‘Dát is ons Lineke helemaal. Je lichaam, dat ben je zelf. Wij zien dat ze een schat is, zó als ze is. Een ander ziet het niet, omdat-ie niet uit z'n ogen kijkt. 't Is anders nogal eenvoudig. Lineke is lelijk geworden, maar sinds de zondeval zijn wij allemaal lelijk. We zijn alleen maar te stom om het te zien. We hebben er geen benul van hoe een mens er eigenlijk moest uitzien. Noem voor mijn part een of andere beroemde schoonheid, eentje met verstand, Aspasia of Anna Maria van Schurman, bij Eva vergeleken, van vóór de val dan, zijn het minder dan mongooltjes.’
Gerda luisterde maar half, ze vervolgde haar eigen moede gedachten.
‘Misschien is 'et mijn schuld, dat Lineke zo is.’
‘Waarom? Wat weet je van je voorgeslacht? En dan nog, wie kan zeggen: dit of dat aan mijn kind is mijn schuld? Ik kan wel denken dat het mijn schuld is. Daarvoor weten we te weinig.’
‘Ik heb een plan,’ zei Jan opeens. Het nam vorm aan terwijl hij dit zei.
Gerda keek hem een beetje suffig aan.
‘Wat voor plan?’
‘Het zal een beetje kosten. Ik dacht zo: als we Lineke een week of drie in een inrichting voor zwakzinnige kinderen doen, ik bedoel alleen voor observatie, dan kunnen wij samen uit, en horen we daarna wat ze van haar vinden, dan kunnen we altijd nog zien.’
Gerda zat wakker en met een hoge kleur voor in haar stoel.
‘Ik doe Lineke niet uit huis.’
Wel, wel, dacht Jan, ‘ik doe’. Ger verdedigt haar dochter tegen haar man!
‘Daar gaat het niet over, meisje. Drie weken observatie, dat is geen uithuis-doen, ben je mal? Maar we kunnen er wat van leren als we na die drie weken horen wat ze er van vinden.’
‘Denk jij d'r werkelijk over om Lineke uit huis te doen? Hoe haal je het in je hoofd!’
Jan ging naast Gerda's stoel op de grond zitten en legde haar arm om zijn schouder. Hij aaide haar hand en zei niets, totdat hij voelde dat ze hem tegen zich aan trok. Toen begon hij voorzichtig:
‘Weet je waar ik wel es over gedacht heb, kind? Over wat ons in de toekomst te wachten staat. Het kan meevallen, maar je kijkt wel es vooruit, of je probeert dat. Als Lineke handelbaar wordt komt alles in orde, al is er dan nog moeite genoeg. Maar dat weet ik niet, en dat weet jij ook niet. Als ze nu es nóg moeilijker wordt, wat dan?’
Gerda gaf geen antwoord. Ze had de kracht niet hierover grondig door te denken.
‘Als het erger wordt, komt er een ogenblik dat ze weg moét. En dan is het verkeerd, daarmee te laat te zijn. Daar helpen we Lineke niet mee.’
‘Ik doe haar in géén geval uit huis. Ik zal wel zien.’
‘Ingeval het erger wordt, gaat ze steeds meer van je vergen. En dan speel je het niet klaar. Dan helpt een half jaar uitstel haar geen steek, en jou bezorgt het een overspanning waar je jaren voor nodig hebt om boven op te komen.’
‘Het lijkt wel of je me wil overhalen het kind weg te doen.’