gen er een ketter bij te mogen begroeten in hun kring. In een oogwenk had zich de cirkel om mij heen gesloten en de oude La Fontaine, een grijsaard van bij na zeventig j aar en van beroep advocaat, stak zijn hoofd door de hoofdenrij en beijverde zich de eerste woorden tot de conversatie bij te dragen: ‘Mijnheer Bahrdt, vertelt u ons eens, bestaan er bij u nog mensen die aan de drie-eenheid geloven?’
Deze komische vraag, die alle welkomstwoorden overbodig maakte, deed iedereen in lachen uitbarsten en gaf meteen de toon aan. Ik stond in het midden als een candidaat die geëxamineerd wordt. Iedereen zocht zijn eigen vraag in te brengen en al hetgeen men mij vroeg bestond uit satire op dogmatiek en priesterdespotisme, waarover ik me dan uitvoerig uitliet, de broeders met mijn antwoorden hartelijk amuserend. Dat was de enige heerlijke avond die ik in Amsterdam doorbracht. Mijn dagelijkse bezigheid bestond uit het op de beurs en in de koffiehuizen contacten maken die voor het doel van mijn reis gunstig schenen.
En er is op de wereld niets geestdodenders en ongenietbaarders dan een Hollands koffiehuis. Alle die ik bezocht hadden de volgende fraaiheden gemeen. Het geheel bestond uit een langwerpige kamer, volgestouwd met tafels en stoelen. Als men binnenkwam kon men vanwege de tabaksrook niet verder zien dan drie passen.
Soms was het zo stil als in een kerk. De dikke buiken en ronde pruiken, waarop grote hoeden prijkten, zaten rondom op de stoelen geplant alsof ze er op vastgespijkerd waren. Om de haard, waarin de gloeiende turfhoop op de platte aarde ligt, terwijl pas op hoofdshoogte de schoorsteenkap begint, ontdekt men een halve maan van tien tot twaalf stoelen, waarop de originelen van het Hollandse flegma zitten: hun buiken in de makkelijkste ruststand, beide handen, die een pijp vasthouden, op de dikke lendenen, het hoofd hangend, de ogen op het vuur gericht, met een gelaatsuitdrukking die de mediterende geleerde uitbeeldt. Soms beweegt zich een mond en hoort men een vraag, zonder uit enige hoofdbeweging te kunnen opmaken tot wie ze gericht is, waarna