| |
| |
| |
Met terugwerkende kracht
1
En plotseling begonnen de kamerplanten uit zichzelf te wiegen en te zwaaien, de ficus, de gatenplant, de vingerplant, de maagdenpalm, alsof er een wind in de kamer opstak, een lichte etherische wind die, wie weet, uit de planten zelf voortkwam of uit hem, in ieder geval niet uit de wanden. En op slag werd hij onrustig.
Hij besloot de hort op te gaan. Geen zitvlees vandaag, nog steeds te weinig ziteelt verworven. Zou bij mensen als hij nooit tot een verworven eigenschap leiden, eerder nog (opnieuw) tot zwemvliezen tussen de tenen of een nieuwe staart.
In de De Lairessestraat nam hij de tram naar de binnenstad. Tegenover hem zat een jonge vrouw van een jaar of vijfendertig. Hij nam haar aandachtig op en ineens was het of hij haar eerder ontmoet had, veel eerder en toen, langzaam maar zeker, herkende hij haar en een minuut of tien later was ze hem zelfs min of meer vertrouwd, alsof ze - letterlijk - was opgedoken uit zijn eigen verleden, zijn eigen geheugen, waar ze onopgemerkt aanwezig was geweest, als wachtend op een signaal van hem, wachtend op dit moment.
Maar voor haar was dit kennelijk niet zo en had ze geen notie van wie er tegenover haar zat, hij zag het aan de blik | |
| |
in haar ogen. Hij had de zijne uit beleefdheid even afgewend - je mag nooit iemand te lang achtereen aankijken, had men hem vroeger geleerd -, waarna zijn blik als volautomatisch naar haar terug was gekeerd. Misschien was het in feite zó dat hij haar in die korte tijd voor hem vertrouwd had gemaakt, waarna ze zich met terugwerkende kracht voorgoed in hem had genesteld. De gedachte verontrustte hem enigszins. En daarna niet meer.
Toen, opnieuw een minuut of tien later, na vijf nieuwe haltes, was hij er redelijk zeker van dat zij op haar beurt ook hem was gaan herkennen en dat er ook van haar uit een zekere vertrouwdheid was ontstaan. Zo gaat dat. Zelfopgewekte mimesis noemde hij dat. Inductieve mimicry, wat dat ook mocht betekenen.
Ze spraken af dat ze later op de dag samen zouden lunchen bij Haesje Claesz, maar toen hij er op de afgesproken tijd zat (2 u 15) kwam ze niet opdagen. Blijkbaar was hij weer weggevallen in haar geheugen, teruggevallen in het gat van vergeefse of uitgewiste herinneringen. Hij lunchte nu alleen. En noteerde in zijn notitieboekje:
Een gezicht zo beweeglijk dat je je er geen beeld van kunt vormen: het is heel anders iedere keer, volstrekt anders. Het is als een landschap waar een onspeurbare wind overheen waait, over een Van Goghiaans korenveld bijvoorbeeld: je voelt niets, absoluut niets, maar de aren buigen en golven en de takken van de struiken bewegen heftig. En het gezicht keert nooit terug tot zijn oorspronkelijke staat, want er is geen oorspronkelijke staat meer en met terugwerkende kracht heeft ze nooit bestaan: een voorgoed opgeloste virtualiteit die eens was, maar nimmermeer zal zijn.
Je kunt je het gezicht dan ook nooit meer herinneren, hooguit een ongeveer-gezicht waarvan je meent dat dit het was of ongeveer was dan wel had kunnen zijn, het gezicht van een ander of je eigen gezicht.
| |
| |
| |
2
En toen, onverwachts, dook ze toch weer op, dezelfde avond nog, op een feestje van het glossy tijdschrift Globe, waaraan hij om den beboterde brode de laatste tijd bijdragen leverde. Het bleek zelfs dat hij al een afspraak met haar had voor een interview de volgende dag; de redactiesecretaresse had het geregeld. Zij, veelgevraagde modeontwerpster, beroemd vanwege haar zogeheten naaktkleding, gatenjurken met blote borsten of jurken met opgestikte borsten, venusheuvel, navel, voor mannenbroeken met opgenaaide peniskoker van stof of halfblote billen met een zwart ventielklepje ertussen. Daarnaast was ze één dag in de week docente aan de kunstacademie in Arnhem en schreef ze in diverse bladen artikelen over cultuurbeschouwelijke onderwerpen in de trant van Roland Barthes.
