Ademtocht
O het perfide eroderende bewustzijn - bijvoorbeeld als je je het krankzinnig regelmatige ademen dat we doen realiseert, ons leven lang moeten we ademen, louter om er te zijn, om te mogen leven: we happen naar lucht als vissen op het droge, ritmisch inademend, uitademend, inademend, ademend en maar blijven ademen, ademen tot we erbij neervallen - het ademritme beheerst ons totaal en volledig. Als je je dit realiseert en je denkt er enige ademtochten lang aan, word je bijna krankjorum alsof je naast jezelf staat en je bloedklop ondergaat als het kloppen van een hartorgaan in een transparant dier, een weekdier, of je wordt mataglap van hyperrealiteit: een kloppende gedachte van de natuur die buiten je om realiteit is geworden, een autonome realiteit: je kunt er niets meer aan veranderen, kunt zelfs niet zondermeer stoppen, niet ‘zelf’ - je wordt gedwongen door te gaan met ademen, ritmisch ademen, je hebt maar te gehoorzamen: je leeft alshetware buiten je om, je wordt geleefd. En na dit gedacht te hebben geef je je bewustzijn ervan, bijna overvloeiend van dankbaarheid, op en leeft gewoon verder, onbewust, ademt verder, ademt, ademt...
En het is of de stad op je adem meedeint, meeademt, in hetzelfde ritme, zoals vroeger de muren van de kamer waarin je zat, als in een soort hartkamer waarvan de wanden meeklopten op het ritme van je adem - in uit, in uit... En zo nu de hele stad - in uit, je bloedklop, in uit - de mu-