen ware eenigheyd plaatse hebben kan, daar het verstant, geloove en alles onder de hooghste straffe verbonden wort aan de ghenaamde Kerkke oft des selfs hooft: daar niemandt mach laten blijkken, in het minste daar van te verschillen, schoon hy ook in goeder conscientie daar van uit Godes Woord meind versekert te wesen, en hem gheen beter redenen | |
[Folio **1v]
| |
kunnen gegeven worden. Doch wy hopen het teghendeel dat namentlijk hare voor-segginge valsch zal worden bevonden, en sy in hare gissinge bedroogen zijnde onse ware vrede strekken zal, tot voort-plantinghe van de waarheid die na de Godsaligheidt is. Dit is seeker dat soo langh wy dus verdeilt blijven, wy onse eighene krachten verswakken, en onbequaam worden gemaakt om de bestrijders der waarheid na behooren tegen te staan.
Want Twist
Verquist.
Jae dat meer is, terwijl wy dus blijven voortvaren met malkanderen te bijten, ghevaar loopen, en na de lesse Pauli wel hebben toe te sien dat wy van malkandren niet verteert worden. Terwijl wy onder malkandren liggen en hassebassen, neemt de ongerechtigheyd de overhand, de Liefde verkouwt in veelen, en het geloove | |
[Folio **2r]
| |
wort in sommigen ook t'eenemaal uit-geblust. Dat eenige seggen, dat de Contra-Remonstranten met de Remonstranten so niet vereenigen kunnen, om dat sommige der selver tot schande van hare leere schrijvende die een duivelsche leere ghenoemt zouden hebben, ahcten wy te spruiten uit een al te grooten hevigheyd en eenzijdigheyd, welke gelijk se oorsake van de scheuringe zijn geweest, in den sodanigen nu noch zijn het voetsel tot onderhoudinghe der selve: haar altijts voor oogen stellende 't gene sy meinen haar te na te gaan, en belettende te sien dattet immers nu eens tijt is, om van dat schadelijk en schandelijke twisten af te laten. Wy zullen haar niet te gemoet voeren, dat sulx van hare kant mede also seer (indien niet hevigher en vinniger) is geschiet: dat men schier telkkens alsmen van verdraaghsaamheyt spreekt of schrijft tot antwoort krijgt dat de moderatie is modderatie; en dit: wat ge- | |
[Folio **2v]
| |
meen hebben Christus en Belial? Haar ofte hare Leere alsoo by Christus en den Remonstranten oft der selver Leere by Belial vergelijkkende: als mede de harde proceduuren tegens den Remonstranten buiten hare schult gepleeght; en dat niemandt van de Calvinische als sulx wederom gebeurt daar yet tegen seit, en alsoo met haar stilswijgen te kennen geven dat sy die sake toe-staan, en waar sy ghehoor meinen te verkrijgen by de Magistraten bevorderen: overmits de Remonstranten bereyd zijn dit alles door het vuur der liefde te laten verteeren. Maar dit alleen, dat ghenomen al de Remonstranten waren daaraan schuldigh, en dat noch sonder oorsake te hebben, dattet Christelijk is van de Politijken dit te leeren, dat men om tot Vrede te komen veel over het hooft sien en vergheven moet. Indien wy wel doen, die ons wel doen, wat doen wy dan sonderling? Kander van den Remonstranten wel | |
[Folio **3r]
| |
yet heviger gheseit worden als van de Lutersche in hare boekjens, ghenoemt, Den Calvinischen Brand, het Calvinische Turckdom, Oorloogh van Calvinus tegens Christus, het over-een-komen van Calvinus met den Duivel. Welke tituls alleen genoeg zijn om van den inhoud te kunnen gisen dattet niet al te sacht wesen moet. En nochtans siet men dat Do. Godefrid Hotton, Bedienaar der Fransche Ghemeente tot Amsteldam, thoont dat men met de selve wel vereenigen kan: in sijn boekjen genaamt, Tractaat van de Christelijkke Vereeninge en bevredinge der Evangelische kerken in Europa, &c. Niet seerlang geleden in't Latijn en Fransch uytghegeven en daar na ook in 't Nederduytsch overgeset. Dese hinderpaal dan mede wech-genomen zijnde, wat salder meer aan haperen? Indien wy ons ook tot soo heiligen, nutten, noodigen, en Godt behaaghlijkken werk niet willen begeven noch laten bewegen, laat ons af- | |