Over de in lucht opgegane afspraak eerder op de dag werd met geen woord gerept, die was er misschien nooit geweest of alleen als virtualiteit.
Ze zei, nadat ze minstens een minuutlang elkaars hand hadden geschud: - Je moet me vermenigvuldigen met een factor 4. Hij keek haar aan of zij het meende en zag dat dit het geval was. Een factor 2 zou duidelijk te weinig zijn geweest, beledigend ondergewaardeerd en hij zag dat zij zag dat hij dit inzag; hij liet het dan ook duidelijk blijken bij wijze van compliment.
- Mij moet je vermenigvuldigen met een factor - 2, dan kom je ook aan 4, zei hij.
Ze lachte. - Daar zie je niet naar uit.
- Dank je. Ik denk soms nog in de verleden tijd, zoals mensen die vroeger verlegen waren nog lange tijd denken of spelen dat ze het zijn.
- Was je verlegen?
- Nee, niet erg. Eerder onzeker. - Jezus, wat een gesprek, zei hij.
| |
| |
- Trek het je niet aan, zei iemand die alleen het laatste deel van de zin gehoord had. De werkelijkheid is altijd anders.
- Anders dan wat?
- Dan elke andere werkelijkheid. Iedere werkelijkheid geeft een vertekend beeld en is dan ook niet toerekeningsvatbaar.
Dat is het, dacht hij en probeerde zichzelf te zien, te zien als een ander. Misschien kreeg hij dan eindelijk een beeld van zichzelf, zoals pubers zichzelf in de grote kastspiegel in de slaapkamer van hun ouders ook van achteren proberen te zien, waarbij ze soms zelfs de bilhelften van elkaar trekken.
Hij zei, beiden hadden een lang glas Campari in de hand, zij tegenover hem in een zakjurk met één ronde opening voor één ronde borst waarop enige zilverglitter was gesprenkeld: - Hoe ben je er eigenlijk toe gekomen die naaktkleding te ontwerpen?
- Is dit al het begin van het interview?
- De inleiding ertoe. Maar ik vraag het ook uit persoonlijke geïnteresseerdheid.
- Geen exhibitionisme in ieder geval, zei ze, of niet in de eerste plaats. Toen ik vier, vijf jaar was tekende ik al poppetjes zonder kleren, met duidelijke geslachtskenmerken. Ik behoor tot een generatie waarvan de kinderen samen met hun ouders onder de douche gingen. En dat is zo gebleven.
- Wat? Naakt met iedereen onder de douche?
Ze lachte en haar blote borst schudde; de matroze huid ervan begon licht vochtig te worden.
- De onbekommerdheid om naaktzijn en zo. Voor mij is het letterlijk een natuurlijk gegeven dat ik in mijn ontwerpen integreer. Dat het ook nog erotisch aantrekkelijk kan zijn is mooi meegenomen, zoals erotiek altijd mooi meegenomen is. Ja toch?
Een intellectuele modeontwerpster, dacht hij en hij zag dat zij wist dat hij het dacht.
Dezelfde man van zo-even passeerde hen weer met een | |
| |
leeg glas in de hand en zei, hem een klap op de schouder gevend: - Trek het je niet aan.
- Beoog je ermee de natuurlijkheid te bevorderen, vroeg hij wat lullig, alsof het glossy tijdschrift reeds doende was zijn stijl te infiltreren en zogezeid in het epidermis was doorgedrongen.
