De geboorte van een geest
(2006)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermdEen kadercollage
[pagina 149]
| |
[pagina 151]
| |
Voor 't eerst na drie jaar weer ‘thuis’ (t-h-ui-s). De Stad. De onzichtbare stolp van straling, onder een licht bewolkte, meest blauwe hemel - de geairconditioneerde natuur eronder, met de natuurlijke, snel bloeiende bomen en bloemen als kleine vriendelijke explosies van gekleurd vuur (nergens van plastic zoals bij ons) - het waterheldere water in de kanalen en fonteinen - en natuurlijk de onmiddellijk voelbare aanwezigheid van de bewustzijnen, als oesters op een kier, halfopen, wijdopen en verder in alle denkbare tussenstadia. De straten waren nog steeds niet overdruk, minder zelfs dan de laatste keer: weinig bovengrondse voertuigen, meer langzame speelwagens, voetgangers. Onder de laatsten waren er nogal wat, voornamelijk jongeren, die zich springzwevend voortbewogen - niet alleen een kwestie van energie, maar vooral van techniek. (Had het zelf als kind nooit geleerd helaas, laatste generatie lethargiese, melancholieke ouders met weinig mentale reserve-energie om bij te springen als het in het oefenstadium niet lukte: het razendsnel roterend bewustzijn dat de zwaartekracht ophief en het lichaam van de grond deed opstijgen en zweven, kort, niet te lang achter elkaar: een aangename sensatie, als in steeds terugkerende zweefdromen 's nachts; hetzelfde effekt kon gemakkelijker met een klein, op de rug gedragen zweefmotortje bereikt worden, waarbij je zelfs onbeperkt kon zweven, maar de voldoening, het aangename gevoel dat het gaf en de niet ongezonde vermoeidheid aan het einde van de vlucht waren veel minder.) En: niemand eenzaam die het niet wilde zijn. Men kon altijd wel iemand vinden die het ook was of die uit pure behulpzaamheid zijn of haar bewustzijnsschild wijdopen stelde, of alleen uit exhibitionisme: hier terecht een deugd. En niet te vergeten, voor hem nu: de rijkere bronnen van kennis en het grotere fonds aan gevoelens waaruit hij kon putten, alle nieuwe sensaties die hij op zou doen en meenemen naar de in sommige opzichten onderontwikkelde planeet waar hij woonde: teerkost voor maanden - kennis en emoties gemeenschappelijk voor wie instemde met de gemeenschappe- | |
[pagina 152]
| |
lijkheid en dat deed de overgrote meerderheid - hier tenminste - op zijn thuisplaneet was het anders: hoe kleiner en beslotener een gemeenschap hoe meer afweerreakties en des te minder bereidheid tot openheid - altijd geweest. Déze stad stond bekend om zijn traditionele openheid. (Vervelend waren soms alleen de voyeurs, de pathologische kontaktomanen (dig-omanen) die er evenzeer aan verslaafd waren als aan vluchtige visuele sensaties en die irritant snel soms honderden kontakten per dag afwerkten, oppervlakkig natuurlijk - hadden zelf niets te bieden, volledig gespeend van eigen identiteit, amorf - zielepoten - leefden op anderen - en wie eraan toegaf kon er steeds minder buiten - konden beter naar een goede kontaktspecialist gaan. . .) Geruisloos vlogen de huizen door de lucht en soms hele fabrieken die naar een gunstiger gelegen plaats gedirigeerd werden, beide alleen op bepaalde uren - de stadsbewoners van deze oude planeet waren berucht om hun nomadiese karakter, hun voortdurende migratie, dwz. binnen een bepaald areaal, verder ging hun zucht naar avontuur niet, dacht hij meesmuilend - waren eerder plaatsgebonden, als historiese geesten -
Sub-beeld, 1e laag: gisteren: het vliegveld - de interstellaire en interplanetaire ruimteschepen en de kleinere pendelraketten als langwerpige aluminium minuten overeind staand in het felle kunstmatige maanlicht - de planetaire vliegbussen en -taxi's als reusachtige vliegen opstijgend en dalend, bijna zonder gegons. Hij als laatste uitstappend, oogknipperend, vrijwel onmiddellijk zichzelf ziend door de ogen van een ander. Emigratiebeambte. 2e sub-beeld, 2e laag (: middeldiepe herinnering, verder terug): de langzaam vertragende tijd, zijn individuele tijdsgevoel, eerst nauwelijks bewust dan plotseling ervaarbaar, overgaand in de onpersoonlijke, voor ieder geldende anti-tijd - zoals altijd (het wende nooit, het overseinen van de krachtpatronen van gedematerialiseerde mensen was toekomstmuziek, zou het wel blijven ook; zelfs met een eenvoudige hond was het nog niet gelukt) het paniekerige gevoel van des- | |
[pagina 153]
| |
oriëntatie, van daadwerkelijke desintegratie bijna, ervaren als vertraagde lichaamsprocessen tussen ver, ver, ver uiteenliggende cellen: zijn onthechte, wijd verspreide lichaamsdelen los rondzwevend in de ruimte (: waar is mijn hand, mijn mond, mijn 2 ogen?), een onbepaalde, onbepaalbare ‘tijds’- duur lang, en zich daarna weer verzamelend: ik. Het was alleen de overgang. Daarna, onmerkbaar door de ruimte snellend, vrijwel tijdloos en niet eens ervaren met vertraagd bewustzijn - gekonfronteerd met oeroude identiteiten, normaal opduikend en weer verdwijnend als toevallige passagiers van hem, van die ene die hij was - werd - Hij wiste het beeld weg uit zijn bewustzijn, sloot de laag af en richtte zijn aandacht weer op wat hij zag.
