| |
| |
| |
Die dit schrijft heet Iks
Kijk, zegt Mr X, mijn woorden gaan op mensen lijken.
In de verzamelbundel ‘Persoon/Onpersoon’ staan de afzonderlijke bundels ongeveer in omgekeerd chronologiese volgorde van publikatie. Het boek eindigt met het korte gedicht Schaduw uit de bundel ‘Organon’. In plaats van aan het eind, had het gedicht even goed aan het begin kunnen staan, zoals iemand tegen me zei, en bij het overlezen vind ik dit zelf ook frappant. Want in het kort zijn hier een paar van de voornaamste motieven en tema's terug te vinden die in mijn hele poëtiese werk een rol spelen en verder ook in mijn proza, van ‘Breekwater’ tot aan ‘De sirkelbewoners’ en de sprookjesboeken.
Schaduw
Een huis met oogleden. Ik duw
om te verbranden in de zon,
om op te lossen in een steen.
| |
| |
Ik draag mijn schaduw in een doos
ivoren aapje in mijn zak.
en blaas en blaas - fluorescent
De mens als antipode van zichzelf, niet alleen van een ander. De mens en zijn schaduw, die uiteenlopende vormen kan aannemen (: in de zg. primitieve literatuur staat schaduw vaak voor ‘ziel’, trouwens ook in de westerse); de schaduw kan uitgroeien tot meer dan levensgroot, hij kan ineenschrompelen en al kleiner worden, om tenslotte soms op te lossen in het niets en plaats te maken voor een andere; hij kan zich losmaken van het moederlichaam en zelfstandig rondzwerven, op zoek naar een eigen identiteit of naar een nieuwe identiteit (‘een skelet’); hij kan tastbare lichamelijke vormen aannemen en tot een volwaardige dubbelganger worden, meelevend en speels, of ook vijandig
| |
| |
en agressief: mens en contramens. (Zie bijvoorbeeld ook het gedicht Vijand.)
Twee belangrijke motieven uit het gedicht Schaduw, die in de bundel ‘Organon’ verder uitgewerkt worden en later ook in de andere bundels, zijn dat van de metamorfoze, de gedaanteverandering, en dat van de dubbelganger, het ‘dubbel’, zoals het in een ander niet opgenomen gedicht heet; de dubbelganger kan iedereen en van alles zijn en de gedaanteverandering kan volgen tot de meest uiteenlopende mensen, dieren, dingen. Het kan een ander mens zijn of een antimens, een detective of een oranje hondje, een machine, een antropoïde robot, een arbeider of politie-agent, een persoon of onpersoon. (In mijn proza is het bv. Lokien, een open figuur die iedere keer een ander is.)
Bij het doorkijken van de titels valt mij op hoeveel gedichten hiervoor als illustratiemateriaal zouden kunnen dienen, van de vroege Machinale Gedichten en Journalistiek uit ‘Organon’, via de lange cycli uit ‘Geboorte-Stad’ (als Met gesloten ogen op reis, en Detective) en (bv. De geïllustreerde mens of Gedicht op een batterij uit) ‘Konkrete poëzie’ tot aan de Mr Iks (X)-cycli en de ‘Persoon/Onpersoon’-reeks uit de laatste bundel. Ik ben me hiervan eigenlijk ook altijd wel bewust geweest, van dit soort voortdurende hergeboorte, het steeds opnieuw geboren worden van de
| |
| |
mens, iedere dag, ieder uur en in de laatste bundel zelfs per minuut of sekonde, soms op een andere plaats of in een andere tijd. Het motto van de bundel ‘Geboorte-Stad’ luidt dan ook: ‘Notre naissance est perpétuelle’, wij worden steeds opnieuw geboren, een citaat van Paul Eluard en het motto van ‘Persoon/Onpersoon’ is Virginia Woolf's: ‘I am made and remade continually. Different people draw different words from me’, wat ook boven mijn Lokien-proza had kunnen staan.
De stad met al zijn driftige leven en bewegen is vaak de plaats waar deze geboorte of hergeboorte plaats vindt en niet de langzaam levende en regelmatig stervende natuur. De huizen hebben er oogleden en de stad zelf heeft longen en een zenuwstelsel. Heden en verleden leven er naast en door elkaar en bovendien is de demokratie nergens groter, wat de dichter in staat stelt ook zijn materiaal te demokratiseren: ding naast mens, dier naast machine, steen naast vlees, het poëtiese naast het onpoëtiese, en dit alles natuurlijk in woorden, al kunnen die woorden soms een grote werkelijkheidssuggestie wekken.
