| |
| |
| |
Literatuur
Algemeen
C.M. Geerars, Hubert Korneliszoon Poot. Assen 1954. Diss. Utrecht. Reprint Groningen 1979. Een uitvoerige levensbeschrijving van de dichter en verder ook op archiefonderzoek berustende gegevens over de mensen in Poots omgeving, zijn familie, vrienden en opdrachtgevers. Bibliografische gegevens over de separate uitgaven en de bundels. Veel onderzoek naar de bronnen. Uitgebreide bespreking van de waardering bij tijdgenoot en nageslacht. Geciteerd als Geerars.
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Het dichterschap van Hubert Korneliszoon Poot. Een vergelijking van de Mengeldichten en het Vervolg der gedichten. Diss. vu Amsterdam, Assen 1968. Geciteerd als Dichterschap.
| |
Gebruikte tekstedities
Bij Poots leven verschenen:
H.K. Poots Mengeldichten. Rotterdam, Arnold Willis 1716 en herdrukken in 1716 en 1718. Tweede deel Rotterdam 1722. [Hierin Arnold Willis, ‘Aen den bescheiden lezer’ waarin hij zich verdedigt tegen Poots verwijten.] Derde deel [bij dezelfde, zelfde jaar].
Gedichten van Hubert Korneliszoon Poot, Delft, Reinier Boitet 1722. Hierin opgenomen een kort ‘Berecht’ waarin Poot zich beklaagt over zijn eerdere uitgever Willis. Tweede druk gedateerd 1725 en 1726. [Hieraan is toegevoegd het uitvoerige ‘Berecht aen den lezer’ waarin Poot zich tegen de aantijgingen van Willis uit 1722 verweert.]
Gedichten van Hubert Korneliszoon Poot. Tweede deel. Delft, Reinier Boitet. 1728.
| |
| |
Vervolg der gedichten van Hubert Korneliszoon Poot. Hier is by gevoegt Het leven des dichters. Delft, Reinier Boitet, 1735. [Postuum verschenen.]
Het groot natuur- en zedekundigh werelttoneel of woordenboek van meer dan 1200 aeloude Egiptische, Grieksche en Romeinsche zinnebeelden of beeldenspraek: vervattende eene geleerde en leerzaeme uitbeelding en beschryving van alle deugden, ondeugden, genegentheden, bedryven, hartstogten, kunsten, leeringen en zinnelykheden dier aeloude volkeren, mitsgaders van hooftstoffen, hemellichten, lantschappen, rivieren en veele andere zaeken. [...] Met uitvoerige aenmerkingen en ophelderingen [...] door een' ervaren Tael- en Outheitkundigen; Hebbende voor het overige de uitmutende dichter Hubert Korneliszoon Poot dit werk [...] in klaer en zuiver Nederduitsch overgeschreven, en achter verscheide zinnebeelden dichtkundige toepassingen gestelt. Delft, Reinier Boitet deel i (1726, herdrukt 1743), ii (1743), iii (1750). Geciteerd als Werelttoneel.
Voor de afzonderlijke uitgaven van een aantal van Poots gedichten zie Geerars, Bijlage vii. Bibliografie van de werken van H.K. Poot p. 509-515.
| |
Gebruikte tekstuitgaven
Sinds 1780 is geen complete uitgave van Poots werk verschenen, dus evenmin een commentaar.
Daniel Hooft (ed.), Bloemlezing der gedichten van Hubert Korneliszoon Poot. 2 dln. Amsterdam 1823. Met in de voetnoten veel verwijzingen naar vooral klassieke auteurs.
Pierre van Valkenhoff [= P.J.H. Vermeeren] (ed.), Hubert Korneliszoon Poot, bloemlezing uit zijn gedichten. Zutphen 1939. Klassiek letterkundig Pantheon.
C.M. Geerars (ed.), Minnezangen van Hubert Korneliszoon Poot. Zwolle 1964.