centraal station (cs). . . wij mengen ons onder een tweede groepje buitenlanders. . . Een jeugdige Turk legt hun aanwezigheid in de stations nog prozaïscher uit: ‘Vrouwen moeilijk voor ons te vinden. Moeten naar hoervrouw.’ En dan met enige verontwaardiging in zijn stem: ‘Vijftig gulden met kapot! Hier op station zoeken naar oud-vrouw ofzo voor niks. Koffie nemen, even beetje gezellig. En in deze café mag buitenlander komen. Ik jong, ik lust wel dansen maar mag club niet in. Club 28, Don Quichote. Vragen steeds om kaart. Ik vraag: waar dan kopen kaart? Zij zeggen: donder op, godverdomme. Deur dicht. Buitenlander ook mens met hart, ogen, vingers, benen, niet?’ Een wat meer bezadigde Osmaan remt zijn praatgrage kameraad snel af. Heftig gesticulerend zitten zij tegenover elkaar. Dan zegt hij: ‘Hij zeggen ik niet vertellen, maar zijn toch zo. Jij krantschrijver, waarom buitenlander moet doen vieze werk met stof. Fabriek met stof buitenlander, niks Hollander. wc schoonmaken buitenlander. Waarom? In Holland | |
[pagina 154]
| |
32.000 Turken. Half uur turkse muziek maar op Hilversum 3. Waarom? Da's ook erg.’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een kleine man drentelt reeds 2 uur alleen door de stationshal. In zijn hand draagt hij een aktentas van namaak-leer, waar hij zo nu en dan even op plaatsneemt. Er komt een schuwe blik in zijn zwarte ogen als we hem aanspreken. ‘Wat doet u hier?’ ‘Wachten op kameraad, misschien komen. Zondags beetje kameraad kijken, beetje kameraad praat, over thuis praat, beetje lachen. Praat ook hollands mens kameraad.’ ‘En als ze niet komen?’ ‘Weer naar pension.’ Hij bestudeert ons even en vraagt: ‘Jij ook wachten op familie?’ ‘Nee.’ ‘Jij werken op fabriek?’ ‘Nee.’ Er valt een lange stilte. Hij kijkt om zich heen, steekt de hand op naar een passerend groepje. ‘Vindt u het gezellig hier op het station?’ ‘Thuis zitten denken. Alleen moeilijk. Hollands man, vrouw, kinderen. Ik veel kaarten, dammen, niet denken. Denken aan vader, moeder, zuster, vrouw, kinderen. Altijd alleen, misschien gek worden. . .’
