- De mens is van nature een windvaan, zei de heer Grunsven. Daarom doe je er goed aan om alles ook van de andere kant te bekijken, van alle kanten.
- Maar dat doe ik al, zei ik, ik bekijk en besnuffel alles van alle kanten, maar de andere kant blijft gauw steeds weer dezelfde kant.
- Dan moet je actiever zien, zei de heer Grunsven, een soort zien dat zelf de dingen verandert en niet alleen maar jou, de ziener.
Ik knikte neutraal instemmend en begon met hem indringend aan te kijken. De niet zo oude heer Grunsven merkte het op en keek terug met zijn geforceerd vitale blik.
- Misschien moet ik het zo zeggen, zei hij, dat is wellicht begrijpelijker voor je: je moet alle kanten letterlijk tezamenkijken, ik bedoel, als één geheel waarvan de kanten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, als een octaëder of dodecaëder die je in één oogwenk in z'n totaliteit opneemt, of als een mens met al zijn rondingen en spleten, een Picassofiguur.
- Dat is niet niks wat u daar vraagt, zei ik.
- Ik vraag niet het onmogelijke, zei de heer Grunsven, het mogelijke ligt in het onmogelijke besloten, uiteraard niet omgekeerd. Het mogelijke is er een facet van, facet na facet na facet, tot het onmogelijke in z'n totaliteit verdwijnt, na het overschrijden van een kritische grens, dan is het onmogelijke in al zijn mogelijkheden gerealiseerd en is het onmogelijke van de onmogelijkheid aangetoond.
- Dit begrijp ik iets minder, zei ik timide.
- Dat komt nog wel, zei de heer Grunsven. Het is een kwestie van wennen.