| |
| |
| |
Tweede stadium
| |
| |
Eerste tafreel
Een ruime, hoge kamer - mogelijk dezelfde kamer waarvan in het eerste stadium een hoek zichtbaar was. De achterwand wordt vrijwel geheel in beslag genomen door een groot raam, dat bijna tot de vloer reikt. In het raam een compositie bestaande uit silhouetten en gedeeltelijke profielen van gebouwen, bijv. (ter keuze) een groothandelsgebouw, het gebouw van de Verenigde Naties, een krantenpaleis, een Eiffeltoren, een Schreierstoren, een Big Ben, een Brussels Paleis van Justitie, een stadhuis van Stockholm, een station van Rome, zakelijke wolkenkrabbers, huizen, etc.; verder (eveneens ter keuze) bomen, een park, een verkeersplein, gemotoriseerd verkeer, een urinoir, mensen, fietsen, winkels met neonreklame, etc.
Geen glas, eventueel gaas; de sponningen van het raam zijn echter duidelijk te zien. Als het donker wordt springen in het ‘werelddekor’ kleine lichtjes aan.
Tegen de zijwanden eventueel ook nog wat werelddekor, bij wijze van ‘konkrete schilderkunst’; een grote boekenkast met kleurige boekruggen; een geschilderd portret van Bruin, middelbare leeftijd. In een hoek een grote verlichte wereldbol; tegen een van de wanden, al of niet op een piedestal, een intercom; ergens in de kamer zwerft ook nog een rijdend theetafeltje, een dubbeldekker, met theekopjes etc., drankflessen en wat glazen.
In de linker- en in de rechterwand een deur.
(Eventueel: een wenteltrap die links naar de werkkamer van Bruin leidt, op ongeveer halve kamerhoogte, met balustrade, etc.)
Op het middenplan naar rechts - eventueel op een lichte
| |
| |
verhoging in verband met de box - een zitje: lage tafel, vier stoelen. Een van de stoelen is duidelijk groter en hoger dan de drie andere en heeft als enige een hoge rugleuning. Het is de stoel van Bruin. Als hij erin zit, zit hij met zijn rug naar het ‘werelddekor’ en steekt er tegen af.
Op de voorgrond, naar links, maar niet tegen de zijkant aan, een grote kinderbox met perspektivisch ietwat naar elkaar toe lopende en aflopende zijwanden; de spijlen aan de voorzijde staan verder uiteen dan in de drie andere zijden. In de box, Namnam temidden van voorwerpen als: een kleine, verlichte wereldbol, een mikroskoop, een teleskoop, een reusachtige passer, een radio, een kleine grote auto, een maan tegen de zijwand, retorten, boeken, etc.
Bruin en Maja zijn nu ongeveer vijfendertig jaar en gaan als zodanig gekleed. Hun spreekleeftijd en -toon komt overeen met hun uiterlijke leeftijd. Namnam draagt de kleding van een goede vijftiger en heeft er verder min of meer het uiterlijk van; hij spreekt en gedraagt zich echter als een puber.
Als het doek opgaat zit Bruin te lezen in een blanko of rozerode krant; Maja leest een blauw boek, zonder haar aandacht er bij te kunnen houden. Namnam zit in de box achter zijn teleskoop; hij tuurt erin, zucht, noteert iets op een papier dat naast hem ligt, werkt een berekening uit, zucht, tuurt opnieuw in de teleskoop, noteert, rekent, schudt zijn hoofd.
Klopt niet.
Kijkt nogmaals in de teleskoop.
Een stofje! - In mijn oog? - Of op de lens?
Hij haalt zijn zakdoek te voorschijn en wrijft over de lens. Kijkt in de teleskoop, schudt zijn hoofd.
In mijn oog! -
Wrijft in zijn oog.
| |
| |
Gaat rechtop zitten, hoofd iets schuin, bezint zich kennelijk, denkt diep na. Formuleert tenslotte, op peinzende toon
De wereld van het onvoorstelbaar kleine
hoofd naar links
- én de wereld van het onvoorstelbaar grote.
Hoofd naar rechts.
- Daartussenin: de wereld van het zichtbare, - ik.
Hoofd recht, linkerhand naar voren.
Wij kunnen alleen het zichtbare waarnemen.
Denkt nogmaals diep na. Spreekt in de richting van het publiek.
Zijn er ook wezens - onvoorstelbaar kleine, of onvoorstelbaar grote - die het ónzichtbare waarnemen?