De veelkleurige muren van de huizen, hoewel niet van huid, spieren, zenuwen, leken te leven en te ademen, bijeengehouden door een (huisvormige) gedachte, een (huiselijk) sfeer- of krachtpatroon, in de loop van de jaren gevormd of opgebouwd door de bewoners - ingewoonde huizen - onbewoonde huizen verstarden, werden karakterloos - anderzijds de invloeden van buiten, de passieve of negatieve blikken, het aura van de karakters die bij duizenden de muren en de ven- | |
[pagina 155]
| |
sters passeerden - huis en inwoners bepaalden gezamenlijk het karakter van het huis, beïnvloedden elkaar wederzijds; karakterhuis; daar het huis evenmin naar buiten toe weerloos was als de bewoners, was het, evenals deze, in hoge mate flexibel en leek het bijna met een lichte vorm van zelfstandig bewustzijn geladen: vijandige gedachten werden door de muren aangezogen en geabsorbeerd (als ernergie, voedsel), geneutraliseerd en onschadelijk gemaakt. Sommige voorbijgangers hielden hun bewustzijn blank wanneer ze in twijfel verkeerden over de mentaliteit van een huis of wanneer ze de bewoners vijandig gezind waren. Ook afgezogen negatieve energie was energie. De vensters met hun 3-dimensionale levende beelden uit de meest uiteenlopende delen van de wereld en van andere planeten varieerden van Himalaya-achtige berglandschappen, woestijnoases en luchthaventafrelen tot nachtscènes, beelden van verre sterrenstelsels en opnamen van buitenaardse taferelen, exotiese ekwivalenten van de tuinen der buitensteedse huizen; sommige vensters toonden ook historiese tafrelen, realisties gerekonstrueerd en in het levende glas vastgelegd: bekende straten, propvol met oude, door verbrandingsmotoren voortgedreven voertuigen en vreemd geklede mensen, uniformen, vrachtauto's, fietsen, wagentjes met onvolledige mensen, zelfs zonder proteses; verder havenscènes met antieke zeeschepen, tankers, hijskranen, loods- en waterpolitiebootjes; vroege olympiese spelen; een vliegveld met turbomotorische vleugelvliegtuigen; grachten, kanalen, waarin gondels en plezierbootjes dreven, watertaxi's statige processies met oude religieuze klederdrachten, carnavalsfeesten vol primitieve expressie enzovoort, enzovoort. Alleen hierom al, door de steeds variërende vensterbeelden en de kameleontiese kleurenwisseling van het muurmateriaal veranderde iedere straat voortdurend van aanzien; afgezien natuurlijk van de veelvuldige migratie en perceelruil die plaatsvond: huizen bewogen zich geruisloos omhoog, zweefden weg, lieten een lege plek achter die kort erop ingenomen werd door een ander huis van een ander karakter en met andere vensters. De straat | |
[pagina 156]
| |
waar hij vanmorgen doorgekomen was zou morgen of overmorgen een heel andere zijn; alleen de lokatie en de nummering bleven dezelfde, zoals de hele stad in wezen alleen zijn basisstruktuur handhaafde en het invullen aan de bewoners overliet. Daarnaast bestonden de muren van de huizen uit een materiaal dat door een druk op de knop van binnenuit doorzichtig gemaakt kon worden, zodat iedere bewoner op elk willekeurig moment aan het leven op straat deel kon hebben, er midden in kon staan zonder dat de voorbijgangers het interieur te zien kregen. Ze aten en dronken bij wijze van spreken op straat en wat voor sommigen (ook voor hem) een aantrekkelijkheid te meer was, was de illusie in het openbaar en voor iedereen zichtbaar te paren (vanavond misschien al!), te onaneren met een uit de werkelijkheid gekozen reële mens voor ogen of een uitgebreid groepsbeeld. Hier wonen dacht hij, niet meer dromen van een andere werkelijkheid, van je thuisplaneet, maar je dromen dagelijks werkelijkheid te zien worden, de meeste misschien: in je eigen omgeving, voor je eigen ogen. Het zou niet eens kunnen vervelen, zoals de te statistiese werkelijkheid soms bij hem, anders droomde je het niet; alleen wat je wilde dromen dat werkelijkheid werd droomde je. En dan nog lukte niet alles en dit blééf spijt wekken, hoewel geen wanhoop, omdat dromen verbeterbaar waren, of de droomtechniek, of de realisatietechniek. Hier wonen dacht hij, een maand, een halfjaar - niet alleen maar zo nu en dan een kort verblijf als kultureel relatiefunktionaris of min of meer overbodig begeleider van een museaal organisator -
Als hij nog maar enkele uren rondgekeken heeft besluit hij een jonge vrouw te kontakten die haar bewustzijnsschild halfopen heeft gesteld. Wat hij ziet en voelt trekt hem zeer aan. Na luttele sekonden heeft ook zij haar beslissing genomen. Ze spreken af tot hoever ze hun mentale schild zullen openen en tot welke bewustzijnslagen ze elkaar toegang zullen verlenen - gunnen elkaar vast een snelle inblik -, hoe hij | |
[pagina 157]
| |
haar lichaamsvorm wenst (kleine, niet te ingrijpende modifikaties zijn mogelijk na betrekkelijk korte konsentratie, bijvoorbeeld hoe wijd haar vagina moet zijn in verband met de diameter van zijn gezwollen pik), of hij konseptie wenst (: het bevruchte eitje zal hem desgewenst nagestuurd worden; antwoord: nee), of hij met haar vaste partner en/of vrienden kennis wil maken (antwoord: nee), welke lichaamsgeur zij beiden aangenaam vinden, of er op natuurlijke wijze getranspireerd mag worden, van welke muziek zij houden (: wisten ze eigenlijk al), eventuele stimulantia en zo ja, van welke aard (antwoord: weinig en van een vrolijk, primair karakter; korte werkingsduur, maar waarschijnlijk niet eens nodig). Daar ze de hele dag bezet is spreken ze af elkaar vanavond te ontmoeten. Nog vier uur om alleen door te brengen. Ook zonder pil voelt hij zich geladen met een grote vrolijkheid; als hij er een zou nemen zou hij overborrelen, wat niet nodig is. Wel konsentreert hij zich zo nu en dan op zijn testikels om ze alvast licht te prikkelen.
