De noodzaak van het overbodige
(2014)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
't diepst van mijn gedachten): de nexus van mijn ik is een deindividu, geen individu. (‘Ik ben niet die ik ben’, en dat is mijn kwaliteit.) Mijn ik ontstaat pas als ik het in mijn werk en in mijn gedachten realiseer: daarnaast bestaat het voornamelijk in potentie, als de som van mijn potentialiteiten. Pas realisatie staat het hoogst individuele toe, een vreemd idee of fenomeen als ik erover nadenk. Als ik er niet over nadenk en in mijzelf verzink, of ‘mediteer’, voel ik meer verwantschap met het onpersoonlijke buiten mij, de kosmos, de sterrenhemel, een naakt woestijnlandschap zonder mensen erin, een neutraal industrieel stadschap. Maar tegelijk maakt deze staat het mij mogelijk meer ‘mijzelf’ te worden, wat dit ook mag betekenen en misschien betekent het alleen een potentiële creatieve staat, waarvan de werking eveneens iets onpersoonlijks heeft. Een volle leegte is mijn wezen: anticipatie mijn bestaansmogelijkheid: een overvloed luchtledig mijn existentie. Het gelukkigst - en misschien het meest mijzelf - ben ik echter niet wanneer ik mij heb gerealiseerd, maar wanneer ik een sterk gevoel van potentialiteit bezit: zelfs tijdens het realiseren (denken, schrijven) is het welzijnsgevoel minder, zij het meestal van tevredenstemmende aard. Het tevredenheidsgevoel dat de kunstenaar bevangt ná het beëindigen van een werk - indien het niet een mineurgevoel is - is juist het gevoel van zichzelf bevrijd te zijn, niet het gevoel eindelijk zichzelf te zijn. Het werk is zijn ik, is de geëxternaliseerde ik-projectie van een niet-ik, een nietik van gigantische omvang dat hij achter zich heeft gelaten. Het werkelijke ik-gevoel is voor de kunstenaar zijn ondergang.
(En mensen die altijd het gevoel hebben zichzelf te zijn? Zijn zij benijdenswaardig? Misschien wel. Soms lijken ze me uit een andere stof te bestaan, een solide of een pseudo-stof, vooral wanneer identiteit en identiteitsgevoel ontleend worden aan fixatie en neurose - wat nogal eens voorkomt - of aan uitge- | |
[pagina 125]
| |
sproken trekken van het type: zo-ben-ik-nu-eenmaal. Neurose, fixatie, complexen behoren tot de grootste stabilisators van de ik-identiteit, tot de grootste individualisators, terwijl ze tegelijk de vernietigers zijn van de persoonlijkheidin-potentie, van de ware persoonlijkheid dus.) |
|