Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
Lijk- en grafdichtenUitvaart van de eerwaardige en geleerde heer Kornelis van Arkel. Allerlei voortekenen kondigden aan dat er iets treurigs te gebeuren stond, de dood van de vreedzame en graag beluisterde predikant in erasmiaanse geest. Zoals indertijd prins Willem i graag de vredelievende laatste pastoor en eerste predikant Hubert Duifhuis (†1581) van de Jacobikerk in Utrecht beluisterde, zo gingen veel magistraten bij Van Arkel ter kerke. Van Arkel was remonstrants en erasmiaans vredelievend. Nadat de arminianen bij de synode van Dordrecht uit de gereformeerde kerk waren gezet, stichtten zij de remonstrantse gemeente. Vandaar dat Poot in het gedicht als hij een rijtje kerkvaders opsomt, daar ook plaats geeft aan Arminius. In de tweede plaats prijst hij de predikant om zijn liefde voor de dichtkunst, blijkens kennis van veel Nederlandse dichters, en zijn eigen werk voor de poëzie. Hij was onder meer de editeur van de gedichten van Joost van Geel en schreef zelf gelegenheidspoëzie. | |
Uitvaart van de eerwaardige en geleerde heer Kornelis van Arkel, bedienaar des Godlijken woords in de gemeente der Remonstranten te RotterdamGij zijt het zout der aarde. Matth. v. Wat of langs haar geruste zomen
de koningin van Hollands stromenGa naar margenoot*
bij Rotterdam zo treuren doet?
Waarover stort men tranenplassen
die 't levend kristallijn doen wassen
in haar ontstelde krinkelvloed?
Komt AragonGa naar margenoot*, belust op wrijten,
Erasmus' beeld weer nedersmijtenGa naar margenoot*,
tot smaad van deugd en wetenschap?
Of heeft Mercuur, die haar kon baten,
de markt der wereld hier verlaten?
of valt het raadhuis van de trap?
Iets moet de wiek der voorspoed fnuiken;
want korts heb ik een ster zien duiken
bij dag in 't pekel van de zee.
Maar stil: hier komt de Faam gevlogen,
geheel met rouwfloers overtogenGa naar margenoot*.
Wel, nieuwsbodin, wat brengt gij mee?
Och! Ik versta 't, en help u schreien.
| |
[pagina 352]
| |
Van Arkel is, helaas, verscheien,
en thuis ontboden van zijn wachtGa naar margenoot*,
waarop men nimmer hem zag slapen,
maar altijd voeren Christus' wapen,
ten schrik der machten van de nacht.
Wel billijk wordt die held met klagen
en zuchten naar het graf gedragen;
want reken eens hoe veel men mist
als deugd en wijsheid wordt verloren,
die alle mensen kon bekoren,
en stichten, vrij van dolle twist.
Ik heb gezien dat grote heren,
die 't vrijgevochten land regeren,
ter preke gingen bij die man.
En waarom niet? D' oprechte waarheid
gaf hij naar zijnen last heur klaarheid,
zoveel als iemand geven kan.
Prins Willem met zijn stoet en statie
beminde Duifhuis' predikatie
ooit t' Utrecht met geen groter recht,
dan zij, die hier bij Arkel kwamen,
en zijn orakels tot hen namen,
zijn stem waardeerden, trouw en echt,
zijn stem die klippen wist te breken,
en koude zielen kon ontsteken
met ijvervier tot 's hemels eer.
Och! Hoe krijgt best, op hare bede,
de christelijke kerk van vrede
zo wijs en trouw een herder weer?
Ja in dit lijk, geëerd bij allen,
is zelfs een tempel omgevallen,
waarin de deugden toon op toon
en lof op lof de hemel schonken,
en in de nacht der wereld blonken
als sterren aan Gods klare troon.
De godgeleerdheid, schuw van dromenGa naar margenoot*
had in zijn hoofd haar plaats genomen,
de godsvrucht in zijn reine borst,
de liefde en stille vreegezindheid
in 't eerlijk harte, vrij van blindheid,
| |
[pagina 353]
| |
en waar geen haat bij komen dorst.