Een plotseling opkomende irritatie van 2e graads heftigheid - hij voelt hem nog voor hij hem ziet en de ander blijkbaar 1 sekonde later dan hij; zijn sensitiviteit is kennelijk groter, heeft ook z'n voordelen. (Dat hij hem uitgerekend hier moet tegenkomen; voorgeordend noodlot, bestuurd toeval? of -) Waarschijnlijk door het sterke verrassingselement heeft hij zijn reaktie niet in bedwang, reageert impulsief negatief, in die ene sekonde voor de ander gealarmeerd zijn bewustzijnsschild heeft gesloten. Priemt toe, desintegreert het krachtpatroon, waarna de man voor zijn ogen oplost en verdwijnt, om vrijwel onmiddellijk erop enige passen verder weer te materialiseren, hem verwijtend en zelfs enigszins kwaad aankijkend. Hij heeft spontaan spijt van zijn daad en biedt zijn verontschuldiging aan (verklaring waaróm vanzelfsprekend overbodig). De ander aksepteert, want begrijpt, zij het tegen zijn | |
[pagina 158]
| |
zin (: onverwerkte jeugdhaat, in leven gehouden door latere ontmoetingen met een sterk kompetitie-element; de ander meestal de meerdere in kapasiteiten). Of is er toch nog van enige rancune sprake (: terecht)? Voor alle zekerheid houdt hij zijn eigen schild voorlopig gesloten, tast het eerste uur nauwlettend zijn omgeving af op vijandige aanwezigheden. Het is tenslotte geen onverdeeld plezierige sensatie, niet zozeer omdat het pijnlijk zou zijn als wel door het gevoel even volledig verloren te gaan, nergens te zijn; het was ongeveer te vergelijken met het diepgaande desoriëntatiegevoel aan het begin van een verre ruimtevlucht wanneer de vertraagde tijd intrad. Zelf was het hem als volwassene een keer of twee overkomen; als kind uiteraard veel vaker omdat ze hun reakties toen veel minder in de hand hadden, nog niet de techniek bezaten om die in frakties van sekonden te korrigeren - als kind - // Breekt af, sluit de derde laag / niet nu, niet nu - Een paar snelle beelden sijpelen nog door, ontsnappen door een kier voor deze zich sluit: - : een kaal, haarloos kinderhoofd het zijne - een van de weinige toen - plagende bewustzijnen, maar onaanwijsbaar: nooit woorden, wijzende vingers - bewustzijn, hoofd van een van hen, dat hem achtervolgt, zelfs 's nachts, de sterkere, die er zelfs in slaagt soms zijn nog te zwakke schild even op te lichten ondanks zijn hevige verzet, een blik te werpen in de afgrond die zijn afgrond is en van niemand anders - // Hij proeft de napijn als een laffe smaak in de mond, sekonden lang - weg. Licht.
