Woord vooraf
Toen de volkszangvrienden reeds eenige tientallen jaren met groot enthousiasme, met veel liefde en met een onmiskenbare onbaatzuchtigheid aan het practische herstel van ons volkslied hadden gewerkt en over het bereikte resultaat over het algemeen zéér tevreden waren, had Adr. P. Hamers den moed de waarheid te zien:
‘Van eenheid van den volkszang kan geen sprake zijn, zoolang het volkszangvraagstuk nog zoo weinig is beoefend en bestudeerd.
Mijn boek wil ertoe bijdragen aan dezen toestand een einde te maken; het wil een bezinning zijn over de essentieele kenmerken van ons volkslied; het wil de tallooze verkeerde begrippen en daden signaleeren, waaraan ons volkslied ten gronde is gegaan; het wil de oorzaken opsporen, waardoor er nog steeds geen sprake is en kan zijn van een daadwerkelijk herstel.
Het is een onbarmhartige diagnose geworden, omdat zonder een juiste en niets ontziende diagnose geen geneesmiddelen te vinden zijn voor ons dood-zieke volkslied. Het moest op sommige punten wel den vorm aannemen van een fel requisitoir, tegen allen, die, bewust of onbewust, aan ons volkslied schade berokkenen. Met halve meeningen wordt ons volkslied-vraagstuk niet opgelost: waar ik het noodig achtte, heb ik mijn meening - het resultaat van tien jaren van voortgezette aandacht en studie - ronduit gezegd, zonder er doekjes om te winden, omdat de groeiende liefde voor ons lied, ook een groeiende afkeer wakker riep jegens alles wat het herstel van ons eigen volkslied in den weg staat.
Ik heb er naar gestreefd over een zoo simpel ding als een volksliedje toch eigenlijk is, simpel te schrijven, zonder veel vaktermen, in een taal die verstaanbaar is voor iederen leek: ons volkslied wordt niet hersteld door het schrijven van den vakman, maar door de doelbewuste, actieve zang van duizenden en duizenden. Toch is de wetenschappelijke arbeid van den vakman voorloopig nog wel een conditio sine qua non: zijn diagnose speurt naar kwalen en fouten en geeft de geneesmiddelen aan. De leek zal wellicht goed doen de moeilijke hoofdstukken over De melodie en Het rythme te bewaren, totdat hij aan het verdere verloop van het boek de kronkelwegen heeft bemerkt, waarlangs de ontwikkeling van ons volkslied is