is, is de montage of collage met haar veel bewuster aangebrachte opposities, contrasten, keuzes van thematiek en materiaal; maar hier hangt het ervan af of je met een mengvorm van doen hebt of niet. De ‘maakbaarheid’ is bij dit genre ongetwijfeld het grootst, al is ze nog steeds geen 100 procent. Zonder een bepaald percentage impulsiviteit en associeerlust geen kunst en literatuur.
De derde vorm van logica waar je niet onderuit kunt is de analogica, dit is het literaire analogon dat we aanbrengen of toepassen in verband met de buitenwereld. De schrijver doet dit in zijn werk door middel van exemplarische structuren, modellen, volgbare of navolgbare verhalen en situaties waarmee hij een herkenbare parallelle literaire wereld schept, ongeveer zoals de lezer zijn werk met een eigen verwachtingspatroon benadert. (Dat verwachtingspatroon kan wel doorbroken worden, maar dan ontstaat een ander patroon.)
Paradoxaal genoeg zijn alle drie de vormen van interne logica weinig rationeel. Je moet er gevoel voor hebben: gevoel voor logica.
*
Dostojevski of het willen dat God bestaat. Om Hem en hem bestaanszekerheid te verschaffen behoort de godsdienst staatsgodsdienst te zijn, met instituten en kerken die Hem en hem bevestigen. Dostojevski's nederigheid is, net als het geval was bij De Gaulle, nederigheid (via God) tegenover zichzelf en zijn ambivalente denkbeelden, bijgeloof, toevalsgeloof, een geloof dat, gokverslaafd als hij is, vergeleken kan worden met de val van de dobbelstenen: de dobbelende God die via de Wet der Grote Getallen zich tot existentie probeert te scheppen. Tot die God bidt hij, hem wensend en verwensend, in de hoop dat Hij en hij eens zullen winnen. Als hij van zijn gokverslaving af is wordt zijn godverslaving sterker; zijn God dobbelt nu alleen