Het andere van het andere
De literatuur, het geschrevene in z'n geheel, is het andere - het bevát niet alleen het andere -, ook als het ‘ik’ of het ‘zelf’ erin opgenomen of gerealiseerd is; in dat geval ís het - ten dele - het andere-ik.
Maar ook in z'n algemeenheid - ik-bepaald, ik-gekleurd of niet - is de literatuur het andere en misschien is de taal in het algemeen dit ook, dat wil zeggen de gerealiseerde taal, niet de potentiële of latente. (De laatste bevat misschien bovenal het latente zelf, het half- of onbewust eigene.)
De gerealiseerde taal, vooral de literatuur, is onze - variabele - dubbelganger die uit het latente en onbewuste is opgedoken, waarin hij als onzichtbare, woordeloze, vormeloze, diffuse en alom aanwezige niet-aanwezige schuilging, ofwel als nadrukkelijk, al te nadrukkelijk niet-aanwezige dubbelganger van de vorm aannemende dubbelganger die in onze existentie opdook optrad.
Zijn domein bij uitstek: het eeuwig marginale, de marge, het niemandswit: het andere van het andere dus, waarvan het laatste, de gevormuleerde taal, zich voortdurend bewust blijft en als het goed is ons bewust máákt, ons, de vlees geworden schaduw van het andere, schaduw die als een vooruitgeschoven pion de wereld van de concrete realiteit verkent en daarvan kond doet