68
Pro domo (I)
Ik en mijn zelf, ik en mijn andere ikken, mijn alter ego's, ik & iks, mijn het - het is mij allemaal zo zeer en zo lang vertrouwd dat ik het als volstrekt normaal ervaar: ik ben mijn opsplitsingen, omdat er sinds jaren althans voor mijn gevoel geen identiteitskloof is. We weten ongeveer wat we aan elkaar hebben en dat we bij elkaar horen als een been bij een ander gescheiden been: het ene staat soms terwijl het andere beweegt, het ene is soms wat korter dan het andere, maar dat is geen wezenlijk bezwaar. Pijn is soms spookpijn, maar niet minder gevoeld. Vervreemding treedt pas op als iemand het andere been stil wil laten staan of het eerste bewegen. Daar passen wij voor.
(Het gevoel van veeleenheid is veel sterker geworden na het jarenlange werken aan mijn autodiagrafie, vooral na herlezing en stilering van het materiaal enkele jaren later. Ik herkende alles als tot mijzelf behorend en er was een soort continuïteit ontstaan, samen met een zekere (compositorische) eenheid die ik als de mijne kon accepteren, zonder het gevoel te hebben dat