Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 458]
| |
Academie. Dit is een van de gedichten die Poot speciaal voor een lemma van het Werelttoneel heeft geschreven. De eerste druk van dl. i, waarin Academie staat, verscheen in 1726. Dit gedicht had dus eventueel plaats kunnen krijgen in Gedichten ii (1728), maar Poot heeft het daarin niet opgenomen. Het is een lof op allerlei soorten van geleerdheid. De mythologie leert op school hoe Arion, Amphion en Orpheus de natuur met hun klanken bedwongen. Ook bij ons verdienen die nog roem. Maar vooral dient onze lof te gaan naar de ware geleerden in het voetspoor van klassieke auteurs als Plato en Aristoteles, de geneesheer Hippocrates en de filosoof/wiskundig denker Zeno. Ook thans bestaan zulke geleerden nog. En dan volgt een rijtje wetenschappen: theologie, rechten, geneeskunde, natuurwetenschap, astronomie en letteren. Het gedicht heeft weinig relatie met het lemma. Wel wordt de hier geuite gedachte dat dichters hun plaats in de Academie hebben, door het lemma gevoed. Maar er is bijvoorbeeld geen sprake van een opsomming van soorten wetenschappen. In de slotregels kiest Poot partij in de Querelle des anciens et modernes: als het echt om wetenschap gaat, geeft de moderne universiteit meer licht dan de oude geleerdheid. | |
AcademieHoe bijster zou de wereld dolen,
als in een onverlichte nacht,
indien 't gelei der hoge scholenGa naar margenoot*
haar niet op rechte wegen bracht!
Het zonnelicht der schoolgeleerdheid
verdrijft de nevel der verkeerdheid.
Door citerklanken bouwt Amphion,
van woeste stenenGa naar margenoot* poort en vest:
de zee is zedig bij Arion;
en Orpheus stilt het tijgersnest,
in 't midden van der wouden naarheid.
Zie in de school dees fabelwaarheid.
Maar laat ons ook die helden prijzen,
met diepe eerbied en ontzag.
Laat ons de wijsheid eer bewijzen,
die voor hun tijd in 't duister lag.
Men prijze voorts de letterbraven
die op dat spoor kloekmoedig draven.
't ontbreekt ons aan geen Sokratessen
noch Platoos, rijk van geest en deugd.
wij hebben Aristotelessen
| |
[pagina 459]
| |
die lessen geven aan de jeugd
en luister aan de wereldstreken
daar zij de lettertoorts ontsteken.
De godgeleerdheid ziet men pralen,
en adem scheppen, ruim en breed,
gehuld met gouden zonnestralen,
en sierelijk in sneeuw gekleed.
Ook leert de kennis van de rechten
alle ongelijken heus beslechten.
hier schijnt Hippocrates herboren;
daar hoort men Zeno's beste reên.
Geen hemelloop loopt hier verloren,
noch andre kunsten, neen, o neen:
historiekennis, kunst en talen,
't schuilt al in d' academiezalen.
O scholen, laat dan alles zwichten
voor uwe wijsheid, elk bekend.
De wereld heeft twee aangezichten,
het oudeGa naar margenoot* is van ons afgewend,
het nieuweGa naar margenoot* ziet uit heldere ogen,
met minder schaduwen betogenGa naar margenoot*.
|
|