Trekt pijnlijk ernstig en diepzinnig gezicht. Handgebaar.
Ik weet het niet.
Hij schuift de teleskoop van zich af, laat zich lusteloos onderuit zakken, leunt tegen de zijwand van de box. Op zeurderige toon tegen Bruin
Het wordt tijd dat je me er eens uit laat.
bruin zonder zijn krant te laten zakken
Het is nog niet genoeg avond.
Ik bedoel niet aan de halsband; ik bedoel, gewoon, de box uit, weg, vrij.
Kan ik er wat aan doen dat de tijd niet sneller gaat?
bruin laat de krant zakken
Je kunt er niets aan doen, nee, en daarom moet je
| |
| |
de tijd maar rustig z'n gang laten gaan, rustig laten rijpen - als een pit in een vrucht. Want daar gaat het om: niet om de vrucht, maar om de pit die in de vrucht zit.
Maja en Namnam wisselen een blik van verstandhouding.
Begrijp je dat of begrijp je het niet?
Maja lacht een kort lachje achter haar boek. Bruin doet of hij het niet hoort.
Namnam reageert niet. Bruin besluit het onderwerp te laten rusten en neemt de krant weer op. Namnam pakt zijn auto en duwt hem lusteloos een paar maal heen en weer; er wordt een gezoem voortgebracht als van een echte auto.
Wilt u horen wat ik gevonden heb vandaag?
bruin zonder de krant te laten zakken
Wel?
Weet ik al ruim twintig jaar.
bruin laat zijn krant zakken
Mogelijk. Bewijs het maar.
Het kan niet bewezen worden, het is intuïtie.
Eigenlijk moest ik je nu je teleskoop afnemen.
| |
| |
Iemand die zo lichtzinnig met zijn intuïtie omspringt -
Pakt zijn krant weer op.
En nu wil ik even rustig mijn krant uitlezen. Mag ik?
Namnam leunt weer lusteloos achterover. Enige ogenblikken stilte. Dan
Maar u zou het toch kunnen probéren.
bruin laat enigszins geprikkeld, maar niet zeer geprikkeld doch berustend de krant weer zakken.
Wat?
Ja, dank je wel; en dan midden in de nacht thuiskomen, stomlazerus; stiekem de beest uithangen, samen met een troep andere volwassen lummels, die alles afbreken wat ik als jongeman mee heb opgebouwd. Ik denk er niet aan!
Maar u hebt toch zelf ook de vrijheid gekregen toen u oud was?
Ik heb de vrijheid genómen. Vrijheid die niet veroverd wordt is geen vrijheid.
Dan neem ik ook de vrijheid.
Hij staat op. Maja heeft haar boek laten zakken en kijkt peinzend en lichtelijk geamuseerd toe.
Namnam grijpt het hek vast, rukt er machteloos aan en wil
| |
| |
er overheen klimmen, maar iets, iets onzichtbaars - hij werpt twee-, driemaal een blik op zijn vader - weerhoudt hem zijn benen over het hek te slingeren. Hij brult woedend. Tenslotte laat hij zich verslagen op de grond glijden.
Bruin wacht nog een sekonde, heft dan opnieuw zijn krant op, maar laat hem bij nader inzien weer zakken.
Je voelt je niet meer tevreden, is het niet? Een gestroomlijnde auto, een krachtige teleskoop, een mooie zonsondergang, een maansverduistering op z'n tijd, een wereldbol met een lichtje erin, een toekomst om naar uit te kijken - het telt allemaal niet meer.
Half deklamerend en met een enkel handgebaar
De zonsondergang is niet rood genoeg,
de teleskoop kijkt niet ver genoeg,
de auto rijdt nergens heen,
en de toekomst ligt onbereíkbaar ver weg.
Het is allemaal zinloos geworden, is het niet?
Maja heeft even tevoren haar boek neergelegd en zich naar het raam begeven, waar ze afwezig een toren streelt, met haar vingers langs een gevel strijkt of de kruin van een boom aanraakt.
Ik ken het gevoel.
Ook hij staat op, loopt naar de box en legt zijn hand op het hoofd van Namnam.
| |
| |
In míjn wereld is het niet anders, soms; en het is er nog wel één die ik zelf heb helpen vormen.
Zich vooroverbuigend, suggestief
De nacht daalt over de stad als een apegezicht, een gezicht dat samentrekt en ontspant, alsmaar samentrekt en ontspant. Vaak weet je niet meer of het lacht of grijnst.
