Schoolgezangen, voor drie stemmen. Dienende tot dagelijksch gebruik bij het aan- en uitgaan der school, en bij bijzondere gelegenheden(1838)–Hendrik Polman Az.– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] XXIII. Gezang. Avondzang. Goede God! wat gunst, wrat groote zegen Vloeid' in dezen dag ons toe! Al dit goed, uit uwe hand ver-kre-gen, Maakt ons dankbaar, blij te moe. Vrolijk zien wij nu de zonne dalen; Juichend zien wij op haar laatste stralen; Dankbaar denken we aan den nacht, Die ons nu ter ruste wacht. Goede God! wat gunst, wat groote ze-gen Vloeid' in dezen dag ons toe! Al dit goed, uit uwe hand ver-kre-gen, Maakt ons dankbaar, blij te moe. Vrolijk zien wij nu de zonne da-len; Juichend zien wij op haar laatste stralen; Dankbaar denken we aan den nacht, Die ons nu ter ruste wacht. [pagina 49] [p. 49] Goede God! wat gunst, wat groote zegen Vloeid' in dezen dag ons toe! Al dit goed, uit uwe hand verkregen, Maakt ons dankbaar, blij te moe. Vrolijk zien wij nu de zonne da-len; Juichend zien wij op haar laatste stra-len; Dankbaar denken we aan den nacht, Die ons nu ter ruste wacht. Laat uw hand, ontfermend God! ons dekken, Dat zij onheil van ons weer'! Laat zij ons gezond en blijde wekken! Dan zingt onze mond uw eer. Dan zal 't hart van liefde tot U blaken, En, op nieuw, de reinste blijdschap smaken; Dan wordt onze kinderpligt Weêr met vlijt getrouw verrigt. Vorige Volgende