Hij noteerde de naam Der Kindere, meisje, vier jaar ongeveer.
‘Is u daar, zuster? Weet u nog, dat kleine meisje van die meneer en mevrouw Der Kindere, zo'n klein vrouwtje?’
‘Zeker, dokter. Komt de kleine meid voor goed?’
‘Precies.’
‘Juist. Nou, wat heb ik u gezegd? Vóór het nieuwe jaar.’
‘Inderdaad. 't Is maar goed, dat ik niet heb gewed.’
Nel maakte twee koffers met kleertjes klaar en een kartonnen doos met speelgoed, het deerlijk verminkte speelgoed van Lineke.
In de middag van de volgende dag begon het te dooien. Jan huurde een auto tegen de volgende morgen.
De chauffeur borg de koffers en de doos achterin. Nel en Jan stapten met Lineke tussen zich in naar de auto. Lineke huppelde blij. Ze lieten haar tussen zich in staan. Ze juichte met een lage stem toen de auto in beweging kwam.
Na een half uurtje nam Nel Lineke op schoot.
‘Nou ga je van ons weg, kleine schat. Ach lieverd, had ik je maar altijd bij me kunnen houden.’
Jan beet op zijn wang.
‘Nel, je kracht is geen stenen kracht en je vlees is geen staal.’
‘Wat zeg je nou?’
‘Dat staat in 't boek Job: is mijn kracht stenen kracht? is mijn vlees staal?’
Nel pakte zijn hand in een sterke greep.
Ja, ik begrijp 'et, 't is de enige oplossing. Ger weet het nog niet. Dit is wel een sombere tocht. 't Is als een gang naar het kerkhof. Vader is begraven, en het eerste kindje. Dit is droeviger dan beide. De dag van vaders begrafenis was droefheid, maar dit is erger. Toen was er de vrede. Naar Nel te zien, is dat vrede? Nou weet ik het niet meer.
Dit is droefheid, maar er is geen vrede bij. Het is bitter, erg bitter. De Almachtige heeft ons bitterheid aangedaan. En Ger weet het nog niet.
Kleine meid, wat heb je een verwoesting aangericht, op je onnozele levensweg. Je staat jezelf in de weg, schat, je brengt jezelf om, mijn kind, mijn kind.
Dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus mijn God en Vader is,
op Welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel,
of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziele verzorgen,
en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt,
mij ten beste keren,
omdat Hij zulks doen kan als een almachtig God,
en ook doen wil als een getrouw Vader.
Alle kwaad.
Alle kwaad dat Hij Lineke en Gerda en Nel en mij in dit jammerdal toeschikt.
Alle kwaad.