- Welnee, zei ze, hooguit draagt het bij aan een nieuwe kunstmatige natuurlijkheid, een pseudo-natuurlijkheid waarin de oude opgenomen is.
- Toe maar, zei hij.
- Je vroeg er zelf naar, zei ze, een tikje - gespeeld - verongelijkt. Ik ontwerp dan ook geen jurken met twee blote borsten zoals ik vroeger deed, dat was te natuurlijk, suggereerde het tenminste. Eén blote borst is beter. En ik draag mijn eigen ontwerpen.
- Om ze uit te testen?
- Het experimentele stadium ligt achter me.
- Trek het je niet aan! zei de man weer, die terug was gekeerd met een vleesstokje in de hand.
Hij kende hem van gezicht of herkende een van zijn gezichten uit de tijd dat hij een paar van de meer populaire grachtengordelcafés bezocht.
- En nooit boos worden, zei de man met geheven wijsvinger, nooit boos worden! en liep door.
Hij zei: - Heb je enig idee hoe de kledingmode van de toekomst eruit zal zien?
- Het blijft altijd een weddenschap afsluiten met jezelf: je krijgt pas gelijk als je gelijk hebt. Ik denk dat de kleding van de toekomst veel asymmetrischer zal zijn dan nu; de eerste tekenen ervan zie je de laatste jaren al: twee verschillend gekleurde kousen, twee ongelijke oorbellen of één oorbel en natuurlijk de designs van truien en truitjes. De mens steekt nu eenmaal asymmetrisch in elkaar, hij heeft een scheve mond, twee onregelmatige gezichtshelften, ogen, wenkbrauwen en lichaamshelften in het algemeen, zelfs de been- | |
| |
lengtes verschillen vaak, om van de binnenmens met zijn twee hersenhelften maar te zwijgen. Dit zal waarschijnlijk meer zijn uitdrukking vinden in de kleding, afwijkingen worden vaak benadrukt uit zelfbehoud en hebben dan een zelfbevestigend karakter.
Hij zei: - De beul en zijn hele gezin waren vroeger verplicht asymmetrisch gekleurde kleding te dragen, zoals de clown, de joculator en de jongleur dit deden.
- Treurig, vooral voor het gezin, zei ze, omdat zij, met de clowns, zo ongeveer de enigen waren. Nu kiezen de mensen er steeds vaker voor om voor clown te spelen van zichzelf. Asymmetrie is het behoud van de mens en van de kunst, alle kunst, dus ook van de mode.
- Je houdt niet van symmetrie en evenwicht?
- O jawel. Symmetrie en evenwicht zijn begerenswaardige dingen, dingen om hevig naar te verlangen zelfs, maar - net als utopieën -, je moet ze niet realiseren, want dan ben je in de aap gelogeerd.
- Trek het je niet aan, zei de man weer, nu op duidelijk jennende toon.
- Kom, laten we weggaan, zei ze.
- Goed, zei hij en raakte als om de overeenkomst te bezegelen met één vinger even haar vochtig matte borst aan.
| |
3
Ze liepen door de tot rust gekomen, gedeeltelijk gedoofde stad, Melina en hij. Het licht van de vertrouwde straatlantaarns was intens, ook dat in de tegenwereld van het rimpelende grachtenwater. Bomen als schaduwbomen. De wind die plukjes neergevallen licht opwoei.
- Voor we naar mijn huis gaan wil ik even mijn oude moeder bezoeken, zei ze. Vind je het goed? Ik heb haar de laatste weken wat verwaarloosd. Ze woont op onze route.
| |
| |
Vijf minuten later waren ze er al, alsof haar huis om de hoek lag. Melina had een sleutel van de buitendeur.