Kijkt of zijn woorden het gewenste effekt hebben opgeleverd; dan op normale toon
Geloof je niet dat ik het beste met je voor heb?
namnam aarzelend maar ondanks zichzelf geïmponeerd
Ja vader.
Nou dan. Ga dan nu nog maar wat experimenteren.
Hij richt zich op.
Maar hoe weet u wat het beste voor mij is?
Mijn god! Omdat ik ook jóu gemaakt heb!
Hij loopt terug naar zijn stoel.
Gemaakt, gemaakt... Het was gewoon een vergissing, anders niet.
Slim
Maar dat is het niet. Er is nog een heel andere reden dat u mij niet vrijlaat. Maar die durft u niet onder ogen te zien.
Er ontstaat een verbaasde stilte, waarin Bruin zich omdraait, evenals Maja.
En wat mag die reden dan wel zijn?
Namnam zwijgt nadrukkelijk.
Vooruit, zeg het maar. Wat is die reden?
| |
| |
Namnam blijft zwijgen.
Zeg, luister eens. Weet jij wat hij bedoelt?
Hij laat zich in zijn stoel zinken en veegt zich met zijn zakdoek over het voorhoofd. Maja draait zich weer om, strijkt melancholiek met haar vingertoppen over de gevel van een warenhuis, plukt aan een boom, blaast tegen een lantaren of een neonreklame, terwijl Namnam toekijkt.
maja elegisch, met donkere stem
Droom ik of droomt de stad?
Volgt met haar vinger weer de lijn van een huizenrij.
Soms lijkt alles zo onwezenlijk, dat ik twijfel of ik zelf wel wezenlijk ben.
Zucht.
Het zal me spijten afstand van jullie te moeten doen. - Dag, lief groothandelsgebouw,
Raakt het gebouw aan
dag reuzenbank,
idem
dag paleizen, dag warenhuizen. - Jullie goud is waardeloos geworden - voor mij.
bruin zijn beheersing verliezend
Wat sta je daar toch te bazelen; wie zegt dat je er afstand van moet doen? Ik ben nog lang niet dood.
Moet niet iederéén, elke dag, van alles afstand doen?
Zal ik eens zeggen wat eraan scheelt? Je verveelt je gewoon.
| |
| |
Allicht verveelt ze zich.
Hou jij je er buiten.
Tegen Maja
Verveel je je?
Maja haalt haar schouders op.
Mijn god, ik begrijp je niet. - Je hebt nog een heel leven voor je, een heel verleden! Amerika moet nog ontdékt worden!
Iets weet ik wel van geschiedenis af, al ben ik maar een dom vrouwtjesdier. Want dat ben ik toch, nietwaar?
O kom nou. Je erotiek moet haar hoogste toppen van ontplooiing nog beleven! Wat zeg ik, je zult het nog meemaken dat je weer naakt over straat kunt lopen, in al je vrouwelijke glorie.
De zon en de maan zullen voor je buigen als burgemeesters en theaterdirekteuren; nergens zal meer een venster gesloten worden als je in je open sportauto voorbijrijdt, met ontbloot bovenlichaam, je kortgeknipte haren wapperend in de wind. - Kind, je begint pas jong te worden.
| |
| |
En wat je domheid betreft - dat valt ook wel mee de laatste tijd.
Dankzij jouw beschavende invloed zeker.
bruin gekwetst en ironisch tegelijk
Dank je. En dat na alles wat ik voor je bedacht heb: een warenhuis vol met de levendigste herinneringen,
praktische denkbeelden als gebruiksvoorwerpen, dromen, geneeskrachtiger dan welke aspirine.
Maja haalt haar schouders op.
Wat wil je dán?
Spottend
Onsterfelijkheid? - Je hebt 't maar voor het zeggen! Wat wil je?
Gewoon mezelf zijn. Zelf eens iets bedenken zonder dat het me vóórgedacht wordt door jou. Eindelijk eens zélf over straat lopen en niet als versierd huisdier.
Heftig uitvallend
En als ik naakt wil lopen, dan zal ik zelf wel uitmaken wannéér, begrepen! Als ik zin heb, vandaag de dag. Nu! Op dit moment!
Namnam staat rechtovereind in de box, nieuwsgierig hoe het zal aflopen. Maja is woest, wil haar bloesje openscheuren, maar het is of haar handen op haar borst bevriezen.
Ik kan niet, ik kan niet.
