jongen op: hij moest niet elke dag bidden, dat werd een zinloze sleur; hij moest alleen bidden als hij er beslist behoefte aan had. Jan paste deze regelloosheid toe op zijn avondgebed. Na enkele weken was hij daarin zó slordig geworden, dat hij zich schaamde zijn gebed te zeggen als hij toch graag wou.
Toen hij op een Vrijdagmiddag uit school naar huis liep, wist hij dat Jezus naast hem ging. Alle leed viel weg. De Heiland begon te spreken: ‘Jan, Ik zoek je, vergeet dat niet weer.’ Hij liep in een lichte en nieuwe wereld, en alle zwaarte week uit zijn hart. Toen dacht hij: dit kan niet. Maar hij wist dat het werkelijk was. Hij stond voor de huisdeur en belde. Nel deed open en keek hem verwonderd aan. In de gang struikelde hij en viel tegen Nel aan. Hij vatte haar arm en vroeg:
‘Heb ik je pijn gedaan, Nelleke?’
‘Nee vrind,’ zei ze vrolijk.
Moeder stond in de open kamerdeur en haar gezicht stond streng en zorgelijk.
Toen hij de boeken uit zijn tas haalde vroeg hij zich af, of moeder had gehoord dat hij ‘Nelleke’ had gezegd. Het hield hem die avond herhaaldelijk bezig. Om half tien werd hij besprongen door duistere machten, die als van rondom aanvielen. Het was vreselijk. Hij werd radeloos. Hijgend fluisterde hij: ‘Here, help me!’ Toen was het weg.
Hij lag uitgeput en bevend in bed. Wat is dit geweest? Hij wist het niet, en bad dat dit nooit weer hoefde te gebeuren.
In de vierde klas leefde Jan onder tweeërlei druk: het naderend examen en de geloofsbelijdenis. Vader had hem aangeraden dit jaar belijdenis te doen, als hij kon. Hij hoefde niet te overhaasten. Straks zou hij misschien een betrekking krijgen als onderwijzer, mogelijk op een dorp ver van huis. Dan was het beter dat hij kerkelijk volwassen was.
‘Maar het moet kunnen, zie je; en het is niet zo moeilijk: de Here heeft recht op je. Kort na de Reformatie deden de kinderen met veertien jaar belijdenis. Als jij het op je achttiende doet is dat niks ongewoons. Zie je er tegen op, wacht dan nog één of twee jaar.’
Jan was verrast dat vader hem uitdrukkelijk binnensloot. Toen hij hem aankeek, leek het eenvoudig. En vader begreep wel dat hij geen direct antwoord kon geven.