2
S voelt zich 1-maal, P nog niet.
A zegt: De verrassing is er af.
N is de absoluut zwijgende minnaar - geen woord! L praat zich via de meerderheid voortdurend tot leven, tot zij zwijgt (een vrouw).
O heeft ogen die door gesloten oogleden been kunnen kijken, door gesloten deuren en gesloten literatuur, daarom ziet hij alles het liefst gesloten.
U zit zoals altijd op zijn gespleten ponteneur en veert als door een scherp nee gestoken overeind. Zegt: Ja of ja?
K wordt nog steeds vertederd door de gedachte aan een robot die een mens droomt. W is er al een.
D ruikt zelfs de rook van een sigaret op het televisiescherm; hij dooft de sigaret.
J bedenkt een elektroniese sigaret, een ondoofbare.
V houdt alleen van natuurkunst, natuurtaal, natuurmensen.
V1 alleen van zijn natuur.
X pendelt tussen pandemonium en panharmonium, tussen solitair en solidair.
R bewondert het neutmm; R1 het werkelijk gezegde; R2 alles wat konjunktief en indefinitief is.
Z naait de nar een extra oor aan, de zon een extra oor aan en coupeert de oren van zijn hond, Z1 die van zijn vrouw.
R3 laat de woorden elkander vermoorden en knijpt er zelf tussenuit.