Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] Demokratie 1 Niet een andere werkelijkheid, maar dezelfde werkelijkheid anders. Niet anders, maar zichtbaarder, doorzichtiger. Ik heb een stad gebouwd. Ik heb geen stad gebouwd maar een gedicht. Gedichten zijn duidelijker dan steden en woorden sterker dan de huizen van een stad. Ik heb een stad gebouwd. Huizen zijn het gedachtenleven van een stad. Mensen zijn om er zichzelf in te verschuilen als een klapwiekend idee in een vogel. Menselijke huizen buigen gemakkelijk om. Waar de logika opluchting is en intelligentie een hand - oneindige verlenging van het lichaam, hulpmiddel van de hulpeloze en mechanische mens, - ook ik ben het hulpmiddel van de mens, wie hij dan is en waarvandaan: enkelvoudig, elektrisch, wanhopig, mild. Ik ben het hulpmiddel van mijzelf. Want, en dit is niet de onbewoonbare wereld van de lucht, dit is de bewoonde wereld van de poëzie, en alles wat zin heeft vindt zijn zin in de poëzie. Alleen dáarom schrijf ik poëzie. Of anti-poëzie. [pagina 205] [p. 205] 2 Alleen daarom schrijf ik poëzie, terwijl ik het woord bij zijn (dubbele) naam noem. Ik draag een dubbele naam. Ik draag een chrónische naam: éen voor de stad, éen blanko, waarmee ik kan lachen, drinken, lachen. - Een geürbaniseerde indiaan verrookt zijn wanhoop in een elektronische sigaret; hij wordt dan zo wijs als een cycloop, d.w.z. hij weet hoe wijs een cycloop is; ik, ik niet. En de fakir die vanaf zijn vluchtheuvel al fosforescerend het geestelijk verkeer regelt in zijn stad, hij wil meer zijn dan zijn droom; hij is een skelet van atletische gedachten: Atlas. - Die dit schrijft is een atleet: hij draagt een hoofd op zijn schouder. - Atlas? Bij iedere gedachte wordt hij ouder; welnu, ik, ik niet. Want: Geen systeem is zijn geest waard, maar de geest is waard een systeem; de stad is waard een struktuur en een robot zijn poëzie. Ziedaar, mijn demokratie. [pagina 206] [p. 206] 3 In het boek van uranium ben ik een onzichtbare radio. Ik zit in mijn radio als een indiaan in zijn kiwa. De zon is mijn impressario, mijn god is een hoogtezon. Ik ben mijn eigen elektriciën, ik ben mijn eigen continuüm. Levend vnl. op spiritueel helium, is 1000 Volt mijn maximum aan spanning. Ik-kontakt. Ik nihileer mij, ontsta, in eerst chemische verfijning een ontwikkelde protozo, later een vis van wil: ik lig op het droge, in coma, onderwerp van uw elektrolyse; niezend ontwaak ik, ik zie, zie u; ik ruik aan uw adem van tetra. - Dank u mevrouw, het gaat al wat beter. Dan richt ik mij op, aap, ik, speenwitte zombie, soldaat, kunstmier die niet op of om ziet. [pagina 207] [p. 207] Reeds tevreden met (⅛)2 leven dicht ik mij langzaam in leven. De Geest heeft de geest gegeven, het Woord heeft zijn woord gegeven. Vorige Volgende