Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Een fabriek van poëzie Hoe liefdadig de mysterieuze politiek van de zon, het zachte vogelgekwetter van de maan ook klinkt, het is hem om het even. In zijn losse dagelijkse mouwen, zijn zelfstandig rondbenende broekspijpen, bouwt hij van pitten een stad in zijn park, van telefoondraden en glasscherven Een fabriek van poëzie, van motoren en wekkers paarden en mensen. Want, zegt hij, poëzie stroomt door dezelfde kabels als de elektriciteit en het gedicht wil het leven volgt de goede weg van het sperma. Misschien huist achter ieder brilleglas een god, goden van letterlijke reflektie, die blijft ook als de bril gaat slapen. Ik zie ze niet. Ik zie alleen reflektie. Zo gaat hij om en om, deze dichter, - paap zonder brevier, lezend in lege vergeelde handen; zijn helder symbolisch hoofd weigert zijn armen, zijn onafhankelijk rondnozemende benen en zijn agenten bevestigen het: Want ook dichten dikwijls is vermoeienis des geestes en leidt tot niets. Niet iedere dichtregel is een professor, of een wetenschappelijk ambtenaar 1e klas. Dichten is woekeren met nog illegale wijsheid. [pagina 147] [p. 147] Verder laat ik het oog voor wat het is. Het is onsterfelijk. Wat het gezien heeft is onsterfelijk. Jij ook, je bent ón-sterfelijk. Vorige Volgende