De geboorte van een geest
(1974)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
der mens geproefd heeft, maar de slavenhandel zoals bedreven, aangemoedigd en uitgelokt door de kristelijke blanken (Paulus: Een ieder moet gehoorzamen in de roeping waarin hij wordt geroepen. Calvijn: Geestelijke vrijheid kan samengaan met burgerlijke en wereldlijke dienstbaarheid.) heeft de afrikaanse volken in een tot dan toe ongekende mate gekorrumpeerd en ontmenselijkt, zozeer zelfs dat voormalige slaven het systeem als normaal gingen beschouwen. Quassi begon als vrij man meteen slaven te houden, de Sociëteit van Suriname had neger-vrijkorpsen in dienst die met een fretachtige vasthoudendheid bosnegerdorpen aanvielen en vluchtenden achtervolgden en Surinaamse negers die vrijgelaten werden weigerden in de landbouw te gaan om reden dat ze geen slaven hadden die voor hen konden werken. (Zoals bekend begonnen ook de vrijgelaten en vrijgekochte amerikaanse negerslaven in de voor hen opgerichte staat Liberia onmiddellijk zelf slaven te houden.) Ze hadden allemaal goede voorbeelden in de machthebbers en meerderen van hun thuislanden toen ze zelf meerderen werden. In feite zijn de blanken zelf maar weinig op daadwerkelijke slavenjacht gegaan; een enkele maal lichtten ze onverhoeds het anker als er veel inheemse handelaars aan boord waren. Over 't algemeen echter was het veel gemakkelijker en voordeliger om het maken van slaven aan de Afrikanen zelf over te laten. Vaak waren dit krijgsgevangenen. Aan de Goudkust bv. nam de slavenhandel toe met de groei van de staat Ashanti. Krijgsgevangenen werden verkocht tegen ammunitie, waarmee weer nieuwe oorlogen konden worden gevoerd. In dit geval waren het politieke oorlogen, die ten doel hadden de staat machtiger te maken of de grootheid ervan te verdedigen, maar in andere delen van Afrika, zoals in Angola of Senegambié, werden meer en meer oorlogen gevoerd met geen ander doel dan de verwerving van een zo groot mogelijk aantal slaven. Hele dorpsbevolkingen werden zo weggevoerd. Ook waren de blanken zeer bekwaam in het ontdekken van zg. ‘samenzweringen’ tegen de plaatselijke regering of stamhoofden in de politiek zeer verdeelde kustgebieden, waarbij de | |
[pagina 304]
| |
‘samenzweerders’ dan veroordeeld werden tot verkoop aan slavenhandelaars. In toenemende mate werden ook andere vergrijpen of simpele verdenking van hekserij op deze wijze beboet. Aan de Slavenkust, waar de Nederlanders goede relaties hadden o.a. met de koning van Ouidah, was het mensenvlees om een andere reden heel goedkoop en rijkelijk te krijgen (:soms een slaaf voor een handvol zout, of zelfs twee slaven). Volgens A. van Dantzig in ‘Het Nederlandse aandeel in de slavenhandel’, waaraan ook bovenstaande gegevens werden ontleend, ontwikkelden de sociale instellingen in de nieuwe kuststaten zich tegen de achtergrond van de slavenhandel. ‘Polygamie nam er zulke extreme vormen aan, dat er een groot overschot aan ongehuwde mannen moet zijn geweest. Er waren aan de kust niet veel oorlogen en niettemin werd een groot deel van de mannelijke bevolking als slaaf verkocht. Waar op de Goudkust de mannen niet meer dan 2 of 3 vrouwen hebben, de voornaamsten onder hen 10 of 20, merkt de nederlandse handelaar en schrijver Willem Bosman in zijn ‘Naauwkeurige Beschryving van de Guinese Goud-, Tand-, en Slavekust (Amsterdam, 1709) op, heeft de gewone man er in Ouidah 40 tot 50, ‘Kapiteinen’ 3 tot 400 en de koning zelf er 4 tot 5.000. ‘De mannen syn hier so wonderlyk minyverig op hun wyven, datse deselve op het alderminste vermoeden aen de Europeanen, om vervoerd te worden verkoopes’. Veel ‘overspelige’ vrouwen werden als slavin verkocht. Maar voor een man was het nog gemakkelijker om in slavernij te geraken. Het aanraken van een anders vrouw, al was het maar per ongeluk, was al voldoende, waarbij ook al zijn familieleden verkocht konden worden. Het was zelfs verboden de vrouwen van de koning maar aan te kijken en aangezien dat er duizenden waren kon men gemakkelijk tot deze misdaad vervallen. A. van Dantzig stelt dan ook dat het niet anders kan dan dat de Slavenkust de meeste slaven ‘uit eigen produktie’ leverde. Voor verdere gegevens zij naar zijn boek verwezen. Bovenstaande historiese feiten werden uiteraard niet verstrekt met het oogmerk de schuld van de blanke handelaars geringer te | |
[pagina 305]
| |
doen lijken; vooral om deze reden werd deze passage niet in het kader van de tematiese kollage zelf opgenomen: zij valt er min of meer buiten, maar aan de andere kant wou ik de achtergrond van het houden van slaven door Quassi niet onvermeld laten. De korrumperende invloed van deze walgelijke commercie, waarin ook Amsterdamse kooplieden met geld participeerden, werkte in veel opzichten diepgaander en wijdvertakter dan men uit de schoolgeschiedenisboekjes meestal te weten komt, waarbij nogmaals wordt opgemerkt dat het laatste (illegale) slavenschip in 1880 de oceaan overstak. |
|