| |
| |
| |
Organon
| |
| |
Journalistiek
met een rood elektronisch oog.
loop, zei hij, loop; de hele
binnenstad staat in brand,
en, zie, ik ben al ontstoken, loop.
dasspeldjes ontploffen, brillen, ringen,
lampen ontploffen in een veer van kleur,
overal ontploffingen, roept hij en rent
verder. tegen een kerk werd een
toen, omstanders die hem zagen
een moeder opende zich spontaan,
in haar buik hing een spiegel en zangrig
riep iemand: hij heeft mijn handen
voor twee ironische vogels geruild!
Op weg naar het Leidseplein
| |
| |
een agent als een arabische engel
nam de leiding met een gebed.
van nu aan is extase een stoel, mens,
zei hij en de stoel waarop gij zit
een doel. er zijn mensen, zei hij, als melodische
kathoden, er heerst een nieuwe stroom;
ginds werd een eerste spier geplant, hij
rimpelt nog steeds, maar aan de overzijde
vindt elk voor zich voldoende van hetzij
alleen maar geurig of geladen
water, denksel voor wat hij wenst,
spiersel voor wat hij wil.
witte gehoorstenen bij een fontein
te zoemen wat gehoord wil zijn.
En bijgod, hakkelde mijn kennis, na
amper twee minuten gleed ik
door lege ademloze kwintengangen
op een beweeglijk plein, er véérden
spieren en er wáren klankstenen, zaaddiertjes,
ogen, cirkelend in een eigen atmosfeer.
tussen echobomen, sterke chemische
insekten en bloedbloemen wrong ik mij
dieper in het centrum door.
| |
| |
en dit was nog niet alles, ook
van de schaduwen die er liepen
zwierven diverse om één enkle man.
ik dacht: dit is een zon, het was een man
die uit zijn schedel jongde; hij verleende
zijn dier een naam, de naam
het ploffen door mijn tipgever vermeld.
Temèt een jasknoop ging aan 't cirkelen
en werd een iris, een lamp
een lichtende psychoon, de tram een droom
die fosforachtig straalde en bewoog
als ín een droom, een hand een hond een
avondbom van groen die sprong en sprong, kortom
het leek of alles gonsde alles zong,
alles stigmatisch werd, en wit, en blind.
- en nog was het niet voorbij,
een hij, een zo-maar-één, voorheen
een standbeeld van bedwang, het ging
aan 't veren, langzaam veren, sneller
sneller sneller, er verscheen
een OOG, bijgod, één enkel oog ter hoogte van
zijn hartstreek, als een hart, een zon,
| |
| |
energisch, toen dit sprong
- ineens het sprong en boog zich iedereen
van pijn en vreugde tegelijk.
Hij ademde nog na en veerde wat, had
mogelijk iets van de vaart van 't beeld
behouden en voelde zich ontdaan.
en toen, vroeg ik, en toen?
ja toen, zei hij aarzelend, toen...
|
|