M.A. Schenkeveld-van der Dussen (ed.), Bloemlezing uit de gedichten van Hubert Korneliszoon Poot. Zutphen 1969. Klassiek Letterkundig Pantheon 88, xv +109 pp. [Tweede oplage: Zutphen 1980].
| |
| |
M.A. Schenkeveld-van der Dussen (ed.), H.K. Poot, Gedichten; voorafgegaan door de biografie van de dichter door Jacob Spex. Amsterdam 1995. Alfa. vi + 92 pp.
| |
Liefdeslyriek
C.M. Geerars, ‘Een hermetische cyclus in de minnedichten van Poot’. De Nieuwe Taalgids, 1964. p. 24-31.
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Het dichterschap van Hubert Korneliszoon Poot. Een vergelijking van de Mengeldichten en het Vervolg der gedichten. Diss. vu Amsterdam, Assen 1968. p. 49-87.
W.J.M.A. Asselbergs, ‘De zuster van de zon’. De Nieuwe Taalgids 53 (1960). p. 295-303. citaat p. 302.
A.N. Paasman, ‘Loopt, geitevoeten! Over de interpretatie van “De Maen by Endymion”’. Studia neerlandica 2, 1971. p. 1-41. Ook met bespreking van oudere literatuur.
Hein Leferink, ‘Mars en Venus in de zevende hemel’. In: H. van Dijk, M.H. [lees A.] Schenkeveld-van der Dussen, J.M.J. Sicking, In de zevende hemel. Opstellen voor P.E.L. Verkuyl over literatuur en kosmos. Groningen 1993. p. 190-193. Over ‘Mars' en Venus' beddepraat’.
Marcel Bax en Wim Vuijk, ‘Planeten tussen de lakens. H.K. Poots “Mars en Venus beddepraet”: hoerenlied of levenslied’, in: H. van Dijk, M.H. [lees A.] Schenkeveld-van der Dussen, J.M.J. Sicking, In de zevende hemel. Opstellen voor P.E.L. Verkuyl over literatuur en kosmos. Groningen 1993. p. 197-203.
J.J.M. van Gent, Dichter en deerne: een verjaarvers en vier minnedichten van Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733). Leiden 1996. De auteur suggereert dat achter Rozemont Kornelia van Lis schuilgaat, dochter van de schout van Schipluiden, dit op grond van enkele overeenkomsten tussen het verjaarsgedicht voor Kornelia en de gedichten voor ‘Rozemont’.
| |
| |
| |
Omgang met (klassieke) modellen
U.D.B. Over de navolging der dichteren. Nieuwe Bydragen tot opbouw der vaderlandsche letterkunde i, Leiden 1763. p. 111-117. Een demonstratie van de manier waarop Poot in ‘Behouden reis naar Engeland’ (Gedichten i) Horatius Ode i, 3 verwerkt.
Geerars, Bijlage 5. Navolging van en overeenkomst met anderen in de gedichten van Poot, p. 485-502.
Dichterschap Hoofdstuk ii. Poot als imitator, p. 9-48.
Rudi van der Paardt, ‘Horatian intertextuality in Poot's poem “De Lente”’. Acta universitatis Palackianae Olomucensis. Facultas Philosophica Neerlandica ii-2003. www.upol.cz/fileadmin/user-upload/Veda/AUPO/Phil-81-Neerlandica-II-p125-244.pdf
Caroline Fisser, ‘“Mij lust geen rimpelvel”. Horatius Ode i, 25 en Poots “Aen Kloris”; Een charmant geval van receptie’. Hermeneus 65, 1993, p. 336-339.
Riet Schenkeveld-van der Dussen, ‘Poots (klassieke) belezenheid, zijn “Adversaria” en de problemen van commentator en lezer’. Nederlandse Letterkunde 13, 2008, p. 153-173. Hierin een bespreking aan de hand van voorbeelden van verwerking van klassieke en Nederlandse teksten en een reconstructie - voor zover mogelijk - van door hem gebruikte naslagwerken en andere boeken.
| |
Ontvangst en waardering
Voor Pieter Poeraet, Justus van Effen zie Dichterschap p. 8 + noten.