- Wat leest u? vraag ik. - Detectives voor het naar bed gaan en verder alleen biografieën, dan weet ik tenminste dat het waar is. - Geen autobiografieën dus? - Mijn moeder zei altijd: 't Staat in de krant, en ze bedoelde | |
[pagina 159]
| |
dan: dus is het waar. Voor haar was alles wat geschreven stond waarheid. - Voor u niet meer? - Nee, ik ben een stap verder. Ik zeg: - Liegen alsof het gedrukt staat. Hij lacht. - Liegen alsof het waar is, schrijven alsof het werkelijkheid is. - Voor mij dus: citeren alsof het werkelijkheid is. En hij: - Hoe letterlijker u citeert des te waarder en werkelijker het is. Ernstiger: - En alles wat u weglaat of vergeet doet afbreuk aan die werkelijkheid. - Wat is werkelijkheid, zeg ik en maak wasbeweging met mijn handen boven een denkbeeldig bekken, zoals ik het eens, nu al weer lang geleden, iemand anders heb zien doen. Napraten, nadoen. - Mijn werkelijkheid, zegt hij. - En wat is uw werkelijkheid? - Noteer maar, zegt hij, citeer mij maar. . .
maurits caransa liefhebbert in amsterdam Multimiljonair in onroerende goederen Maurits Caransa (49), (voor vrienden ‘Maup’) is aan het woord. Hij zit kennelijk prettig in zijn met palissanderhout beklede werkkamer op de parterre van het Doelenhotel. Voor hem een indrukwekkend bureau met vleugel waaraan eventueel vergaderd kan worden. Achter hem de ramen met uitzicht op het water van de Kloveniersburgwal, naast hem een tafeltje met 3 telefoons, waaronder een groene. Op het bureau een schrijfblok met aantekeningen. Boven de schoorsteen staat met sierlijke rode letters exploitatie-maatschappij caransa. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . | |
[pagina 160]
| |
Als kind lag je 's avonds in zo'n bedstee en dan gingen de klapdeurtjes dicht. Als je dan klaagde dat je niet kon slapen omdat het zo benauwd was, zei pa of moe: ‘Wat? Kun je niet slapen, ga dan maar naar het Doelenhotel.’ Dat Doelenhotel was daarom in mijn jeugd het toppunt van rijkdom. Als je daar alleen al een keertje mocht slapen. Nu heb ik het gekocht. Het heeft mij veel moeite gekost, maar ik zou en moest het hebben.
Op de parterre van dat Doelenhotel doet dezelfde man nu zaken in 't groot. Hij trekt een la open en haalt schema's en werktekeningen tevoorschijn van grote plannen in Amsterdam. . . Ik ben tot nu toe in 58 landen van de wereld geweest en daar heb ik altijd maar één wens. Zo gauw mogelijk weer terug te zijn in Amsterdam. Ik liefhebber zo'n beetje in Amsterdam. Ik wandel vaak door de stad en dan denk ik: dit zou moeten gebeuren en dat zou moeten gebeuren. Als ik dan 's avonds in bed niet lig te slapen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
caransa caransa caransa 1964: Caransa koopt behalve het Doelenhotel enige panden in de Kalverstraat, cafetaria Rutecks-Popularis, hoek Rembrandtplein en Reguliersbreestraat en restaurant San Marco in de Vijzelstraat - CARANSA CARANSA. 1965: Caransa koopt GOUDEN HOOFD - Caransa sluit café-restaurant Heck aan het Rembrandtplein - Caransa gaat hotel bouwen in Buitenveldert - Rutecks selfservice restaurant in de Kalverstraat verdwijnt - Caransa bouwt bioscoop op Rembrandtplein - Caransa bouwt winkelgalerij op Rembrandtplein - Caransa geeft bod (400%) voor Hotel de l'Europe in overweging - Vrijdag wordt CARANSA'S WINKELGALERIJ OP HET REMBRANDTPLEIN geopend. . . 32 boetiekjes. . . definitief begin van HET TIJDPERK CARANSA. . . CARANSA. . . CARANSA. 13 juni 1969: CARANSA VERWERFT AMSTELHOTEL. . . | |
[pagina 161]
| |
Verdeeling der Stad Amsterdam in Wijken, ter bediening der Wijkmeesteren van het Roomsch Katholijk Oude-Armen Comptoir, 1801
| |
[pagina 162]
| |
spectaculaire aankoop van beroemdste hotel van Amsterdam. . . pleisterplaats van vorstenhuizen en beroemdheden. . . Caransa in mini-warenhuizen - Caransa biedt 2¼ miljoen voor American Hotel - Caransa verkoopt American Hotel en Amstelhotel aan Britse hotelgroep Grand Metropolitan - CARANSA CARANSA. 1970: Caransa koopt hotel-restaurant SCHILLER - Caransa wil eigen handelsbank - Caransa's bezittingen nu 100 miljoen waard - CARANSA CARANSA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . En Maup Caransa wandelde met God door Amsterdam / en hij zag dat het beter kon.
