de rug. Tot slot nog een man die half overwerkt was! Tussen haakjes, ik ben vandaag voor m'n middelbaar Nederlands geslaagd.’
Nel keerde zich verrast om, de theepot nog in haar hand.
‘Jò...!’ zei ze blij, met een lange uithaal.
Jan ging bij moeders stoel staan en zei:
‘Nou moeder, feliciteer me es, en geef me er een zoen bij.’
Hij zag het glimlachend licht in haar oude, wijze ogen. Haar kan ik nooit missen, dacht Jan, als moeder sterft zal ik haar nog vasthouden.
Nel had de theepot neergezet en vergat de muts er op te doen. Ze kwam naast Jan staan en gaf hem een stevige hand. Jan keek naar haar op, zoals hij licht gebogen bij moeder stond. Wat zagen Nels ogen blij, het leek wel alsof ze zelf iets heerlijks had gekregen.
Het drong plotseling tot Jan door, dat dit ogenblik hem zeggen ging wat hij weten moest. Het scheen met een openbarende kracht op hem aan te dringen. Hij richtte zich op en keek verwonderd om zich heen. Nel ging weer zitten. Toen zette Jan zich op de grond tussen moeder en dochter in. Even dacht hij, dat hij altijd tussen moeder en Nel had geleefd en met beiden nauwer was verbonden dan met enig ander mens. Ook de band met Gerda was anders dan deze verbondenheid. Het kwam hem voor alsof hij door het huwelijk van Nels moeder met zijn vader, al zoveel jaren geleden, op een geheimzinnige manier met deze twee vrouwen verbonden was.
Moeder glimlachte toen Jan bij haar op de grond zat. Jan keek naar Nel. Zou hij de kracht vinden om te verstaan wat hij nu zien zou? Nel keek hem vast aan. Toen begon Jan iets van haar te begrijpen. Hij wist met zekerheid dat ze hem liefhad, en het maakte hem niet trots en niet angstig. Het was onvermijdelijk, meende hij.
Nel keek voor zich. Hij zag een vermoeide trek op haar lief gezicht, en verbaasde zich over haar sterkte. Toen begreep hij, dat dit niet iets onvermijdelijks was; dat woord misleidde, het was geheel anders. Het was wel beschikt, er was geen ontkomen mogelijk. Maar het was goed.
‘Nel, wat zeg je,’ zei moeder, en Jan hoorde haar bedaarde stem als een vreemdheid door zijn gedachten klinken - ‘als jij es een paar weken bij Jan en Gerda bleef, totdat ze vaste hulp hebben. Ik kan zolang wel zonder jou.’
‘Goed, moeder, dat doen we. Stuur dan even een hansop en zo.’
Haar stem klonk bedwongen gewoon. Blijkbaar met opzet maakte ze een grapje, Nel kon soms zulke halve mopjes hebben, bedacht Jan.
Maar Nel was niet rustig. Het was een redelijk plan van moeder, dat erkende ze wel, maar kon het zo maar? Och, moeder wist dat zo niet. Of had moeder er wel es over doorgedacht? Ze keek uit haar ogen, dat ouwe moedertje.
Rondom Jeruzalem zijn bergen, hoorde Nel in zich zeggen. Tegelijk voelde ze de zware last. Ze had zich niet zo erg vergist toen ze, jaren geleden, meende dat Jan door haar moeders huwelijk haar broer was geworden. En wat wilde ze dat ontzettend graag. Maar dat andere was er ook. Ze was nu oud en wijs genoeg om dat te weten. Oud en wijs, dacht ze grimmig. Nee, niet oud en niet wijs ook.