gen zouden worden gestraft met het afsnijden ‘van de tong “uyt den mond” en van beide ooren, voorts met brandmerken aan het voorhoofd en tenslotte met levenslangen dwangarbeid ten dienste van den lande en wel over dag aan een ketting gekluisterd of geboeid en 's nachts van andere slaven afgezonderd opgesloten.’ De oorspronkelijke eigenaar kreeg dan een vergoeding voor een nieuwe slaaf...
Zo'n levende doodstraf gold natuurlijk niet in geval weer eens een ‘exempel’ moest worden gesteld, zoals na de slavenopstand in Berbice van 1764. Gebleken was namelijk tijdens de akties ‘dat men niet gaarn een Neger wil dooden, om dat zy zo kostbaar zyn, en dit weeten die Schurken misschien ook wel, het welk hun ongemeen stoutmoedig maakt.’ Na een lange onderhandelingsperiode met de leider der opstandelingen en een voorstel tot vreedzaam samenleven tussen blanken en negers, werden de opstandelingen door de inmiddels gearriveerde hulptroepen verslagen. Van ‘eene strenge Regsoefening, welke met de beestagtigheid der daaden overeenkomstig, aan de kwaadaardigsten der Rebellen geschiedde’ doet de ‘Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Amerika’, dl. II, verslag (Amsterdam, 1767).
‘Hun Opperhoofd Atta, aan een Paal vastgemaakt zynde met een Ketting, werden hem van 's morgens af tot 's middags toe, telkens om 't half Kwartiers Uurs, vier neepen gegeven met een gloeijende Tang, op vier byzondere plaatsen van zyn Lighaam. Middelerwyl werden agt Negers levendig geradbraakt, waar onder een Vrouwmensch was, het welk eenige Kristen Vrouwen op het onmenschelyke hadt doen vermoorden, en, uit wraakzugt, van dezelver Bloed gedronken. Dit ontaarde Schepzel bleef ruim twee Uuren in 't Leven, na dat haar Armen en Beenen aan stukken geslagen waren. Vervolgens werden zeventien Negers opgehangen, eenige anderen geroosterd en geduurig met Tangen geneepen; waar na men het Hout, rondom het gedagte Opperhoofd der Rebellen, in brand stak; doch zodanig, dat hij wel anderhalf Uur in de Vlammen bleef leeven,