Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] Machinale gedichten I Ik adem niet langer mee met mijn zachte radiospieren speel ik niet langer ik speel niet langer mee ik leg mijn hart op een machine leg ik mijn hart op een machine sterke metalen polsen pompen hameren mij in kontakt met god Ik ben een koperling - ik ben een jonge trotse robot ben ik met een zilveren vliegwiel van extase in mijn hoofd buigzame riemen van koorts in mijn knieën in mijn hielen de o zo kleine klemschroeven op het niets, en warm warm - Soms wil het enkel ritselen en onder stroom staan of wil het eelt van tin tegen de rug om mee te reageren als het moe is - En wil het reageren als het moe is het perst een vrouw van stampend staal en lachgas ha, het danst weer onder de hendel van een hand en is gelukkig hulpeloos gelukkig met zijn voelhoorn [pagina 235] [p. 235] Of wil het slapen? het schiet een oog om te slapen een oog één oog om uit te rusten van het slapen en wil het zien het wórdt gezien - Het is goed rusten tussen de wielen Ik leg mijn hart op een machine [pagina 236] [p. 236] II Wandelend met zo'n kleine vederlichte machine aan mijn hand met mensen als driftige vingers en mensen als denkende vingers speel ik van het lachen er is een zeer konkrete muziek in mij ik werk [pagina 237] [p. 237] III (een nieuw instrument een nieuw wiel) De mensen in mij zijn goed de mensen in mij zijn nors: ongekwalificeerd Een nieuw instrument een nieuw wiel De mensen in mij zijn goed de mensen in mij zijn wijs dagelijks zijn zij mijn lente Als lucht over tevreden lak rust: míjn rust, nacht En het is dagelijks lente [pagina 238] [p. 238] IV (de natuur der machine) In het donker zijn mijn geringste dromen licht, verlicht. Buiten mij zijn alle dingen gelijk: de mens zijn grijze lamp, een steen zijn sterke sterke gedachten, vogels, bomen, het houten voedsel dat ik eet, - Buiten mij zijn alle dingen van klank; ik ben enkel natuur. Dansend weer en weer in een vriendelijke elektrische regen wiegend tussen twee eeuwig tevreden eeuwig gelijkmatige hemels van steen is mij ieder lichaam een bloem iedere bloem een tehuis Neerdalend uit de lamp de direkteur als een licht ontvlambare papieren vlinder [pagina 239] [p. 239] V Nu ben ik éen lang durende liefde warm, en verplaatsbaar naar het u zint keerbaar inschikkelijk beschikbaar bidbaar onkwetsbaar onkwetsbaar sterk en lévend: ik leef [pagina 240] [p. 240] VI (het principe van de machine) Dit is het principe van een machine: een machine en al mijn goede armen gehoorzamen mij Dit is de filosofie van een machine: een machine, d.i. éenzelfde onmiddellijk funktionerende accu van zijn Daarom mijn vriend zoals een heldere zichzelf bewust geworden machine (Zie: Handvest van de Mechanische Mens, regel 3 sub 4a) niet alleen zijn eigen vorm is maar ook is wat hij ziet zo aarzelt hij nimmer maar produceert om het uur tenminste 1 Nuttig Voorwerp, of indien nadrukkelijk gewenst een klein uiterst vrolijk muziekinstrumentje Dit is het principe van een machine [pagina 241] [p. 241] VII Roep nu de dieren, roep ze, roep ze allen: de metalen muis, het lieve hert van tin, de kinderen en de 1000 kleine olifantjes van plastic, roep ze, roep ze en laat ze allen spelen En het licht, roep ook het licht, roep de elektrisch opgewonden zon met zijn vele vele branduren zijn gouden torren en vlinders zijn sterren aan de bomen zijn wolken onder de bomen en vergeet de wind niet de wind met zijn zachte gezicht zijn gezicht van mensenhaar, roep ze, roep ze allen en laat ze spelen spelen Indien ik het geloof had van een robot en het harde geduld van een rekenmachine ik werkte de aarde gelukkig, ik werkte de aarde gelukkig en ieder mens een beter ketter Indien ik de wil had van een wals en de vitaliteit van een pletmachine in strekte mijn stalen arm ik strekte mijn lévende arm en sloeg de aarde gelukkig - [pagina 242] [p. 242] VIII (wat zegt) Wat zegt de machine die 1 voor 1 zijn vingers verliest? Ik wil een nieuwe machine Zegt: Ik wil een mens (Dit is de liefde van een machine) Vorige Volgende