Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 387]
| |
De dichtkunst in Homerus verheerlijkt. Dit gedicht is mogelijk voor het Werelttoneel geschreven, of in elk geval daar terechtgekomen, echter pas postuum in deel iii (1743), 496. Wellicht was het lemma ‘dichtkunst’, waarbij het staat, aanvankelijk voor deel i bedoeld. | |
De dichtkunst in Homerus verheerlijktApollo zag weleer van zijn robijnen radenGa naar margenoot*,
met een weemoedig oog de wereldlingen aan.
Hij zag de gouden lof der kloekste heldedaden
met haar bedrijveren te vroeg ten grave gaan.
Dies nam hij uit zijn kroon de klaarste hemelvonken,
en wierp ze met zijn gunst Homerus vrolijk toe.
Parnas en Helicon, PiëerGa naar margenoot* en Pindus klonken
van heilig vreugdgeschal, in 't zingen nimmer moe.
Men zegt dat Hippocreen, Castaal en AganippeGa naar margenoot*
toen vloeiden zonder maat langs 't eeuwig groen gebergt.
Het Negental greep moed, op 't hoogst der mijterklippeGa naar margenoot*.
Nooit heeft het lot de zwaan tot zoeter zang gevergd.
De wijze blindemanGa naar margenoot* verhief zijn citertonen,
En bond d' onsterflijke eer aan d' achtbre heldendeugd.
O braven, u ontstaanGa naar margenoot* geen heldre sterrenkronen,
waar ge in zijn Ilias of DoolboekGa naar margenoot* leven meugt.
Hij steekt de krijgstrompet en volgt de legertochten,
of schildert zee en lucht en woud en paradijs.
Niet vreemd dat zeven steênGa naar margenoot* om 's mans geraamte vochten,
toen zijn volmaakte kunst geschat werd op haar prijs.
Zo stem en citergalm 't verwonderd oor ooit streelden;
zie in dees Fenixheld de ganse poëzij.
Al blinkt zijn wezen fier in Chios' penningbeelden,Ga naar margenoot*
zijn kunstfaam vliegt de klank dier gloriemunt voorbij.
Beveelt men mij de kunst haar waardste roem te geven,
ik zal Homerus' naam in haren tabberdGa naar margenoot* weven.
|
|