Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Poëzie 1 Hij had niets te eten. Daarom at hij niets, minutenlang. Armoede is geen erfzonde. Daarom gaat hij naar huis. Ruimte genoeg in zijn hoofd, speelsel en speling genoeg. Hier hoeft hij niet om adem te ruziën, de poëzie is hij zelf, zelf 1 meter sterker, spier- rijker. Ha, de poëzie is een mens - mits vergezeld van een mens. [pagina 174] [p. 174] 2 Daar waar een woord onmiddellijk ding is - zijn natuur, mijn natuur - ontspringen steden, zacht gespierde meren - mijn natuur, zijn natuur - vrouwen van vuur, onsterfelijke bloemen; de vele nieuwe dieren met hun inwoners; wolken van storm, kiezel, licht - En soms in het gras een volmaakte rivier. En soms, in een huis, een 1 uur durende god. Vorige Volgende