Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten
(2009)–H.K. Poot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Aan een schone. In dit gedicht biedt Poot een staalkaart van antieke en petrarkistische erotische motieven, zoals die in andere gedichten verspreid staan: de geliefde die alle gaven van innerlijk en uiterlijk schoon in zich verenigt, een geliefde die beroemde beminden van befaamde auteurs overtreft, de bescherming die de minnaar biedt tegen gevaarlijke rivalen, de voortkruipende tijd bij afwezigheid van de beminde, haar hardheid, de wederzijdse dienst die dichter en geliefde elkaar kunnen geven: zij wordt vereeuwigd in zijn poëzie en op haar beurt vereeuwigt zij zijn gedichten. Ook de petrarkistische paradoxen van ijs en vuur, dood en leven ontbreken niet. | |
Aan een schoneO schone bloem, o zichtbaar beeld der schoonheidGa naar margenoot*,
o hemelse PandoorGa naar margenoot*, die t' aller uur
MinervaGa naar margenoot* 's geest en VenusGa naar margenoot*' glans ten toon spreidt
en 't uiterste vermogen der natuur,
terwijl HeleenGa naar margenoot* en Dido, thans verschenen,
aanminnelijk in u alleen verenenGa naar margenoot*;
hoe zal ik best uw hemelgaven loven
en melden, met mijn al te doffe lier?
Wat stel ik hier, 't verstand of 't lichaam, boven?
De deugd heeft bij de schoonheid ed'ler zwier.
Gij, schoner dan uwe overschone moederGa naar margenoot*,
verdient een eergedicht van Phoebe's broederGa naar margenoot*.
Wie heeft er ooit volmaakter nimf geprezen?
'k Wed FlaccusGa naar margenoot* u voor Lydia verkoor.
In NasoGa naar margenoot*'s tijd zoudt gij Corinna wezen
en 'k zweer u dat Petrarca's Laura voor
uw schoonheid zou haar schoonheidswimpel strijken,
gelijk 't gesternt de morgensterGa naar margenoot* moet wijken.
Maar, wilt ge geen waarschuwingen verachten,
gij wordt beloerd van 't hoge hemelhof.
'k Zag 't godendom laatst op uw treden wachten.
Och, schuil bij mij, och! laat u raden, of...
Jupijn behielp zich al van oude tijen
met loos bedrog en minnesluikerijenGa naar margenoot*.
| |
[pagina 141]
| |
Verlaat uGa naar margenoot* op koraal noch frisse rozen,
waarmee uw mond en wangen zijn belaên,
die om uw mond en op uw wangen blozen,
omheind van sneeuw en blanke lelieblaên:
Aesopus' hert prees zijn getakte horens,
totdat het zich verward zag in de dorens.Ga naar margenoot*
Berg, berg u dan, en sus mijn minnezorgen.
Och of ge mij een kusje schuldig waart!
Rijk god, hoe no, hoe node zou ik borgenGa naar margenoot*!
Vrouw Venus is van overzachte aard;
diesGa naar margenoot*, wilt ge haar in allen deel gelijken,
zo laat me vrij uw zijden inborst blijken.
Het is helaas! alreeds een eeuw geleden
dat ik mijn zon, die gij zijt, gister zag;
juist toen de zon, van haarGa naar margenoot* karos getreden,
te water ging met enen blijden lach.
Gij, zon van mijn gezicht, wil uwe stralen
nooit dan met mij op 't bruidsbed onderhalenGa naar margenoot*.
Waar vindt ge toch een die uw gouden zeden
zo op haar prijs waarderen zou als ik?
Waar is de man die uw bevalligheden
zo roemen zou, te wonder in zijn schik?
Ik zal, zo moetGa naar margenoot* rood goud mijn veder nettenGa naar margenoot*,
op uwe kruin een kroon van sterren zetten,
een gloriekroon van flonkerdiamanten
en bloemen, op Parnassus vers geplukt,
en mirtenGa naar margenoot*, die de zanggodinnen planten,
en laurenGa naar margenoot*, waar Apol zijn haar mee drukt.
Uw zoete naam zal mijn gedichten sieren
zo lang ze door de wijde wereld zwieren.
DatGa naar margenoot* nu de Min ook geen beproefder pijlen
in 't lenig elpGa naar margenoot* eens fieren boezems zendt!
Dat Venus' kind ook nu op schichtenvijlen
noch slijpen pastGa naar margenoot* en 't schieten dus ontwent!
Had ik zijn boog en stond uw boezem open,
mijn lief, gij zoudt me uw strafheidGa naar margenoot* duur bekopen.
| |
[pagina 142]
| |
Ik zou vooreerst uw maagdlijk hart bestormen,
en al het ijs veranderen in vuur,
en al 't gesteente in buigzaam was hervormen;
dat zweer ik bij uw godheid hoog en duur.
Zo zou ik mijn doorluchtig doelwit raken,
en gij uit gunst een dode levend maken.
Laat mij hierop uw rechterhand eens kussen.
O schone hand! uw levensstreep loopt recht.Ga naar margenoot+
O schone maagd, gij zult mijn vlammen blussen
wanneer al 't volk met vollen mondeGa naar margenoot* zegt:
Een knaap, tot wie de hemel schijnt genegen,
heeft een godin tot zijne bruid verkregen.
|
|