Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Eén minuut stilte (1955) 1 De stad rilt onder zijn asfalt. Ik steek al je lampen aan bij daglicht om naar de stilte te luisteren. Oorsuizingen van asters narcissen bloemen voor mijn broer - Ik heb een voor een mijn bloemen gedoofd om naar je oren te luisteren. - Luister maar: je leeft, zo zachtjes als de duif die men kan horen koeren op het Weteringcircuit, de éne voet die schuifelt, de éne nek die zich omdraait en knarst. [pagina 170] [p. 170] 2 Stilte: een ontplofte hond. [pagina 171] [p. 171] 3 Het licht herneemt zijn snelheid kreunend, een sekonde trager misschien. Er is te weinig tijd om te sterven. Wij hebben te veel dood om te leven. 10 jaar lang was ik zo hard als een politieke steen; nu draag ik alleen nog je herinnering als een versteende tweeling in een rugplooi. O, ik voel je wel, maar als een donker reptiel. Ik kuch je weg, maar de zon is een hypochonder. [pagina 172] [p. 172] 4 Ik wil een huis met 3 kamers zonder doden, een lamp zonder doden. Geen week gaat voorbij zonder oorlog Geen dagdroom of hij draagt een groen uniform. Onder mijn oude huid van woorden ben ik nog steeds bang. Ik wil een huis zonder doden een lamp zonder doden Ik, vreemdeling in eigen lichaam. Ik wil geen zwarte magie Ik wil geen witte magie Ik wil een lamp zonder doden een huis als een bed zonder dode. Mijn god, ik ben ongeduldig van doden Vorige Volgende