Ze schudt vertwijfeld haar hoofd, laat zich vermoeid en verslagen op haar stoel vallen.
| |
| |
Spuit elf ook nog. - Ondankbaren zijn jullie, allebei.
Pathetisch
Heb ik dáárvoor al die jaren krom gezeten achter m'n buro;
mij dáárvoor driemaal onder behandeling moeten stellen van een psychiater;
dáárvoor voor clown gespeeld, voor wereld-verbeteraar, idealist;
dáárvoor een werkelijkheid bedacht, werkelijker dan het leven zelf,
oorlogen omgezet in polemieken en reklamecampagnes,
angstdromen in religie, tragiek in melancholie -
namnam op een toon alsof hij de opsomming al honderdmaal gehoord heeft
Vandalucië in Andalucië -
Je hebt het anders graag gedaan.
bruin kwaad, maar anderzijds opgelucht door de afleiding, tegen Namnam
Ik had je gezegd je mond te houden. Maar niet luisteren hoor, nee, niet luisteren. Dan moet je het zelf maar weten.
Loopt naar de box.
Voor straf pakken we je teleskoop af.
namnam haalt zijn schouders op
Waardeloos apparaat, totaal verouderd.
Als Bruin niet reageert en met het voorwerp wegloopt, uitdagend
| |
| |
Dan pakken we je ook de maan af.
Wil de maan pakken.
Laat hem die maar. - Verliefd zijn kan toch geen kwaad?
Oké, ik ben de beroerdste niet. Tenslotte moet je oude mensen wat gunnen.
Klopt. Staat in alle psychologische handboeken. - En nu stil zijn, anders mag Cily vanavond niet bij je komen.
Bruin laat zich weer in zijn stoel zinken, pakt automatisch de krant, maar leest er niet in. In de box zet Namnam zachtjes zijn radio aan: rockmuziek; op de maat ervan wiegelt hij met zijn schouders en bovenlichaam heen en weer en maakt de mondbewegingen van een nozem voor een jukebox. Maja is onrustig; ze staat weer op en begeeft zich naar de raamwand. Zodra ze begint te spreken zet Namnam de radio zachter om geen woord te missen en meteen daarop af.
O ja, wat ik je nog zeggen wou, Saskia en Mannie
| |
| |
komen vanmiddag even langs.
Stilte. Bruin kijkt geschrokken op, het hoofd van Namnam verschijnt boven de boxrand.
Ik kwam ze tegen in de stad. Mannie sprak me aan. Hij was nieuwsgierig hoe het met ons ging. Het was zo lang geleden dat wij elkaar voor het laatst gezien hadden, zei hij; al meer dan twintig jaar; we moesten zo zoetjes aan al een volwaardige zoon hebben.
En toen zei jíj dat ze maar eens langs moesten komen?
Ik kon haast niet anders. - Trouwens, ik vond het gewoon leuk hem weer eens te zien.
Ze zien er veel jonger uit dan twintig jaar geleden, vooral Mannie.
Jaja. Wel toevallig dat je hem gewóón in de stad tegenkwam - voor 't eerst in al die jaren, nu hij een suksesvol zakenman is geworden en sterft van het geld. -
Spottend
Mannie, mijn geliefde aartsvijand.
Maar Bruin, jíj hoeft toch nergens bang voor te zijn?
| |
| |
Bang? Wie heeft het over bang zijn? - Belachelijk.
namnam zijn stem nabootsend, terzijde
Je vijand in leven houden is een bewijs van krácht!
Je hebt anders niet zo'n fraaie figuur van hem gemaakt. Pas maar op! Voor je 't weet koopt hij de grond onder je voeten vandaan. Mannie is machtig geworden de laatste tijd.
Plagend
Misschien koopt hij jóu wel, weet je wel, net als vroeger...
Waarom wind je je eigenlijk zo op? Als ik geweten had dat je er zo tegenop zag, had ik ze niet uitgenodigd.
Ik zie er niet tegenop, alleen - het overvalt me - ik ben er niet op voorbereid.
Door ironie zijn reaktie relativerend
Ik had nog allerlei maatregelen moeten treffen. Deze ontmoeting is een grootse enscènering waard.
Deklamerend
Het blauw van de hemel moet bijgeschilderd;
het kwetteren van de vogels opnieuw afgestemd;
de geest geïrrigeerd, huizen en woorden gerestaureerd;
de grootste televisieshow aller tijden geënscèneerd -
Roept
brood en televisiespelen!...
het moet reisbeurzen regenen en subsidies, poëzie en emoties -
| |
| |
namnam zich in de handen wrijvend
Eindelijk weer eens wat aktie.
