5
9: een teken.
9: een getal.
9: een begrip.
9: een naam:: negen.
En hij/ik: Mona: letters.
Mona: een woord.
Mona: een naam.
Namen zijn nieuws.
En zij/wij: Negen maanden in de buik van de taal en dan -
- Spreken, stotteren, spreken: N-n-nietsss-
Niets is vanzelfsprekend. Alles spreekt voor zichzelf: Mr. X spreekt/ik spreek: 9 hoofden, 9 tongen.
En zij: Ha Momus!
En hij: Hé Nona!
En wij: Momus & Nona in soma. Ha!
En zeggen: Het isss als een gedachte