in de krant gelezen. Ze plagiëren je al voor een idee goed en wel tot wasdom is gekomen, mogelijk via het een of andere psychogene veld waarin jouw geest is opgenomen en waaruit dus naar hartelust gepikt kan worden - let wel, ook met terugwerkende kracht omdat in zo'n non-energetisch krachtveld tijd noch ruimte bestaat.
- Ik begin het door te krijgen, zei ik.
- Dat doet me deugd, zei de heer Grunsven, hopelijk niet alleen met terugwerkende kracht. Zien is vóórzien. Inzicht als uitzicht. Want waar het om gaat is een herwonnen potentialiteit en een nieuwe mogelijkheidsrealiteit.
- Dat opent mooie perspectieven, zei ik.
- Dat dacht ik ook, zei de heer Grunsven vergenoegd, daar kun je je niet vroeg genoeg voor openstellen en op instellen, want voor je het weet is het te laat. Redding via een nieuw psychogeen of creatoon veld kun je wel vergeten, want plotseling herinnert niemand zich jouw bestaan meer; je bent hooguit naamloos in het bestaande veld opgegaan. Naamloos en identiteitsloos.
Ik liet het tot me doordringen en de ernst van de situatie moet op mijn gezicht te lezen zijn geweest.
- Trek het je niet aan, zei de heer Grunsven bevaderend, één lot is ons allen gemeen, droomtijd of geen droomtijd. Tenslotte scheppen we allemaal onze tijdelijke informatievormen en wie weet is er een bij via dewelke wij in staat zijn te ontsnappen.
- Ontsnappen waaraan?
Maar de heer Grunsven hoorde het al niet meer, ingekeerd in zichzelf als hij was. Uitzicht als inzicht. Zien als zijn.
En ik citeerde zachtjes: ‘tijdtaal die zich verdicht / bewustzijn als weerlicht en tegenlicht.’
- Mooi is dat, mooi, fluisterde de heer Grunsven; ik verkeer bijna in een soort overgangswaarschijnlijkheid. Ik houd je van mijn ervaringen op de hoogte...