Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |
[Lijk- en grafdichten]Op de dood van mijn dochtertje. Dit gedicht was volgens Spex ‘de laatste snik’ van Poots poëzie. De geboorte- en sterfdata van het kindje zijn niet teruggevonden, maar Spex vermeldt wel dat ze ongeveer vijf maanden voor de dichter is gestorven. Dat brengt ons dan naar juli 1733. Het gedicht is geïnspireerd door Vondels ‘Kinder-lijk’ (wb iii, p. 388) op de dood van zijn zoontje Constantijn, maar verschilt daarvan door de persoonlijke toon en de aandacht voor de subjectieve aspecten van het gebeuren. Zie Inleiding p. 75-76. | |
Op de dood van mijn dochtertjeJakoba trad met tegenzin
ter snodeGa naar margenoot* wereld in;
en heeft zich aan het end geschreid,
in haar onnozelheidGa naar margenoot*.
Zij was hier nauw verschenen,
of ging, wel graag, weer henen.
De moeder kuste 't lieve wicht
voor 't levenloos gezicht,
en riep het zieltje nog terug:
maar dat, te snel en vlug,
was nu al opgevaren
bij Gods verheugde scharenGa naar margenoot*.
Daar lacht en speelt het nu zo schoon,
rondom de hoogste troon;
en spreidt de wiekjesGa naar margenoot* luchtig uit,
door wee noch smart gestuit.
O bloem van dertien dagen,
uw heil verbiedt ons 't klagen.
|
|