[Folio **3v]
| |
leggende alle boosheyt, bedriegerye, geveynstheyt, nijt, en alle achterklappinghe, in sonderheydt de haat (in welcke de duivel, die een Moordenaar is van den beginnen, sijn hooghste vermak en behagen heeft, en die hy onder schijn van yver voor de suivre leere en waarheyt den menschen weet in te blasen) ten minsten thoonen dat ghelijck wy alle uyt het Afgodische Pausdom zijn uytghegaan, alsoo ook een af-keer hebben van hare Tyrannye, Conscientie-dangh en haat die sy den (na haar oordeel) doolenden Christenen toe-dragen. Sijn wy juyst van geen eene gesintheyt, ofte al zijn wy noch so sterk niet dat wy malkandrens swakheden en struikelingen na behooren dragen, en ons tot eene vergadering begeven kunnen, 't welk het wenschelijkste ware. Wy zijn echter Christenen en voor so veel wy Gereformeerde zijn in een nauwer broederschap verbonden: en derhalven schuldigh te laten blijkken, dat onse twist gheen moedwilligheydt maar | |
[Folio **4r]
| |
swakheyt is'wy moeten uyt-trekken en wegh werpen alle die passien, welke regel recht tegens de Christelijke Liefde strijdende soo weynigh daar mede over-een-komen als heet en koudt. Laat ons malkandren aanmerken tot ontsteeckinge van Liefde en allen goeden werkken; dat Koninglijkke Gebodt der Liefde, en die vervullinge der wet betrachten. Want sonder Vrede en heyligheyt niemant Godt sien zal. Alsdan sal de eene thoonen dat hy gelooft dat God in het verkiesen der menschen op gheloove en ongheloove siet, dat de goede werkken den menschen nut en nodich zijn: De ander, dat God wel in het verkiesen daar op niet siende, evenwel de uytverkorene de selve pleghen, en doen als ghehoorsame en dankbare Kinderen; als dan zal beyder geloove door de genadige mede werkinghe Godes niet vruchteloos wesen: Maar het gheloove uit de werkken, en de werkken uit het gheloove openbaar worden. Dan sal de | |
[Folio **4v]
| |
onderlinge broederlijkke Vriendlijkheydt van dagh tot dagh toe-nemen: gelijk de ondervindingh dat in ons lieve Vaderlandt leert. Want hoe veel beter tijden zijn 't nu, (de Heere zy daar voor gedankt) als noch voor weynigh jaren. Daar niet weinigh toegeholpen heeft, de waare kennis, der Kerkelijke verschillen, die veel van de bescheidenste Gereformeerde uyt de groote Historie van den Eer. Uitenbogaart hebben gheleert. Soo veel goet kan somtijts een onaangenaame waarheit doen. Waar over de Remonstranten oock verhoopen, dat de Hooghgeleerde vermaarde Heer I. Triglandius Professor in de H. Godheyt in zijn Aanmerkinge die zijn Eerwaardigheit op Uitenbogaarts Kerkelijke Histori teghenwoordigh schrijft, de bescheidenheit sal gebruiken dien een Christen voeghlijk is, en de waarheyd liever beklaghen, als tegen-spreeken: en veel eer verbetren als verbitteren; op dat zijn grijse ouderdom met vrede ten grave vaar; | |
[Folio **5r]
| |
en zijn hooghe Wetenschappen, en voorsichtige ervarentheyd zijn mede broed'ren lessen van oprechtigheyd, eendracht en onderlinghe Liefde na laat. Waar door de Christelijke Kerkke in de Vereenighde Nederlanden in een Lichaam ingelijft sal worden en metter tijt sich by deGa naar margenoot* Hoogduitsche voegen, om gesamentlijk voorbeelden van alle Christleijke deugden der werelt, en dwalende Roomschgezinden, verstokte Joden, en blinde Heidenen Christo toe te brenghen. Dus zal de wegh tot de Vrede ghebaant werden. Ons wert immers belast (en dat behoort ons ghenoegh te wesen) te staan na Vrede met allen, den rede te soeken, deselve na te jagen, en dien te houden met allen menschen soo veel in ons of mogelijk is. Ga naar margenoot+ Dat men nu dus doende vrede krijgen, hebben, en behouden kan is buiten twijfel; insonderheyt wanneer de Leeraren en Predikanten hare toehoorders met alle ernst daar toe aanporren en vermanen, gelijck sy schuldigh zijn. Wy bidden | |
