Ze stapten stevig door, de handen in de zakken.
‘Dat is de moeilijkheid. Lineke is bepaald boos de laatste tijd. Mijn zuster zorgt nu voor haar, maar dat gaat mis: ze slaapt veel te weinig.’
‘Ja, die kindertjes zijn moeilijk.’
‘Ze maakt consequent van de nacht een dag, en dan dommelt ze in de morgenuren. Met 'et gevolg dat mijn zuster de goeie gewoonte van slapen afleert.’
‘Maar dat gáát toch niet. Is daar niks aan te doen?’
‘Tja, in de nacht van Zaterdag op Zondag neem ik de wacht, en als ik een vrije middag heb stuur ik Nel naar bed, maar ik wou haar vaker aflossen, en dat wil ze beslist niet.’
De directeur floot zacht een deuntje, een aanwijzing dat hij een plan ging uitwerken. Jan wachtte op het resultaat. Dat kwam ook.
‘Er zijn verschillende manieren. We kunnen de rooster helemaal omgooien, dat u alleen of bijna uitsluitend middaglessen krijgt. Dat is te doen. Ik moet nog es kijken.’
Na de morgenlessen riep de directeur Jan in zijn kamer.
‘Gevonden. Als u alle middagen vier lessen geeft, - dan moet u met mij een paar uren omruilen, - dan krijgt u alvast drie morgens vrij. Maken we daar dan Maandag, Dinsdag en Woensdag van, dan heeft u een halve week gelegenheid om uit te slapen.’
Jan keek de bejaarde man verrast aan.
‘Dat is eenvoudig prachtig. Mijn hartelijke dank.’
‘Och, 'et is om vier weken te doen, na de Kerstvacantie zien we weer.’
‘Ik vind 'et een pracht-oplossing, dan kan Nel in elk geval wat bijkomen.’
De directeur klopte hem gemoedelijk op de schouder.
‘Dat had je van zo'n ouwe heiden niet gedacht, hè?’
Jan fietste vlug naar huis. Nel was nog in de keuken bezig; hij ging haar de nieuwe regeling vertellen.
‘'t Is nou Vrijdag, ik ga in elk geval vannacht oppassen.’
‘Nee, jonge man, je ben een dag in de war.’
‘Ik ben helemaal niet in de war. Volgende week heb ik de nieuwe rooster, dus dan heb ik de wacht. Ik kan uitslapen tot twaalf uur, zo nodig. En vannacht ga ik oppassen, om te oefenen, zie je. Misschien slaapt ze wel door.’
Doorslapen was het niet helemaal. Maar Jan kon vanaf half drie een ongestoorde rust genieten, en hij ging welgemoed naar school.
Nel had toegegeven. Ze begon de moed te verliezen. Ze werd zenuwachtig en schrikkerig, en vergat telkens Lineke te voorkómen. En de kleine meid ontwikkelde een boosheid en listigheid, die iets ontstellends hadden. Twee maal ging haar woedebui in een toeval over. Haar vernielzucht breidde zich snel uit, en ze werd steeds handiger in kwade plannen.