21
Bewustzijn. Woorden. Ik denk aan iets en het ís er. En nog méér is het er als het in woorden wordt gerealiseerd, maar niet altijd - woorden zijn, zoals bekend, niet altijd nodig of wenselijk - tegelijk is het gezegde ook meer vastgelegd, minder in transito, in doorgangstoestand, hoewel voor mijn gevoel zelden onveranderlijk en voorgoed gefixeerd. Als een belemmering heb ik woorden eigenlijk nooit ervaren. Door woorden heb ik méér kunnen zeggen, niet minder.
Soms ook waren de woorden er eerder en volgde bewustzijn, volgden beelden. Vaker kwamen beide tegelijk, woorden én bewustzijn(sbeelden); zelden bleven woorden woorden alleen.
Ook voor mystieke ervaringen en poëtische gevoelens hoeven woorden geen belemmering te vormen, zoals vaak wordt gesteld; ze verrijken, verdichten, ‘concretiseren’ de ervaringen, verlengen ze misschien ook en het is voor mij nauwelijks een vraag of de diepste ‘orewoet’ niet pas op papier is ontstaan toen de geliefde daar zijn gedachte vorm kreeg, zoals met de liefde in de poëzie zo vaak is gebeurd. Woorden geven niet weer, woorden roepen op.
Woorden maken alles wat niet was en alle abstracta tijdelijk concreet, ook wanneer ze tegelijk abstracta blijven: de ultieme paradox van de taal.
Woorden als doorgangsstadium, taal in suspensie.