Hij liep achter haar aan de steile trap op, het oog gericht op haar bijna-bewust-mooie benen - benen geladen met zelfbewustzijn, kon hij niet nalaten ze te verfraaien - en even later stonden ze in de hal van de flatwoning van Melina's moeder. Melina had aangebeld, maar mama had niet gereageerd. Binnen in de huiskamer, daar troonde ze, in haar zelfgeschapen cocon van enige omvang, gezeten in een ruime ouderwetse oortjesstoel met wieltjes onder de poten, een wijdvallende jurk tot op haar enkels, eirond hoofd met opgestoken, geflambeerd haar en twee reusachtige oorbellen als pegels van een kroonluchter aan de oren; grote glinsterende, bijna koolzwarte ogen.
- Zo, zei ze, heb je er weer een aan de haak geslagen?
- Maar mama, zei Melina, zo te horen niet erg geschokt, we kennen elkaar nauwelijks.
- Alsof dat voor jouw een bezwaar is. Hoe vlugger, hoe liever, dan kun je er meer afwerken.
- Het loeder, zei ze tegen hem, eenmaal met haar lippen smakkend, een soppend geluid dat klonk als de klap van één vinger.
- Kom, geef je moeder een klapzoen.
Melina bukte zich en kuste glimlachend haar moeder, streek voorzichtig over haar kapsel en plantte er ook even haar lippen op.
Daarna stak de matrone haar zwaar beringde hand uit naar hem.
- Hello stranger, zei ze.
Hij vatte de hand bij de vingertoppen en keek in gebogen houding naar de ringen. Daarna drukte hij een vluchtige kus op de grootste ring en richtte zich op.
Haar ogen schitterden ironisch terwijl ze hem monsterde; ze keek even goedkeurend naar de ringen aan haar vingers en blies erop, waarna haar blik zich weer op hem richt- | |
| |
te en zijn gestalte in alle rust aftastte tot hij zich een beetje onbehaaglijk begon te voelen. En toen, verdomd, smakte ze opnieuw eenmaal met haar lippen.
Hij voelde zich als op een moderne slavenmarkt, een heel gemengde en vervreemdende ervaring die zijn mondhoek als vanzelf deed vertrekken in een even tweeslachtige glimlach, zo'n glimlach die niet het resultaat is van een sensatie, maar van een gedachte die voorafgaat aan de sensatie en die deze opwekt. De moeder zag het en knikte.
- Koffie? zei ze, of wil je liever slapen vannacht?
- Graag koffie. Slapen doe ik in mijn eigen tijd, niet in die van een ander. Het klonk als een wisecrack uit een Amerikaanse detectiveroman.
Ze knikte bevelend naar haar dochter, die naar de open keuken liep.
Hij keek het vertrek rond, meer een boudoir dan een woonkamer; notenhouten stoelen, alle bekleed met zwaar reliëftrijp; een antiek tv-toestel uit het derde kwart van de vorige eeuw; een barok dressoir, waarop hele generaties foto's tot diep in de achttiende eeuw, alle even werkelijk en van een zware, bijna drukkende aanwezigheid. Een van de figuren, een aartsvader van rond de eeuwwisseling, keek hem onderzoekend aan.
- Mijn nageslacht, zei de moeder.
Ze wenkte hem en zei op luide fluistertoon, zodat Melina het kon horen: - Ze heeft natuurlijk tegen je gezegd dat je haar met een factor 4 moet vermenigvuldigen; dat zegt ze tegen iedereen. Maar pas op jongeman, ze heeft aids.
- Mama! riep Melina uit, nu ga je toch echt te ver!
- Alsof je oude moeder geen grenzen meer mag overschrijden. Fi! schaam je. Hooguit grensverkennen, zoals dat tegenwoordig heet, maar wél zorgen dat je erbinnen blijft... Jaja... Weet je, zei ze, ze heeft zelfs mij besmet, ik ben de enige moeder ter wereld die door haar dochter is besmet.
- En via jou zeker ons hele voorgeslacht, zei Melina, die | |
| |
de kamer in kwam. We moeten háár zeker vermenigvuldigen met een factor 20, dat heeft ze altijd graag gewild.
