Ook in die zin is Kafka een van de meest exemplarische schrijvers: men handhaaft en redt zich (tijdelijk) via zijn romanfiguren en hun (literaire) hulpconstructies; maar men blijft hun vergissing tot het bittere einde, alsook die van zichzelf.
Kafka volgde Jozef K.'s (zelf)vernietiging door zich longtuberculose aan te doen en vervolgens spirituele zelfmoord te plegen door zijn vriend op te dragen zijn werken te vernietigen. Reden voor het laatste: zijn spijt dat hij voor zijn gevoel zijn realiteitsprincipe niet tot leefbare realiteit had weten te maken, noch in zijn leven, noch in zijn werk, dat hij te eenzijdig en te zeer door zijn persoonlijke neurose gekleurd vond. Geïnterpreteerd: dat hij geen synthese had weten te bewerkstelligen, geen identiek zijn had kunnen (doen) ervaren tussen de complexe maatschappelijke realiteit en het oorspronkelijke taaldenken, taalloos geloof, synthetiserende symbolen die zowel het taal- en beeldloze zijn als het niet-zijn uitdrukken, kortom de andere wereld die alles omvat - ook de Wet als irrationele mythe -, een onmogelijk taak dus voor wie zich niet bij voorbaat aan irrationalismen wil overgeven.
En hier vergiste Kafka zich opnieuw - via identificatie met en fixatie op zijn romanfiguur Jozef K.? - omdat een groot lezerspubliek er die synthese wel degelijk in aantrof en zich in zijn taalleven herkende. Trouwens, het is de vraag of Kafka de ongehoorzaamheid van zijn vriend Max Brod niet incalculeerde of half incalculeerde.
*
De aantrekkings- en vertederingskracht van Kafka: hij is de zoon van iedereen, zelfs van een achttienjarige jongen of een negentigjarige grijsaard, een zoon die nooit vader wordt.