Namen zijn nieuws
(1977)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Het stark | |
[pagina 19]
| |
Het stark (de, het), vgl. strak, konnotaties met het eng. starch: het stijf-sel. Naar russies begrip byt (veelvuldig gebruikt in de poëzie van MajakowskiGa naar eind1.) Stark (de, het) staat voor starheid, bewegingloosheid, verstijving, kilheid, het statiese, konserverende, voor stagnerende taal, gemeenplaatsen, uniformiteit, dode vormen, doodse mensen. Het staat vijandig tegenover: beweging, dynamiek, leven, levendigheid, verbeelding, kreativiteit & sensitiviteit, (her)geboorte, dialoog & dialektiek, levende taal, liefde, mensen. Deze dingen worden voortdurend belaagd door het Stark, de starken, starkmatigheid. Het (de) Stark komt men overal tegen; het is nooit liefelijk en vaak de keerzijde van iets, dus een vorm van niets, een tegengeest (die zich permanent richt tegen zijn vorendeel, ook als het ‘niets’ doet.) Het Stark is een vrouw of een man van Lot, symbool van de al of niet door eigen schuld verstarde zoutpilaar mens: verstard door eeuwig achterom zien, door blind geloof, gewoonte, ongeïnteresseerdheid, gefikseerdheid, verveeldheid, modieuze zonnebrilblindheid, enzovoort. Het Stark is vaak in livrei (met glimmende knopen), zit veelvuldig achter bestuurstafels, staat afgebeeld op 17de eeuwse regenten- en regentessenportretten van weeshuizen, gemeenteraden, armenraden, enzovoort. Het Stark noemt zich soms kritikus, censor, redder van het volk of volkskommissaris, maar soms ook quizleider, tamboer-majoor, star-reporter, en beschouwt dan zijn spelen als de ultime vormen van spel, speelsheid. | |
[pagina 20]
| |
Het Stark draagt uniformen, bij voorkeur hetzelfde uniform voor dezelfde hiërarchie; dat schept zekerheid. Ook halve uniformen salueren elkaar. Het Stark is een vorm boordevol leegte, leegte in de vorm van een kostuum, livrei, bontmantel. Het Stark lijkt alles maar is niets. Het Stark, wil het zich voortplanten, vormt een volstrekt identiek dubbel en als het de kans krijgt verdubbelt het alles en iedereen. Het Stark is een myte zonder haren, handen, ogen, zonder mond, geslachtsorganen, urineopening, eelt, likdoorns. Het Stark is een dode god (alsook het woord god), is totem & taboe. Het Stark is een mummie, krioelend van mieren bij wijze van innerlijk leven. Het Stark is een dode taal van dode mensen en dode taaldingen (NB. het is niet het woord dood; het woord dood is zo levend als de pest.) Het Stark is een dode boom die nog niet tot planken gezaagd is. Het Stark is een dode herinnering die nog niet ten grave gedragen is. Het Stark is een dood gevoel dat een levende herinnering onderdrukt. Stark is de smaak van het hiernamaals in dit leven, is een onsmeltbare sneeuwpop, is herfst in de zomer - Het Stark heeft ongekleurd haar, een ongekleurd hondje, een ongekleurd oog - het háát kleuren, alle kleuren. Het Stark vindt bijvoorbeeld zwart niet de mooiste kleur wit of wit de helderste kleur zwart, maar verklaart ze bij voorbaat tot on-kleuren. Het Stark verjaart iedere dag en leeft door alsof er niets gebeurd is, geen historie gevormd is; zijn tijd bestaat uit data, uit onzichtbare maar denkbare ge- | |
[pagina 21]
| |