Op een klein plein onder lage levende bomen stond een goed gemodelleerde of bijgemodelleerde jonge vrouw met overgave te stripteasen, aangemoedigd door een groep volwassen omstanders en enkele kinderen. Plekken zonlicht, boomkruingroot, in één ervan hij. Opgewekte vloeken, uitroepen fladderden als vlinders door de lucht, tussen de echte vlinders, en losten op, even nog een lichte vibratie achterlatend. Het was een tafreel zoals hij er in de loop van de dag al verscheidene had gezien op uiteenlopende plaatsen in de stad, op pleinen, straathoeken, luchtbusstations. Onaangekondigd; plotselinge impulsieve voorstellingen, liefdewerk, exhibitionisme? Wat deed het er toe zolang iedereen er plezier aan beleefde. Hij bleef staan tot ze zich helemaal ontkleed had: klassieke techniek, misschien wel millennia oud; vinger ritsend langs onzichtbare sluiting: open. Naakt. Psst. Daarna begon het pas, als het goed was, en het was goed; komiese stijl. Lichaam uitstekend onder kontrole. Kon haar borsten laten ronddraaien, eerst met de wijzers van de klok mee, daarna in om- | |
[pagina 163]
| |
gekeerde richting en tenslotte beide aan elkaar tegengesteld. De truuk oogstte een groot applaus; bij de meeste andere stripteasers, de vrouwelijke tenminste, bleef het bij wat kleiner of groter, wat puntiger of peervormiger maken van de borsten, ze wipbeweginkjes laten maken, extra bloedstuwing naar de tepels zodat ze Mars-rood werden, etc., maar deze was een ware kunstenares. Kon zelfs een derde, pseudoborst plasticeren, ongeveer ter plaatse van haar solar plexus, één nauwelijks minder groot dan de vleeskern van de twee echte. Applaus. Vervolgens liet ze haar schaamhaar recht overeind staan als een soort broskuif en de smalle strook buikhaar langzaam omhoogkruipen tot aan haar navel. Applaus. Ze glimlachte erkentelijk, geheimzinnig; had kennelijk nog meer pijlen op haar boog. Grote plastiese beheersing. Konden alleen vrouwen. (Mannelijke stripteasers, luier als ze waren, slaagden er hooguit in hun oren te laten draaien, hun neus te vervormen of erekties te verwekken op bevel van vrouwelijke toeschouwers, waarna ze hun penis wip- of draaibewegingen lieten maken, iets wat hij zelf ook kon; eenmaal slechts had hij een jongen, die toch al twee behoorlijke vetkwabben had, een paar redelijk grote borsten zien stulpen.) - En toen, terwijl de omstanders hun adem inhielden en een paar mannen tussen hun tanden floten, zag hij de schaamlippen zwellen; en al opzwellend stulpten ze zich langzaam voorwaarts, werden puntiger en puntiger, tot er een komplete geërekteerde penis tussen haar dijen naar voren stak. Het was een grotesk gezicht en het geheel deed hem denken aan sommige oude schilderijen in het stedelijk museum alhier. Fabuleus. Toen het applaus weggestorven was gaf hij haar een hand, betuigde zijn bewondering voor haar kunnen en liep verder, een aangename tinteling in zijn ledematen die hem de rest van de middag niet meer verliet. Hier wonen dacht hij verder lopend en, pillen bijna overbodig. | |
[pagina 164]
| |
De buitenlijnen liepen - binnenlijnen waren er niet, de ruimte binnen de uiterlijke begrenzing was volmaakt vol - liepen zacht glooiend in elkaar over en sneden elkaar zonder elkaar te raken. En terwijl het de lijnen volgde en langs het glimmend gepolijste oppervlak gleed, ervoer het: alleen zó kon het en niet anders. Glijden als een blik, glashelder: onzichtbaar. Zuiver. Wentelend om en door zichzelf in één ononderbroken beweging die tegelijk stilstand was. (Waar eerder ervaren?) Zuiver. Glashelder. Gleed, bijna onmerkbaar, een vliesdunne, niet bestaande barrière doorbrekend, onder de gladde huid van het oppervlak, dezelfde - uiterlijke - lijnen nu van binnenuit volgend, zuiver, koel, zuiver, nog steeds doorwentelend, om en door zichzelf, in de ononderbroken beweging die het werd/was en die tegelijk stilstand was: en wist: het kón niet anders: dit was de volmaakte uitdrukking van een zuiver idee dat (nu ook in hem) vorm had gekregen: zijn vorm. Het onderging de koele extase van zijn idee, van