oogje.
- Wat 's het laatste woord?
- ...weg is -
- Mm, goed, bromde de kei. Ik zei: Als de kapitein weg is smeer ik 'm ook. Ik verstop me onder een stuk zeildoek en 's nachts rolt Barend het hele schip rond. Hij ziet alles wat-ie ziet en ook wat-ie niet mag zien. Maar dat zal Barend het steentje later wel eens vertellen. Goed. Het schip het z'n anker nog niet gelicht of daar komt een zeerover aanzeilen.
Direkt schieten hè, met 't kanon.
Ze schieten allebei hun hele voorraad kogels op, zonder te winnen. En Barend ligt daar maar aan bakboord, vlak bij het kanon.
Roept de matroos: - Kaptein, we zijn door de kanonskogels heen!
- Door de kanonskogels heen, zegt de kapitein, en wat is dàt dan?
- Dat is De Kei, zegt de matroos, u weet wel.
- Stop hem in het kanon, zegt de kapitein.
- Maar kapitein, zegt de matroos, dat kan toch niet, het is zogezeid de scheepshond, het is de maat van de hele bemanning.
- Moeten we daarom het gevecht verliezen, roept de kapitein. Man, schiet, anders ga jij er in.
En zo gaat Barend het kanon in. Bang! daar vliegt-ie de lucht in, als een echte kanonskogel. Bang! daar komt-ie neer op het kaperschip. Stang kapot van de grote mast.
- Schiet 'm terug, schreeuwt de kapitein van het kaperschip. Schiet!
Bang! weer de lucht in. Bang! een stuk van de kajuit in diggelen. Bang! de lucht in, bang! weer terug.
Om kort te gaan, besloot de kei, ze schieten me tien keer heen en weer.
- En toen, vroeg de steen, die de spanning haast niet dragen kon, wat toen?
- De elfde keer schieten ze mis en kom ik terecht waar ik nou lig, op het land.
De steen vond het een mooi verhaal, al wist hij niet of ieder woord van het verhaal wel waar was. Hij had zo'n vaag idee