kers toe op voeten en bromfietsen en enkelen zelfs in automobielen. Iedereen was het er over eens, het was een mooie dag om een beroemd schrijver de lucht in te zien vliegen.
- Godfried, zei de heer Boesman tegen de gast, die Godfried heette, Godfried zijn de zandzakjes al gevuld?
- Nee, zei Godfried, niet dat ik weet.
- Wat deksel, zei de heer Boesman, je moet meer bij de pinken zijn. Wie een goed ruimtevaarder wil worden, die dient op tijd zijn zandzakjes te vullen.
Godfried, die graag een goed ruimtevaarder wilde zijn, zocht vlug een paar lege zandzakjes bij elkaar, greep een strandschopje en ging aan de berm van de weg de zakjes vullen. Hij schepte ze van onder tot boven vol met gemeentezand. Hij zag wel dat er ook een steen mee naarbinnen glipte, maar hij had geen zin om die er weer uit te vissen. Hij hield niet van vissen. - Kijk, zeiden de mensen, de schrijver vult zelf zijn zakjes. Waar doet-ie dat voor?
Enkelen wisten te vertellen dat het was om het mandje onderaan de ballon te verzwáren. Was het gevaarte uit-gestegen en wilde het op een gegeven moment verder de lucht in, dan werden de zandzakjes leeggeschud. Men kon er moeilijk één van de passagiers uitgooien, nietwaar? Niemand echter kwam op de gedachte dat dit ook wel eens de verklaring kon zijn voor het vreemde feit dat sommige mensen ineens, midden op de dag, slaap krijgen en in hun stoel wegdommelen. Wordt zo iemand wakker, dan vindt hij in de meeste gevallen een hard slapertje in zijn oog. En tien tegen een dat in de lucht de heer Boesman voorbijgaat.
- Godfried, riep de heer Boesman, Godfried, zijn de zandwitsjes al in de mand?
Godfried moest bekennen van ‘nee’. - Godfried heb je de luchtbrillen wel bij je gestoken? - Godfried zei dat hij er zelfs nooit van gehoord had.
Maar eindelijk was het dan zover. De ballon werd opgeblazen en het drietal stapte in.
- Vaarwel, riep mevrouw Boesman, toen de touwen losgeworpen werden, - vaarwel, en ze zwaaide met haar zakdoekje.
- Vaarwel, juichten de mensen, vaarwel, vaarwel, vaarwel. En