Welwel, en dat allemaal ter ere van Mannie?
Natuurlijk niet. Ter ere van mijzélf.
Kom, we gaan ons vast verkleden.
namnam klaaglijk en met pijnlijk gezicht
Ik word hoe langer hoe verliefder.
Dan onderdruk je het maar.
Ach, geef hem zijn dagelijkse portie erotiek maar.
Nu?
Haalt zijn schouders op.
Je hebt gelijk. Dan is hij tenminste stil.
Hij begeeft zich naar de intercom, drukt op een knop en spreekt in de mikrofoon.
Cily! Kom even.
Vrijwel onmiddellijk daarop komt Cily binnen.
Hou je met mijn zoon bezig.
Maar wind hem niet te veel op, anders kan hij van-
| |
| |
Cily maakt opnieuw een korte buiging. Bruin opent daarop met een sleutel het slot van de kooi en laat haar binnen. Cily en Namnam naderen elkaar aarzelend.
Hij neemt haar hand en voert haar naar het midden van de box, waar ze een beetje verlegen tegenover elkaar blijven staan.
Het licht om de box wordt iets zwakker. Een kleine schijnwerper richt zich op Namnam's privé-maan. Bruin en Maja trekken zich stilletjes terug.
Is het koud buiten de box?
Ja. In de box is het warm.
Dat komt omdat ík warm ben.
Namnam knikt.
Voel je wel?
Ademt op haar voorhoofd.
| |
| |
Wat zou er gebeuren als alle mensen ineens koud waren?
Niets. - Ze zouden stokstijf blijven staan, als sneeuwpoppen, en voor zich uit staren en wachten. Ze zouden wachten tot er iemand voorbij kwam die ze zou ontdooien. - Maar er komt nooit iemand voorbij die warm genoeg is.
cily schudt glimlachend haar hoofd
Jij bent toch geen sneeuwpop.
Ze lachen. Cily gaat op de vloer van de box zitten, Namnam zet zich gewillig naast haar.
Ik hield al van je toen je nog een oude man was, met korrelige witte haren en diepe rimpels in je voorhoofd. Je kon niet eens lopen en je mocht niets zeggen.
Ik dacht - later, als hij jong is en sterk, dan zal hij kunnen zeggen wat hij wil, doen wat hij wil; ze zul-
| |
| |
len hem niet langer klein kunnen houden. Hij zal uit de box klimmen en iedereen ontdooien; van alle sneeuwpoppen zal hij de warme, springlevende koning zijn.
En wat dacht je nog meer?
Ik dacht - als hij eenmaal vrij is, dan - dan zal hij met mij trouwen. Niet omdat hij zich verveelt of omdat de maan schijnt, maar omdat hij van mij houdt. Dát zal hem sterk maken.
Ja! Wanneer?
Hij schuift dichter op haar toe.
Wist ik het maar. - De laatste tijd moet ik er steeds aan denken. Ik houd het hier niet langer uit.
Schudt zijn hoofd als een beer.
Soms denk ik dat ik gek word, in deze kleine beschermde wereld, waar ik alles heb, alles kan zien en niets meemaken, alles kan denken, maar niets kan doen. - O ja, ik mág alles, natuurlijk, - als ik maar binnen de tralies blijf. - Cily, ik houd het hier niet langer uit, alleen.
Domoor. Je moet niet zoveel denken; anders ben je moe voor je vrij bent.
Waar moet ik dan aan denken?
| |
| |
Dat doe ik ook.
Schuifelt dichter op haar toe.
Ga je nooit meer weg?
Ik wou dat het niet hoefde. Maar wat kan ik er aan doen? Ze kunnen over me beschikken wanneer ze willen.
Ik zal voor je zorgen - in de box.
En we zullen iedereen ontdooien.
Tot ze smelten!
Pakt haar hand.
Hij kust haar, eerst kort en aarzelend, dan lang en heftig.
Hier? Ze kunnen ieder ogenblik binnenkomen.
| |
| |
Laat ze binnenkomen. We hoeven ons toch niet te schamen?
Ze laat zich achteroverzinken tussen auto, mikroskoop, wereldbol, etc. Wanneer Namnam zich naast haar neervlijt en haar truitje uit zal gaan trekken, dooft het licht. Het doek blijft op.
|
|