Een bundel waarin ik deze gedachte duidelijk heb geprobeerd uit te werken is ‘Geboorte-Stad,’ eigenlijk éen los samenhangende cyclus. Het laatste driedelige gedicht Demokratie geeft de tematiek van de bundel nog eens in het kort weer, met metamorfozes en al:
| |
| |
Niet een andere werkelijkheid, maar dezelfde werkelijkheid anders. Niet anders, maar zichtbaarder, doorzichtiger. Ik heb een stad gebouwd.
En verder:
Want, en dit is niet de onbewoonbare wereld van de lucht,
dit is de bewoonde wereld van de poëzie,
en alles wat zin heeft vindt zijn zin in de poëzie.
Alleen dáarom schrijf ik poëzie.
Of anti-poëzie.
En in het tweede deel:
Geen systeem is zijn geest waard,
maar de geest is waard een systeem;
de stad is waard een struktuur
en een robot zijn poëzie.
Ziedaar, mijn demokratie.
| |
| |
En tenslotte in het derde gedicht:
De Geest heeft de geest gegeven,
het Woord heeft zijn woord gegeven.
De laatste regels zijn nog al dubbelzinnig, maar uit het geheel spreekt een tamelijk groot geloof in het woord binnen de literatuur en vooral de poëzie, zoals dat naderhand in de bundel ‘Konkrete poëzie’ nog een paar maal wordt geformuleerd.
Het is typies het geloof van iemand die, hoe ongelooflijk ook, meent aan iets zinvols bezig te zijn, ik kom daar straks nog even op terug. Aan die ‘anti-poëzie’ til ik momenteel minder zwaar; ook anti-poëzie is uiteindelijk poëzie, vergeleken bij wat het niet is, ik bedoel bij wat géen poëzie is; destijds was het vooral polemies bedoeld: het gebruiken van begrippen en inlijven van gebieden die toen nog als onpoëties werden ervaren; vandaar ook het gevoel van demokratisering, van gelijkschakeling dat ermee verbonden was: voor mijzelf een bizonder inspirerend gevoel. Weldra zal de overtuiging dat ‘de geest een systeem waard is’ en ‘de stad (=de wereld) een struktuur’, opnieuw leiden tot een sterker sociaal en politiek bewustzijn. Sinds de Machinale Gedichten uit ‘Organon’ is het besef van de mens-als-sociaal-organisme nooit helemaal afwezig geweest: identifikatie met de sociaal
| |
| |
funktionerende machine en de wens om ook zo te funktioneren.
Daarom mijn vriend
zoals een heldere zichzelf bewust geworden machine
(Zie: Handvest van de Mechanische Mens, regel 3 sub 4a)
niet alleen zijn eigen vorm is maar ook is wat hij ziet
zo aarzelt hij nimmer
maar produceert om het uur
tenminste 1 Nuttig Voorwerp, of
indien nadrukkelijk gewenst
een klein uiterst vrolijk
muziekinstrumentje
Dit is het principe van een machine
Te beginnen met ‘Konkrete poëzie’ wordt dit verlangen weer sterker; de medemens als een ander-ik of niet-ik, ik en medemens. Een van de motto's uit deze bundel luidt (uit het zweeds vertaald): ‘Een funktie zijn van al wat niet fungeert’. En dit is een derde motief in mijn poëzie dat van nu aan niet meer weg te denken is. Essay over het onderontwikkelde woord, The human use of human beings, De dichter als gynecoloog zijn een paar titels uit ‘Konkrete poëzie’ en latere gedichten als Guerilla in Den Haag en
| |
| |
Onpersoon in Lilliputland uit ‘Persoon/Onpersoon’ zijn duidelijk politiek van karakter.
De ‘meteorologiesemens’ reageert met ‘zijn voorhoofd als een barometer’ op ‘onweer van oorlog en advertenties’: ‘hoofdpijn’. En in Teoretisch:
Mijn poëzie is beïnvloed door het marktwezen, door de krant
: papieren vrede, oorlogen van cijfers en accu's -
uw taal is mijn konkrete muziek is mijn spraak.
Geen openbaringen bezit ik
anders dan die van een toekomstroman;
uw wetenschappelijke dromen zijn mijn geloof,
en mijn lachend ongeloof.
Enzovoort.
