strand te blijven zitten, terwijl zij wat rondwandelde. Het leek wel, dat zij sneller opknapte dan haar man. Ze werd ook wat opgewekter, maar de gulden blijdschap van de vorige maal bleef uit.
De voorlaatste dag van hun verblijf maakten ze een grote wandeling door het bos. Ze praatten rustig samen. Nu zouden ze Lineke gauw weer bij zich hebben. Ze aten hun boterham en gingen beiden dutten. Het was zoel, maar niet te warm. Jan ontwaakte plotseling doordat een insect hem stak. Hij had gedroomd. Hij liep met de oude dominee langs het kerkhof van het dorp. De oude heer bleef stil staan en keek Jan verwachtend aan. Toen zei Jan, tot zijn eigen verbazing:
‘Dominee, dit is de laatste maal dat ik in alle eenvoud gelukkig ben geweest.’
‘Dat weet je niet, me-jongen, waarom zeg je zo iets?’
‘Ik begrijp het niet. Gerda slaapt.’
De oude dominee wees met zijn paraplu naar het kerkhof, en plotseling stond Jan tussen de zerken. De paraplu scheen heel lang te worden, en wierp een schaduw over een steen. Jan keek naar de ingebeitelde letters. Het was vaders graf. Wat stond er veel op! Jan bekeek het opschrift nauwkeuriger en las: Hier rust Jacob der Kindere, dat blijde kind van God, dat hoeren en tollenaars tot de Heiland gebracht heeft. Toen besefte Jan dat hij droomde.
Hij zat over zijn droom na te denken. Het had hem even aangegrepen, meer nog om de vreemde stemming dan om wat er in de droom gebeurde. Hij had nog meer gedroomd, maar dat kon hij niet terughalen.
Naast hem lag Gerda heerlijk te slapen. Hoe bekend was hem haar gezicht, en toch kon hij het niet verklaren. Haar gezicht van goedheid, had hij het wel bij zich zelf genoemd. Ze was veranderd. Het haar was nog goudblond als vroeger, bij de ogen had ze kleine rimpeltjes gekregen. Maar haar mond stond moedeloos. Arme meid, het leven is je niet meegevallen. Eerst een harde jeugd, en in je huwelijk tegenslag op tegenslag. Terwijl hij Gerda's gezicht bekeek hoorde hij opeens de stem van Nel uit zijn droom van zoveel jaar geleden; het was alsof die stem een lange reis door de jaren gemaakt had:
- Ik zal daar niet komen, Jan; ik wou het wel, maar ik zal daar niet komen.