[Folio **5v]
| |
haar om Christi wille te ghedenken dat de selve onse Heere Jesus seit zaligh zijn de Vreedsame, ofte, ghelijk de Nieuwe Oversetters wel aanteikenen dat het Griecx luid, de vrede-maakers, want sy sullen Gods kinderen genaamt worden, Mat. V: 9. En daar by het gene de Propheet Esaias seit Cap. Lii: 7. Hoe lieffelijck zijn op de berghen de voeten des genes die het goede boodschapt, die den vrede doet hooren: welkke spreuke mede ghevonden en verhaalt wordt, Rom. X:15. Overweegt doch Broeders wat u ampt is soo 't Paulus beschrijft 2. Tim. ii: 22. Tot het eynde toe. En dan zullen wy haast met den Koninghlijkken Propheet en heylighen Psalmist singhen. Siet hoe lieffelijk isset, dat broeders ook t'samen woonen. Het is gelijck de kostelijcke olie op het hooft, nederdalende op den baard Aarons: die nederdaalt tot op den zoom sijner kleederen. Het is ghellijck de dauw Hermons, die nederdaalt op de berghen Zions: want de Heere ghebied aldaar den zeghen, [en] het leven tot inder eeuwigheyt. En | |
[Folio **6r]
| |
dan zalder hope wesen om winninge te doen. Want hier door thoonen wy dat de God des Vredes onse Vader is, wiens aard wy dan uytdrukken: Hier door thoonen wy, dat Jesus sijn ghesalfden Sone, die Messias, Vrede-Vorst, onse Heere en Broeder is, wiens voetstappen wy daar in navolghen: Hier uyt sal men bekennen dat wy kinderen des Heligen Geestes zijn vermits wy des selfs vruchten draghen. Want de vrucht des Geestes is liefde, blijschap, vrede, lankmoedigheydt, goedertierentheydt, goedheyd, geloove, sachtmoedigheyd, matigheyd. Ga naar margenoot+ Dan zalmen bevinden dat in ons niet en is een ydele wetenschap die op-gheblasen maakt: maar dit een onfeylbaar teekken zijn, dat in ons woont die hemelsche wijsheyd, die van boven is, die ten eersten is suyver, daar na vreedsaam, bescheyden, geseggelijk, vol van barmhertigheydt en van goede vruchten, onpartijdelijk oordeelende, en ongheveynst. Jacob. Iii:17. Godt die de liefde is, zal daar door be- | |
[Folio **6v]
| |
woghen worden sijn vaderlijkke en gunstige oogen op ons te slaan: zijn wy vreedsaam, de Godt der liefde en des vredes sal met ons wesen: In teghendeel haat hy den onrekkelijkken en ongeseggelijken. Soo en laat ons niet zijn soekkers van ydele eere, malkanderen tergende, malkanderen benijdende. Beneffens het voor-gaande boven-geseide gevaar, 't welk voorwaar seer groot is, en om 't welk voor te komen yder in 't bysonder ghehouden, en wy alle te samen schuldigh zijn, ons uiterste best t edoen: blijkt hier dan mede, dat den haters van den lieffelijkken vrede de ongunste Godes te vreesen staat, en sy dien te verwachten hebben. Waar nijt en twistgierigheid is, daar is verwerringhe en alle boosen handel, seid Jacobus, om de welke de toorn Godeskomt over den kinderen der ongehoorsaamheid. Col. Iii: 6. Over sulks staat ons dit vlijtigh te behartigen, dat men onder ons niet meer hoore ik ben Pauli, ik ben Cephae, ik ben Appollos; dat is, ik ben Calvinisch, ik ben | |
[Folio **7r]
| |
Luytersch, ik ben Mennoos, ik ben Arminisch, &c. maar soo te leven, dat niet alleen onse mond, maar onse gantsche handel en wandel uitroepe, wy zijn alle te samen Christi. Vertrouwende dan dat dit werk ghelijk het uitgegeven wort ook met sulkken ooghmerck sal gelesen worden willen wy U.E. niet langher ophouden: maar (dese spreuke des Apostels Jacobi indachtigh ghemaakt hebbende: de vrucht der rechtvaardigheit wordt in vrede gezaait, voor de gheene die vrede maken.) Ga naar margenoot+ Wijsen tot het werk selve. Vaar wel. Cornelis de Leeuw. |
|