Ik zou hier nog een hele tijd mee door kunnen gaan. Het spreekt bijna vanzelf dat de moderne technologie ruim vertegenwoordigd is in een dergelijke poëzie, al is het tot mijn verbazing voor een hoop mensen nog steeds niet vanzelfsprekend, hoewel we er dagelijks mee worden gekonfronteerd. (‘Een fabriek van poëzie.’)
Wat je in mijn poëzie bijna even vanzelfsprekend niet aantreft of bijna niet, is ik-poëzie, hyperpersoonlijke bekentenislyriek; vrijwel al mijn gedichten zijn in
| |
| |
hij-vorm geschreven, met uitzondering dan van de veel persoonlijker liefdeslyriek uit ‘Lady Godiva op scooter’. Voor zover het mij al niet gaat om de mens, of een mens met sterke exemplariese trekken - de typiese uitzonderlingenliteratuur met zijn uitzonderlingenkarakters is niet mijn genre - wordt het hij-karakter toch haast automaties opgewekt door de techniek van objektivering en de vele transformaties, de identifikaties met andere mensen, dieren, dingen: het zijn hij-en en zij-en, of ik-afsplitsingen die de dichter als hij-en en zij-en ervaart.
In de bundel ‘Persoon/Onpersoon’ zijn deze twee dan ook duidelijk polen: persoon en onpersoon, individu en massamens; de figuren die in de cycli optreden heten Iks of X. Ook als individu zijn we massamens, hoewel we ons tussen de massa als eenling proberen staande te houden. De dichter is tot X-oloog geworden; zijn woordmateriaal zijn de uitingen van sociale individuen (Iks-mensen en X-mensen).
Grote woorden
Grote woorden zijn voor grote
hoofden. Zijn bantamgewicht-identiteit
echter zoekt de minimum mens, de
halve en 3/4-mens; de -1 mens en
40+ mens, de X-mens.
| |
| |
U wijst het af, zijnde
beneden uw marktwaardigheid.
En toch,
het is onschadelijk, als destijds,
kort na W.O. II
een epidemie van engelen;
de engelen bleken vliegen en er was
D.D.T.
Voor de rest zijn ook de andere elementen in deze bundel nóg verder doorgekomponeerd: In de Mr Iks-cyclus splitst de Iks zich op in tientallen identiteiten, ego-partikeltjes, die zelfstandig rondzwerven in tijd en ruimte, transformaties ondergaan en 's avonds beladen met nieuwe ervaringen naar Mr Iks terugkeren. Tijd en ruimte zijn nog meer opgesplitst, éen minuut kan tijden duren, en omgekeerd; op het ene plein van de stad kan het (oorlogs)winter zijn, op het andere zomer, enzovoort.
Iets dergelijks vindt plaats in de cyclus Persoon/Onpersoon, maar hier zijn de figuren nog minder ik-afsplitsingen en nog meer zelfstandige identiteiten: kleinburger, misdadiger, wetenschapsman, atleet, etc., met als nieuwe dimensie die van de geschiedenis: Mr X treedt op als historiese figuur en als science fictionachtige toekomstmens; hij bekleedt alle beroepen, leeft in verschillende tijden en ruimtes en liefst nog
| |
| |
simultaan ook, kortom hij bezit een steeds wisselende identiteit. Tenminste, die suggestie heb ik proberen te wekken.
Daarom waait hier ‘de wind uit alle 4 windstreken tegelijk’ en zijn de ‘ideeën van morgen’ ‘feiten van heden’. Natuurlijk is het ook een persoonlijke wensdroom van de iks-die-schrijft: de grenzen van het enkele individu te overschrijden, evenals die van ruimte en tijd, om zodoende in woorden een minutenlange eeuwigheid en onbeperkte ruimte te ervaren, of op z'n minst een groter diversiteit aan belevenissen dan waartoe het leven je zelf in staat stelt. Daarnaast is er dan de hoop, die misschien een illusie is, om op die manier ook andere mensen aan een wat rijker bewustzijnsmateriaal te kunnen helpen. Zonder die illusie zou mij waarschijnlijk de lust tot schrijven vergaan.
24.00 u/Mr Iks fluit zijn identiteiten bijeen.
Ze komen. Tezamen
worden ze éen,
ik inkluis,
éen Mr Iks.
Hij staat in de deur.
Hij wrijft zijn bril schoon.
Mr Iks, hij ziet u,
hij groet u.
|
|