Hoe liefelijk zijn nog de reuken
der Godgewijde hemelspreuken,
gevloeid van zijn begaafde tong!
Hoe beurt zijn troostleer nog de harten
naar boven, uit hun leed en smarten!
Hoe blinkt zijn faam bij oud en jong!
Nu kus dan vrij het koud gebeente
van deze engel der gemeenteGa naar margenoot*,
Gods trouwe knecht en boezemvriend.
Laat elk die vrome aard betreuren:
men kon in hem geen galGa naar margenoot* bespeuren,
al had de snoodheid het verdiend.
Wat smartten hem de schoolkrakelenGa naar margenoot*,
te snel in 't rijten en verdelen
van Christus' nadeloze rok!Ga naar margenoot*
Hoe ijverde hij met EliasGa naar margenoot*
ten prijs en dienste van Messias,
totdat hem die naar boven trok!
Laat andren, wijd van 't spoor geweken,
met ban, kartouwGa naar margenoot* en sabel preken;
hij wraakte zulk een onbescheidGa naar margenoot*,
en won de Heiland onderdanen
door overtuigen en vermanen,
gepaard met kracht en minzaamheid.
Nu gaat die vreugd van SionGa naar margenoot* henen;
nu is dat tempellicht verdwenen;
nu zwijgt die gulden boettrompet.
Van Arkel voer in 't eeuwig leven,
waar hem zijn Heer de kroon zal geven,
door genen roest van druk besmet.
Daar vindt hij, bij de hemelhelden,
Ambroziën, met roem te melden,
Basiliën en Ireneên.Ga naar margenoot*
ArminiusGa naar margenoot* komt hem begroeten
met andren die daarGa naar margenoot* 't heil ontmoeten
om 't welk zij eertijds leên en streên.
Rust, waarde man, van al uw sloven.
Wij gunnen u de vreugd daarboven,
al maakt uw rust ons ongerust.
| |
[pagina 354]
| |
Wij zullen op een herder hopen,
die 't schaap, vermoeid van ommelopen,
ter kooie drage, met uw lustGa naar margenoot*.
Maar gij, o dichters, die met zingen
naar Delphisch lauwerkransGa naar margenoot* moogt dingen,
en naar de naam van eeuwig staat;
helpt deze CiceroGa naar margenoot* der kerken,
helpt deze FlaccusGa naar margenoot*, kuis van werken,
naar eis bewenen in uw maat.
Dit was de man die 's Tibers talenGa naar margenoot*
te spreken wist in Bato'sGa naar margenoot* dalen,
en als de HeinsiussenGa naar margenoot* zong.
Dit was hij wie Barlaeus'Ga naar margenoot* snaren,
BroekhuizensGa naar margenoot* kunst, voor lange jaren,
zijn aangeërfd en NestorsGa naar margenoot* tong.
Hij volgde 't spoor van Hooft en Vondel
ook met zijn pen, wiens Duits een bondel
beslaat van heilig dichtpapier.
AntonidesGa naar margenoot*, in 't graf verloren,
ziet op 's mans bladen zich herboren,
alsook de BrandenGa naar margenoot*, rein van vuur.
Denkt eens, hoe Vollenhove en MoonenGa naar margenoot*
de brave held hun liefde tonen,
omhoog in 't onbeneveld licht;
omdat hij hunnen geest waardeerde,
en ieders naam onzijdig eerde,
ten prijs der kunst die streelt en sticht.
Maar keert van 't lijk, bestrooid met lover:
de Rotte ligt te lang voorover
met hare kruikGa naar margenoot* op deze zerk:
de Maas wordt flauw door 't graf t' aanschouwen.
Laat ons in 't hart 's mans tombe bouwen,
tot roem der kunsten en Gods kerk.
| |
Grafschrift.Hier rust van Arkel die de zon
der zielenGa naar margenoot*, en de Helicon
ten dienst gestaan heeft in zijn tijd;
maar beide met een blank gemoed.
| |
[pagina 355]
| |
Ziet dat ge in voor- en tegenspoed
met hem beleeft wat gij belijdt.
mdccxxiv |
|