- Nu ben je gemeen aan het worden, zei de moeder, met een gespeelde snik in haar stem en toen hij naar haar keek zag hij dat ze een paar glinsterende plastic tranen op haar konen had geplakt.
- Zo gaat dat hier nou altijd, zei ze tegen hem. Maar eens in de week haar enige echte moeder bezoeken is te veel gevraagd.
- Waar dat ‘maar’ op slaat begrijp ik niet, zei Melina en schonk koffie in.
De moeder keek toe alsof ze de straal via de afstandsbediening van haar ogen regelde.
- Ze is een lieve dochter voor me geweest toen ze nog leefde, zei de moeder. Ik van mijn kant heb mij voor haar opgeofferd om haar een goede opleiding te geven, wat voor een niet meer zo jonge ongehuwde moeder niet meevalt. Ik kreeg haar via een eicelimplantatie in Italië, omdat ik vond dat ik het de wereld verplicht was toch nog een kind te krijgen. Ik heb er geen spijt van gehad.
- Hou op, zei Melina lachend, het is helemaal niet waar.
- Dat zeg jij, zei ze.
- Vader is pas vier jaar geleden overleden, zei Melina en toen is ze helemaal opgebloeid zoals ze zelf zegt. Sinds die tijd zet ze het leven naar haar hand - met terugwerkende kracht.
- Dat moet jij zeggen, zei de moeder. Melina en haar fictieve vader. Die is pas vier jaar geleden overleden.
- En ze kan ook lopen, zei Melina, heel goed zelfs, maar ze weigert meestal. Dat maakt haar gewichtiger.
- Zelfs familiegeheimen zijn bij haar niet heilig, zei de moeder, het minst nog zelfgeschapen geheimen. Nu zie je wat voor een kreng mijn dochter is.
Ze dronken zwijgend van hun koffie, die naar hij ineens vond een vreemde bijsmaak had. Hij liet het vocht klotsen | |
| |
tussen zijn wangwanden, wat de moeder niet ontging en één moment was het of hij, duizelend en eindeloos om zijn as wentelend, in een lege innerlijke tijdruimte tuimelde, waaruit hij onmiddellijk weer opdook alsof hij nooit weggeweest was, maar wel met een gevoel van alsof.
- Het viel niet mee vroeger, zuchtte de moeder; in de tijd waar ik nu over praat waren meisjes volstrekt weerloos. Ik werkte toen op de chocoladefabriek van Verkade, kinderarbeid. En op mijn elfde werd ik al zwanger gemaakt door een van de bazen. Achter een mengvat voor melkchocolade.
- Mama, hou op, zei Melina.
- De mensen zongen toen en ze zong het voor met hoge stem: ‘En de meisjes van Verkade, / die kun je naaien voor een reepje chocolade.’ Vergeet het maar. We konden geen chocola meer zien, of liever niet meer ruiken, want alleen al van de weeïge lucht werd je doodziek; kans om al was het maar een flintertje chocola te eten kreeg je niet eens. Maar goed, de baby, of wat het dan was, werd afgedreven en daar had ik tachtig jaar later nog spijt van. Vandaar. En daarom moest ik zonodig op gevorderde leeftijd helemaal naar Rome reizen met de bevruchte eicel van een ander. Een ander! En dat is dan Melina geworden. Afkomst en toekomst onbekend.
Melina lachte.
- Een mens moet nooit stoppen zijn leven in te halen, bij te stellen, te retoucheren, zei de moeder, anders is er geen aardigheid meer aan.
