zouden de dingen intussen er weer heel anders gaan uitzien. Wel, dan was de oplossing gevonden: ze moest nu haar besluit nemen, er verder niet aan denken, en het vanavond of morgenavond uitvoeren.
Nel sneed ijverig door. Maar ze werd genoopt een tweede pauze te houden. Zou ze er veel mee opschieten? Was de verloving eenmaal uit, dan kwamen immers de oude moeilijkheden weer terug. Hoe lang had ze al geprakkizeerd over haar band aan Jan? Van klein af; maar het was vroeger veel eenvoudiger. Toen ging het alleen om de vraag, of Jan nu haar broertje was of niet. Die vraag was, ondanks een tussentijd van rustige zekerheid, gebleven. Hij was alleen ingewikkelder geworden. Zouden andere meisjes wel eens met zo'n moeilijkheid zitten? Niet veel op deze manier. Als je werkelijk een broer hebt is er geen moeite. Ze kende wel meisjes van school, die als kleine dingen koud en giftig over haar broertjes konden praten. Het was haar een raadsel geweest. Maar die liepen geen gevaar en hoefden zich geen vragen te stellen. Heb je een broer van dezelfde vader en moeder, dan is alles eenvoudig; zó eenvoudig, dat je er het kostbare niet meer van zag, en er lelijk over kon doen.
Dat had zij vóór: juist omdat het moeilijk te begrijpen was, zag ze de rijkdom er van duidelijk. Jan moest van haar zijn. Nee, anders nog: zij moest van hem zijn, z'n zus. En dat blijven. Daarvoor had ze uit te kijken en voorzichtig te zijn. Vasthouden wat ze gekregen had, sinds moeder met zijn vader was getrouwd.
Het was toch niet verkeerd dat ze dit wilde vasthouden? Ze wás toch op een bepaalde manier van hem geworden? En dat kon toch in gevaar komen als ze nu verliefd op hem werd? Dat was duidelijk: ze mocht niet verliefd op hem worden; dat zou de oude vertrouwelijke verbondenheid doorsnijden. Ze ging dwars tegen zich zelf in, als ze hem wilde houden als broer en dan verliefd op hem werd. Het was moeilijk, je kon zo maar verkeerd zien en verkeerd kiezen. Zou ze zich iets inbeelden? Zou het een dwaas idee van haar zijn, dat er iets in haar en Jan veranderd was op de trouwdag van vader en moeder? Het trouwen in de kerk betekende toch iets. Het kon alleen maar dit betekenen: dat toen Jan en zij met elkaar verbonden waren als broer en zuster. Dat moést het betekenen, anders betekende immers 't trouwen van moeder en vader ook niets?
Op de trouwdag in de kerk was er iets bezegeld. Precies, dat was het: bezegeld. En als klein ding had ze dat heel goed begrepen. Dit waren tere dingen, waarover je niet makkelijk met iemand praten kon. Zelfs met moeder niet. En ja, met Jan natuurlijk ook niet. Het was zo mooi, zo veilig en een bewijs van hun verbondenheid geweest, dat ze als kleine kinderen eenmaal in zijn bedje hadden geslapen. Ze was naast hem wakker geworden met de heilige zekerheid dat ze zijn zusje was. Juist dat had haar gevoel bezegeld. Dat kon ze niet als iets raars verwerpen. Ja, bedacht Nel met enige verlichting, dáár ligt mijn zekerheid. Laat ik dat los, dan laat ik alles los. Dan moet ik gaan denken dat het dwaas van moeder en vader is geweest - nee, dat wilde ze niet uitdenken. Wat ze toen wist, was de waarheid. Ze was zijn zusje, dat kon niet anders. Ze mocht dit niet als kinderlijk