De geboorte van een geest
(1974)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
groot en uitgestrekt uit; een woud van vijf honderd schepen, die in verscheidene groepen voor de stad liggen, de zich ver uitstrekkende zeekust, die tot aan Alkmaar en Enkhuizen uitloopt, de ontelbare zeilboten op de Zuiderzee - er is een leven en een grenzeloosheid in dit alles die zich niet laat beschrijven. Aan het zeewezen is eigen dat het zeer veel omvat en, zo menige wetenschap, als wiskunde, mechanica, physica, astronomie, geographie aanwendt, de verre werelddelen met elkaar verbindt, de volkeren tezamenbrengt, de produkten aller landen op éen plaats verzamelt en de ideeën aldaar vermeerdert, versneld in omloop brengt en steeds scherper beproeft en loutert. Het is onmogelijk bij de aanblik van zoveel schepen zich niet iets van dit grote werk der mensen in gedachten voor te stellen, ja, men ervaart het eigenlijk in zijn gehele omvang, als de totaalindruk van de vele, hier tot éen geheel verenigde zaken. Want deelt men dit geheel weer in zijn afzonderlijke onderdelen op, hoe klein en verbrokkeld en nietig schijnt dit alles dan niet? Het geheel neemt vorm aan en verwezenlijkt zich in het bestaande zonder dat iemand volgens een bepaald plan werkt of laat werken en de allerbezigsten hier zouden het zich niet eens kunnen voorstellen hoe zeer hun arbeid slechts stukwerk is, hoe zeer ze zelf maar kleine raderen, maar machines en werktuigen zijn. Het geheel is daarom ook niet aanwezig, behalve in de verbeelding van diegene die het omvamen kan. Aan hem doen zich de grote resultaten voor, terwijl hij van een zekere afstand toekijkt. Echter een al te dichte nabijheid tot de afzonderlijke zaak, die de mensen zich hier als einddoel stellen en waarop ze al hun werk betrekken, verbergt voor hen de samenhang, de verschijningsvorm als geheel. (Georg Forster, 1790) |
|