hij mij de godganse tijd zat te fixeren. Alsof tijd daarvoor bedoeld is... mensentijd die mensenmaat is.
Ik stond op, boog opnieuw en zette mij weer.
Hij zei: - Grijs als ik ben staat zwart mij het best, is wit mij het witst, de rest van de tijd schijn ik afwezig.
Ik knikte en repliceerde om hem een plezier te doen, kleurloze kleuren schenken wij graag weg: - Ik zit soms hele avonden tevreden naar een wit tv-scherm te kijken, een glas spraakwater onder handbereik. Ik heb geen beelden nodig, zelfs geen witte.
Hij keek verrast op en knikte instemmend. - Kleuren ruïneren een mens vaak, vooral elektronische.
- Beelden om weg te kijken, zei ik, de diepte in, de breedte in.
- Ver over de marge, voegde hij er verlekkerd aan toe, tot diep in het niemandswit.
Ik op mijn beurt beaamde dit graag, maar besloot het er bij te laten. Want zoals mijn ex placht te zeggen: - Iemand met één goedgekozen woord tot leven wekken, nee, dat speel jíj niet klaar. En ze had gelijk.
Er trad nu een korte stilte in, gaten zoals er onwillekeurig in bijna alle tweegesprekken vallen, dat wil zeggen die - de tweegesprekken van grote zwijgers en zuchters daargelaten - waar men elkaar tijd en nadenken gunt en zichzelf respijt om nieuwe vragen te bedenken die men van plan is zelf te beantwoorden.
- We zijn allemaal doof aan één oor, zei hij, stond op, boog tweemaal en ging weer zitten.
- Er wachten nog tien miljoen doven voor u, zei ik. Ik hoor u.
- Mijn vader kon zo mooi de Internationale op twee duimen fluiten dat je er tranen van in je ogen kreeg. De hele volgende week hoorde je het lied in de slakkenhuizen van je oren rondzingen en voelde je je warm en opstandig.
- Gek, maar als ik soms hoog in de lucht twee wilde eenden