Lambert Bidloo, Panpoëticon Batavum. Amsterdam 1720. p. 208-214.
| |
Poot en zijn uitgever
Geerars p. 70-104.
| |
| |
| |
Briefdichten
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Schrijven voor vrienden; lezen over de schouder’. In: W. van den Berg en J. Stouten (red.), Het woord aan de lezer. Zeven literatuurhistorische verkenningen. Groningen 1987, p. 110-126. Ook in In de boeken met de geest. Ed. A.J. Gelderblom e.a. Amsterdam 2002, p. 136-152.
| |
Bruiloftsdichten
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Bruilofts- en liefdeslyriek in de 18e eeuw: de rol van de literaire conventies’. In: De Nieuwe Taalgids 67 (1974), p. 449-461.
| |
Persoonlijke gedichten en gedichten over de natuur
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, Het dichterschap van Hubert Korneliszoon Poot. Een vergelijking van de Mengeldichten en het Vervolg der gedichten. Diss. vu Amsterdam, Assen 1968. Hoofdstuk x. Persoonlijke verzen; Hoofdstuk xi. De natuurpoëzie.
G.C. Zieleman, ‘Hubert Korneliszoon Poot: “Nacht”’. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 95, 1979, p. 204-229. Hoofdstelling is dat Poots gedicht als een Griekse ‘hymne’ moet worden beschouwd. Ik vind dat niet aannemelijk. Er is geen enkele reden te veronderstellen dat Poot dit genre gekend heeft. De opbouw van zijn gedicht loopt geheel parallel met andere gedichten waarin hij een natuurverschijnsel als uitgangspunt kiest.
| |
| |
| |
Werelttoneel
Geerars. Hoofdstuk xii, p. 320-366.
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Pers, Poot en Ouwens’. In: De Zeventiende Eeuw 11 (1995), p. 76-81.
De (niet meer bestaande) boerderij van Poot, www.artidelflandiae.nl/2006/pootwandeling.htm
| |
Verantwoording van de herspelling
M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Schopenhauers vloek of het probleem van de herspelling’. In: Nederlandse Letterkunde 4 (1999), p. 385-390.
| |
Veelgebruikte bronnen voor de commentaar
De werken van Vondel. Ed. J.F.M. Sterck e.a. Amsterdam 1927-1937. 10 delen. Geciteerd als wb. Raadpleegbaar via dbnl: www.dbnl.org/tekst/vond001dewe01-01
Alle de werken van Publ. Ovidius Naso. Vertaald door Abraham Valentyn met commentaar van Lud. Smids. 3 dln. Amsterdam 1700. Geciteerd als Valentyn.
P.C. Hooft, Lyrische poëzie. Ed. P. Tuynman en G.P. van der Stroom. 2 dln. Amsterdam 1994. Geciteerd als Hooft.
De gedichten van Constantijn Huygens. Ed. J.A. Worp. Groningen. 9 dln. Groningen 1892-1899. Geciteerd als Worp.
Ezopische fabelen van Fedrus. Vertaald en toegelicht door David van Hoogstraten. Amsterdam 17532 [eerste druk 1704]. Geciteerd als Fedrus.
Karel van Mander, Uitlegging over de Metamorphosis [...] van P. Ovidius Naso. Amsterdam 1662 [eerste druk 1604]. Geciteerd als Van Mander, Uitlegging.
| |
| |
Alle de schimpdichten van Decius Junius Juvenalis en A. Persius Flaccus, door verscheide dichteren in Nederduitsche vaarzen overgebracht. Haarlem 1709.
David van Hoogstraten, Beschryving der heidensche goden en godinnen, Amsterdam 17262. [Eerste druk 1722.]
Franciscus Heerman, Gulde annotatiën, 6de druk. Franeker 1648.
Dirck Pietersz. Pers (vert.), Iconologia of Uijtbeeldinghen des verstants van Cesare Ripa van Perugien: waer in Verscheiden Beeldnissen van Deughden, Ondeughden, Menschlijke Hertztochten, Konsten, Leeringhen: etc. en andere ontallijke stoffen, geleerdelijck werden verhandelt. Uyt het Italiaens vertaelt door D. Pietersz Pers. Amsterdam 1644. Geraadpleegd via de dbnl: www.dbnl.org/titels/titel.php?id=pers001cesa01. Geciteerd als Pers.
|
|