Gedichten. Deel 2(1728)–H.K. Poot– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] Lauren voor den heere Henrik van Hulst, Uitmuntend Schilder en Poëet. Laet u, o Hulst, behagen, Dat myne vaerzen thans zich voegen by uw faem, En uwen wydgeëerden naem Op 't vrolyk voorhooft dragen. 't Gevleugeld Kunstgerucht Vaert eeuwigh met uw' lof, geklommen als een ceder, In Vrankryk op, in Hollant neder. Hoe zwiert het door de lucht! Zie of 't uw' roem verkleine: Het melt door gansch Europe, als een gewisse bô, Dat gy den schilderenden Po Leert vloeien in de Seine. [pagina 351] [p. 351] Nu ziet de kunstgenoot Hoe 't willen weinigh gelt, maer slacht de losse pluimen Die voor de zachtste winden ruimen. 't volbrengen weegt als loot. Ik zal van wondren zingen. Twee helden zet myn kunst voor 't aenschyn van de zon; Prometheus en Pigmalion, Wier beelden geest ontfingen. Het was een godlyk spook Toen doode stof het hooft verhief naer 's hemels kringen. Ik zal van nieuwe wondren zingen: Uw beelden leven ook. Men zegt dat ge onlangs kinders Misleidde met den schyn der moederlyke borst, En dat een wesp uw paerden dorst Bedreigen met veel hinders. Dus tart men in de kunst Apel en Protogeen ep Titiaen en Rafel, Op doek en muur en outertafel, En wint der Vorsten gunst. Die tradt u lachend tegen Toen 't edelmoedigh Hof van zyn' geduchten trap Rasch afsteeg, om uw wetenschap In 't schildren t' overwegen. [pagina 352] [p. 352] Welaen, nu vry gepraelt Op d' aengebede koets der flonkerende glori. Ik zie u in de kunsthistori Wel haest met gout gemaelt. Apol brengt Dafnes blaêren, En vlecht een dubble kroon die op uw hooft zal staen Vermits ge ook fier den Oceaen Der Dichtkunst hebt bevaren. Och mogt uw komst terstont In Goverts stadt, uw wieg, ons heet verlangen blussen; Hoe zouden wy, als wondren, kussen Uw handen en uw' mont! Vorige Volgende