Ook CX wil een naam, denkt aan Crito, Cratylus, Criterion, &c, maar zijn onomatotheet wijst het af, wil enkel een gesloten O, van onan, onoma, onomatopee of on. Hierop draait C zijn X als een zandloper om.
PZ jr. schrikt voor geen mismaakte taalfiguur terug: alles is goed als het zijn naam maar draagt en overdraagt. En zie, zijn nakroost, hoe gedeformeerd ook, noemt hem vader, een enkele zelfs vader der vaderen of god-de-vader en men is het er over eens dat hij er heeft uitgezien als zij.
OQ veracht tekentaal, wenst alles letterlijk figuurlijk & cijferhard.
WP relativeert alle cijfers, alle letters, ongeacht hun volgorde. WQ schudt het alfabet dooreen en kiest zich een nieuwe dagnaam. (Houdt deze echter geheim.) Waarvan akte.
PO beleeft iedere mededeling als poëzie en zie, het is poëzie. Ook PU beschouwt de letter Z als een nederlaag. Waarvan akte.
ZU gaat over tot de orde der literatuur.