tallen, daarom is het (de) Stark tegelijk tijd- & leeftijdloos, is jong en oud tegelijk: niemand herkent het voor het te laat is. Anderzijds - of juist daaróm - verklaart het Stark iedere nieuwe vorm (van anderen) binnen de kortste keren verouderd, waarna het gerust terug kan vallen op de oude vertrouwde vormen die nooit verouderd raken. Want oude vormen zijn (voor hem, het) nooit nieuw geweest, nieuwe vormen zijn er alleen om zo snel mogelijk oud te worden. Het spreekt vanzelf dat het Stark daarom zeer van Mode houdt: het draagt bijvoorbeeld een voorgebleekte hoed op een voorgebleekt voorhoofd, een voorgebleekte spijkerbroek en voorgezeten eelt op een voorgevormd zitvlak en van pure welvaart heeft het een krisisbrilletje op de neus die het Schubertbrilletje noemt; Het Stark is: een kinderwagen van omstreeks 1910 met een 65-jarige baby erin; het Stark is: luxegaten als kwetsuren, rafels als sierwonden, zweet van anderen als odeur, tranen als mouches. Het Stark heeft evenveel ogen als een toevallig geworpen dobbelsteen, of even weinig, en ziet alleen wat het wil zien, zijn blik is met geen blik te vangen. Het Stark is zowel het begrip slijm als kwijl als lijm als stijfsel; niet slijm of kwijl of stijfsel of lijm in natura, die noodzakelijk zijn of menselijk, noch de woorden slijm, kwijl, lijm, stijfsel die evenzeer noodzakelijk zijn, maar het geaksentueerde en gesymboliseerde begrip. Toch zegt het Starkdat het - natuurlijk - ook van bloemen houdt, van kinderen, van honden, van de natuur, van mensen (zij het minder vaak) en het houdt | |
[pagina 22]
| |
er ook van, d.w.z. zolang bloemen, bomen, dieren, mensen zijn zelfrealisering niet in de weg staan. Tot zolang zal het Stark er zelfs bij zweren, er mee fleuren, ook in taal en al het andere als vijandig daaraan verklaren (ook in taal) met negering van zijn eigen tegenelement, tegenelement dat het zelfs niet toestaat aan anderen om onderkend te worden. Het is daarom dubbelgevaarlijk. Wat het Stark verder ook wenst of wil, het wenst in geen geval kontrasten, opposities, varianten, dialekten, laat staan neologismen; het Stark is een fanatieke steunpilaar van de programmatikaal gezinde junta ter handhaving van de semantiese orde en bestrijdt semiotiese bevrijdingsbewegingen met al haar ten dienste staande middelen, als daar zijn: cliché's, standaardidioom, ortodoxe stijleenheden, dwang-grammatika, notaristaal & andere on-talen. Het Stark haat in feite taal, dwz. de levende taal van anderen die het niet kan kontroleren; als taktiek verschraalt het de hyperbolen, verkilt de metaforen, klisteert de beelden, aderlaat de analogieën en laat de paradoxen doodbloeden; het bemint echter kruiswoordraadsels, kwizzen, palindromen en de taal van experts en specialisten; het haat niet alleen de verbeelding of de taal der verbeelding, maar zelfs het woord verbeelding, dat het niet aan de macht wenst. Het Stark vergelijkt daarom alles, dus ook de poëzie, de literatuur, met voetbal & kompetitie, of met handel en kompetitie; het Stark hangt de nationale vlag uit als het gewonnen heeft en de rode vlag | |
[pagina 23]
| |
alleen als het ongesteld is. Het Stark bemint stereotypen en stripfiguren, meer dan typen (die aan zijn type tegengesteld kunnen zijn) of modelfiguren (die aan zijn type tegengesteld en voorbeeldig anders kunnen zijn), immers beide kunnen zich al naar gelang de sociale omstandigheid variëren of modelleren rond hun kern, een aktiviteit die aan het wezen & streven van het Stark tegengesteld is; op stereotypen en stripfiguren kan het Stark echter bouwen, sterker, zij vertegenwoordigen en zijn het Stark. Het Stark begint daarom met stereotypen en eindigt ermee. Maar een gewaarschuwde Taal-figuur telt voor twee. |
|