- Een waar woord, zei hij. Hij begon het al gezelliger te vinden - het gepraat, zijn mond die als uit zichzelf meepraatte - en na een half uur was het of Melina's moeder ook een beetje zijn moeder was geworden, zij, met haar half gefantaseerde verleden en een - gedeeltelijk gefantaseerde - dochter, die zijn - gedeeltelijk gefantaseerde - vriendin werd, beiden in al sneller tempo, ja bijna schrikbarend snel. En toen Melina opstond om nieuwe koffie te zetten voelde hij | |
| |
een impuls om ook op te staan en haar hartstochtelijk te kussen, een impuls die hij onderdrukte, wat - natuurlijk- de moeder weer doorhad. Op dat moment tuitte ze weer haar lippen en gaf een kleine smak af in de ruimte. - Ik heb ook een tijdlang een aangenomen zoon gehad, zei ze, lang voor Melina. Hij was al verdwenen toen zij kwam. Jammer voor haar, een broer zou best leuk geweest zijn, maar ze zouden toch niet goed met elkaar hebben kunnen opschieten, Melina duldt niemand in haar omgeving, ze moet altijd de enige zijn.
- Mama, zei Melina weer, lachend.
- Maar helaas, vervolgde de moeder, op een gegeven moment van de ene dag op de andere was hij er niet meer, hij voorvoelde zeker wat hem te wachten stond. Aan de andere kant betekende het ook wel een opluchting. Het was een nukkige norse jongen voor wie niks goed genoeg was: een nieuwe fiets op zijn verjaardag, nee hoor, het had een bromfiets moeten zijn, een jaarabonnement op Natuur en leven, vergeet het maar, alleen een jolletje kon er mee door, later een goede tweedehands auto of een lastminute-reisje naar Kreta.
- Wat is er van hem geworden?
- Wel, zei de moeder niet ontevreden, hij is toch nog goed terechtgekomen, 't zat blijkbaar in hem. Directeur van de vara is ie geworden. Ze wenkte hem voorover en fluisterde: - 't Is Marcel van Dam. Hij onderhoudt me nu, al is het bedrag aan de magere kant. Maar gelukkig springt Melina zo nu en dan bij, al vergeet ze het ook wel eens een paar maanden.
Melina reageerde niet, maar schonk koffie in.
- Ik heb je vader nog gekend, zei de moeder. Hij heeft nog een blauwe maandag naar mij geworven. Een knappe jongeman. Haar blik verdween in een nabije verte. - Hij heeft nooit meer iets van zich laten horen... geen teken van leven gegeven... tot nu toe...
| |
| |
- Tot nu toe?
- Drink, zei ze, laat je koffie niet koud worden. Ze glimlachte.
- Je bent een man naar mijn hart, zei ze, of liever, een man naar mijn verbeelding.
Hij wilde ‘dank u’ zeggen, maar ineens voelde hij zich weer wegzinken in een onbegrensde tijdruimte in zichzelf en dit keer beangstigde het hem nog meer, vooral omdat het hem veel langer kostte boven te komen en onwillekeurig ademde hij opgelucht uit toen hij weer aanwezig was.
- We moeten weg, zei hij gehaast en zette zijn kop neer.
- Ik begrijp het, zei de moeder, met naar hij dacht een zweem van bekommernis in haar stem. Het spijt me.
- Mij ook, zei hij.
- Kom terug, zei de moeder, en laat me dit keer niet zo lang wachten.
Ze stond op en liet hen uit. Een ogenblik daarvoor had ze de plastic tranen van haar wangen gehaald en in een paar snelle bewegingen met een roze lippenstift een brede glimlach op haar mond aangebracht.
Ze kuste hen beiden en liet een glimlach achter op hun gezicht. - Een postmoderne moeder! riep ze hen na. En denk erom: veilig vrijen! Je ziet wat er anders met een moeder gebeurt!
- Ja mama! riep hij terug.
- Je hebt gelijk, zei hij tegen Melina, toen ze buiten stonden, je moet je minstens vermenigvuldigen met een factor x.
- Dank je, zei ze. Doe dat.
En ineens wist hij niet hoe snel ze zich naar huis moesten reppen, haar huis. Zijn ongeduld was in feite zo groot dat hij het gevoel kreeg nu reeds in haar aan het veranderen te zijn, met terugwerkende kracht.
Hij nam haar bij de hand en trok haar mee. - Kom, zei hij, kom.
|
|