zichzelf: een volledig kunstmatig voorwerp, met als geen ander doel dan zichzelf: het had voldoende aan zichzelf: onnatuur, dwz. geen steen bijvoorbeeld, dwz. een voorwerp dat het niet eerder in de natuur had aangetroffen, maar nu het er eenmaal was ervoer het 't als volkomen natuurlijk en noodzakelijk, ja, enige andere vorm van natuur was in die vorm zelfs niet meer denkbaar. En ondervond: de bewonderende blikken van de voorbijgangers die op hem afschampten, glad en glanzend, niets konden toevoegen in of aan hem en zijn vorm soms niet eens als noodzakelijk ondervonden (: de noodzaak was in feite alleen van binnenuit te ervaren, niet van buiten: het is erin, het is volmaakt, een volmaakte noodzaak: Kijk! Kijk!) Na zich enige tijd gekoesterd te hebben in die volmaaktheid - staties en dynamies, gespannen en ont- | |
[pagina 165]
| |
spannen tegelijk - begon het deze te ondergaan als een tekort, als - vreemd, vreemd - juist als een vorm van onvolmaaktheid, en het gevoel dat in hem ontstond was te vergelijken met dat wat het, in anderen, had ondergaan als ergernis. Ergernis. Die het nu ook - vaag en nauwelijks of niet bewust - onderkende als bestanddeel van de bewondering in sommige blikken die langs en over hem streken en die op zijn volmaakte oppervlak afschampten. Het probeerde enkele blikken wat langer aan zich te hechten, in zich op te zuigen, om ze toe te voegen aan zijn volmaaktheid en zich zodoende uit zijn begrenzing te bevrijden, grenzen waarin het gevangen zat als een idee van een vlieg in een web van (voor anderen) onzichtbare draden, maar geen blik drong tot hem door, voegde iets toe. Het/het bevond zich alleen in zijn besloten universum van uniekheid en volmaaktheid, en het bleef dit: voorgoed? - voorgoed: dacht: ook vanbuiten zou mijn noodzaak duidelijk gemaakt moeten worden. Het moet mogelijk zijn. Kijk! kijk naar me! En ineens voelde het geen tekort; geen tekort en geen volmaaktheid.
De zuigkracht is al op honderd meter voelbaar en wordt sterker naarmate hij het park dichter nadert. Kort erop ziet hij een kleine groep mensen staan en meer verspreid in het rond een paar honderd toeschouwers die hun ogen gericht houden op een punt ongeveer vijf meter boven de grond. Een zacht, laag gebrom stijgt op uit het kerngroepje dat dicht opeen staat in een kleine sirkel. Zelfs waar hij zich bevindt ervaart hij de konsentratie als enorm, bijna massief van dichtheid, schat haar op 70%. Een grote geanimeerdheid maakt zich van hem meester. Hij | |
[pagina 166]
| |
aarzelt niet, maar voegt zich in enkele passen bij hen, stemt af, ‘ziet’. Ziet het objekt waartoe ze gezamenlijk besloten hebben en konsentreert zich, al zijn gedachte-energie in dezelfde richting stuwend als zij, dezelfde vorm helder voor zijn innerlijk oog: ieder detail haarscherp, iedere plooi in de kleding, elke rimpel, porie in de huid. Tegelijk stijgt, ongewild, ook een donker gebrom op uit zijn keel. Mmm. . . Tijdgevoel gaat verloren, er moeten zich nog enkele personen bij hen/hem gevoegd hebben, want hun gezamenlijke kracht neemt nog toe. De opwaartse persing groeit, de reeds gerichte energie verdicht zich nog meer en nadert nu het verzadigingspunt. En ineens, met wat glazige ogen en wijde pupillen van konsentratie, ziet hij het, ziet de eerste vage materie boven hun hoofden ontstaan, het eerste zichtbare, ondoorzichtbare denksel: het. In het volgende tijdsverloop eist de verdere verdichting van de denkmaterie al hun energie op en als de dichtheid groot genoeg wordt bevonden begint (zonder afzonderlijk overleg) het gedetailleerde kneden, het persen, vormen en hervormen, als in oude tijden een individuele beeldhouwer die een beeld maakt voor individueel gebruik of individuele emotie. En dan, opnieuw een voor hem onbepaalde tijdsduur later omdat hij al vormend het gevoel heeft volledig tijdloos te zijn, hangt het op ongeveer vijf meter boven de grond reëel in de lucht: een welgeschapen volwassen mens, in wie iedereen de interplanetaire vormselkampioen kan herkennen, tevens kandidaat voor het presidentschap van de thuisplaneet. Uit het applaus dat om hem heen losbreekt valt op te maken dat men hem inderdaad herkent en dat de keuze een ieders instemming heeft, anders zou hij wel herkend maar uitgefloten zijn. Een grote gemeenschappelijke voldoening vervult hen/hem iets geschapen te hebben dat er voordien niet was: een herkenbare, natuurgetrouwe menselijke gestalte uit eigen energie voortgekomen, weliswaar geen oorspronkelijke konseptie, maar toch een konkrete krachtsprestatie, die bewondering | |
[pagina 167]
| |
wekt bij anderen dan de makers zelf: een momentane, minuten durende groepsmyte. Met een inderdaad laatste krachtsinspanning laten ze hun naschepping zijn rechterhand opheffen en de aanwezige toeschouwers groeten - Vale! - nieuw applaus -; daarna doen ze hun konsentratie langzaam afnemen; het donkere gebrom wordt zwakker en langzaam vervaagt de figuur nu, zowel in zijn kontoeren als kwa materie, wordt vluchtiger en lost ten slotte geheel op in de lucht terwijl het keelgebrom stopt. Hij slentert weer verder, als individu nog niet geheel uitgeput maar wel moe - is het niet meer gewend - kreatief beelden als gemeenschapsspel werd op zijn achtergebleven planeet beschouwd als een dekadent spel voor onvolwassenen, zonde van de energie. Hier niet gelukkig. Vooral tegen de avonduren zag je op vele plaatsen in de stad spontaan groepen vormen voor een scheppingssessie. Niet alleen geïdealiseerde figuren werden geschapen, ook dieren in alle stadia van duidelijkheid, een hond, een kat, een lemming - meer oefenstof -, verder gnooms, abstrakte figuren, satiries gevisualiseerde persoonlijkheden, naast volstrekt nieuwe, vooraf overeengekomen vormen; mislukkingen werden uitgefloten, weggedacht door de omstanders. Een enkele maal vonden opzettelijke deformaties plaats, bij wijze van sarcasme: iemand met een gekke neus, of met koeieoren of helemaal geen oren, iets dat in werkelijkheid nooit voorkwam omdat iedereen de kunst van het zelf-plasticeren nu wel in die mate beheerste. Daarnaast werden soms met elkaar konkurrerende personen gevisualiseerd - nooit dieren -, politici of geleerden, sporthelden, goeroes, die tegen elkaar werden ingezet in een vriendschappelijk maar letterlijk image vernietigende kompetitie; ook historiese figuren over wier plaats in de historie men het niet eens was werden wel hergekreëerd en aan een konkrete discussie onderworpen - wel, hij zou zich vandaag niet meer laten verleiden er aan deel te nemen - moest zijn energie voor iets anders bewaren - over een uur al, een uur. . . | |
[pagina 168]
| |
‘Rembrandtplein voor 90% van mij’‘Negentig procent van het Rembrandtplein is nu van mij. Of beter gezegd: 800 hele vierkante meters vloeroppervlak dáár is niet in mijn bezit. Een kapsalon, een Chinees restaurant en nog wat kleinere cafés, het is eigenlijk het noemen niet waard.’ De heer M. Caransa, Amsterdams bekendste projectontwikkelaar, zegt het met nadruk. Gistermiddag heeft hij z'n zoveelste slag op het plein geslagen door hotel Schiller voor een onbekend aantal miljoenen guldens over te nemen en hij is daar duidelijk trots op. . . / Het Rembrandtplein is toch het hart van Amsterdam. Je mag toch wel even trots zijn als je dat hart bijna helemaal bezit? Het is een plek die we moeten proberen te houden zoals ze nu is. Een rustig plein, zonder oproer, waar de mensen niet de kans lopen gemolesteerd te worden - met sfeer bovendien. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het hele Rembrandtplein bezitten is zeker niet Caransa's grote wens. Hij zegt: Laat dat Chinees restaurant en die kapsalon maar bij de huidige eigenaars. Ook die zaken werken mee aan die typische sfeer daar. Daar moet je niet aan gaan zitten rommelen. Bovendien, die negentig procent is me voldoende. In totaal heb ik daar een slordige 30 miljoen gulden aan uitgegeven voordat ik het allemaal bezat. Jaarlijks levert het plein me twee miljoen gulden op, wat toch geen gek rendement is. Natuurlijk zou ik nog wel een paar wijzigingen willen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . |
|